Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.SHIPCAR C.V.,
[appellante 2],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
Shipcar C.V. en [appellante 2] hoofdelijk, des dat een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.240,25 (incl. btw) althans tot betaling van een zodanig bedrag dat en/of binnen een zodanige termijn die uw rechtbank juist acht;
gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over alle onder de proceskostenveroordeling vallende bedragen vanaf veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag van voldoening.’
5.Beoordeling
retour openstaande leningen van 20192020. actuele stand is 0’. Hiermee heeft [geïntimeerde] ondubbelzinnig ‘
een 0-lijn gesteld’, die alle ondernemingen binnen de Shipcar groep aanging. Alleen om deze reden heeft [naam] de betalingen aanvaard, aldus – steeds – Shipcar c.s.
in die tijd’ aan [naam] te kennen heeft gegeven ‘
dat met deze betalingen niets meer door en van hen te vorderen was door de ondernemingen binnen de Shipcar groep’, en (iii) dat [geïntimeerde] op 24 oktober 2020 geen voorbehoud heeft gemaakt. De betalingen aan [naam] en [geïntimeerde] zijn immers verricht vanaf de bankrekening van Shipcaryachts International B.V. Dit betreft een andere vennootschap dan de C.V. Shipcaryachts International B.V. is bovendien een onderneming waarvan [naam] en [geïntimeerde] samen bestuurder waren, maar voor de C.V. geldt dat niet (zie 3.2 en 3.4 hiervoor). Tot slot wijst de omschrijving bij de betalingen: ‘
retour openstaande leningen van 20192020. actuele stand is 0’ op leningen ‘
van 2019-2020’ en niet op een aan de C.V. verstrekte lening uit 2014. Shipcar c.s. hebben ook overigens geen feiten of omstandigheden gesteld die een succesvol beroep op rechtsverwerking rechtvaardigen. Aan dit oordeel doet niet af dat [geïntimeerde] lang heeft stilgezeten voordat hij de lening opeiste, zoals Shipcar c.s. stellen. Ook in samenhang met de overige gestelde feiten en omstandigheden is dit tijdsverloop namelijk onvoldoende om verlies van de aanspraak van [geïntimeerde] op betaling van € 25.000 aan te nemen.
dubbel’ moet worden betaald, welke situatie Shipcar c.s. kennelijk met hun beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid beogen te voorkomen, doet zich dus niet voor. Ook overigens zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken om dit verweer van Shipcar c.s. te kunnen honoreren.
€ 1.531(tarief III × 1 punt)