Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Het gehuurde wordt opgeleverd in de staat waarin het zich thans, bij ondertekening van deze overeenkomst, bevindt.
gaan op dezelfde voet op de vennootschap over.
3.Beoordeling
grief 1 en grief 2 in incidenteel hoger beroepstellen de vraag aan de orde of Vanhier is gebonden aan (de) verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst 2006, in het bijzonder de verzwaarde onderhoudsverplichting voor de huurder op grond van artikel 9, of dat andere afspraken gelden. Deze grieven zullen hieronder gezamenlijk worden behandeld.
grief 3 in principaal hoger beroepvolgt dat [appellant] niet eist dat Vanhier het pand in nieuwstaat moet houden en opleveren, terwijl de kantonrechter nog van de veronderstelling uitgaat dat [appellant] die eis wel stelt. Ook [appellant] is, naar het hof begrijpt, in hoger beroep van mening dat dit niet volgt uit artikel 9 van de huurovereenkomst 2006 (of de daaraan gelijkluidende bepaling in de huurovereenkomst die in 2007 tussen partijen tot stand gekomen is).
De grieven 5 en 6slagen in zoverre.
Opname binnen “oude pand”ten aanzien van de nummers 1, 3, 4, 5, 7a, 9, 14, 15, 18 en 22 ten aanzien van door [bedrijf 3] opgenomen gebreken noteert dat deze (zo leest het hof: dienen te) worden hersteld. Met betrekking tot
Opname binnen “nieuwe pand”geldt dat voor de nummers 6, 9, 10, 11 en 13. Hetzelfde geldt met betrekking
tot Opname buiten “oude pand”voor de nummers 2, 4 en 7 (schoonmaak en herstel) en met betrekking tot
Opname buiten “nieuwe pand”ten aanzien van de nummers 2 en 5 (schoonmaak en herstel). In zoverre wordt dus aangesloten bij de in de rapportage van [bedrijf 3] opgenomen gebreken. De factuur van [bedrijf 4] ad € 1.208,46, die slechts ziet op vier posten (CMC tussenprofiel, Knauf renoband in emmer, klein materiaal en arbeidsloon) sluit op al deze nog te herstellen gebreken geenszins aan en biedt onvoldoende reden om aan te nemen dat de door Vanhier zelf onderkende posten die herstel vergden daadwerkelijk zijn hersteld en ook overigens voor haar standpunt dat zij wel tijdig en volledig aan haar onderhoudsverplichting heeft voldaan. De mogelijkheid van schade voor [appellant] is dan ook voldoende aannemelijk en Vanhier is als huurder daarvoor aansprakelijk. Verwijzing naar de schadestaat zal volgen voor de vaststelling van die schade. In deze vervolgprocedure zullen ook de overige door [appellant] opgevoerde, maar betwiste en daardoor in deze procedure niet vast te stellen gebreken verder aan de orde kunnen worden gesteld.
grief 7 in principaal hoger beroep, waarmee [appellant] de proceskostenveroordeling in eerste aanleg heeft bestreden, in zoverre doel treft.
Grief 8 in principaal hoger beroepheeft geen zelfstandige betekenis. Vanhier zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten van de procedure in eerste aanleg en van het principale hoger beroep, met uitzondering van de kostenveroordeling in het incident in eerste aanleg.
4.Beslissing
€ 10.000,00;