ECLI:NL:GHAMS:2023:3488
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.C. Toorman
- M.E. Hinskens – van Neck
- M.J.R. Brons
- Rechtspraak.nl
Huurrecht woonruimte: bewijs van hoofdverblijf in het gehuurde
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een huurgeschil tussen Stichting Rochdale en twee geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. De zaak betreft de vraag of [geïntimeerde 1] zijn hoofdverblijf in de gehuurde woning heeft, zoals vereist volgens de huurovereenkomst. Rochdale had eerder in kort geding ontruiming van de woning gevorderd, maar de kantonrechter had de vorderingen afgewezen. Rochdale ging in hoger beroep en stelde dat [geïntimeerde 1] niet in het gehuurde woonde, maar in het buitenland verbleef.
Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde 1] voldoende bewijs heeft geleverd dat hij zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft behouden. Het hof heeft daarbij gekeken naar getuigenverklaringen, documenten en andere bewijsstukken die door [geïntimeerde 1] zijn overgelegd. Het hof concludeert dat Rochdale niet heeft aangetoond dat [geïntimeerde 1] zijn hoofdverblijf naar het buitenland heeft verplaatst of dat hij in een andere woning in Nederland woont. De grieven van Rochdale zijn verworpen en de bestreden vonnissen zijn bekrachtigd. Rochdale is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in huurgeschillen, vooral met betrekking tot de vraag waar een huurder zijn hoofdverblijf heeft. Het hof heeft de bewijswaardering van de kantonrechter onderschreven en geconcludeerd dat [geïntimeerde 1] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet heeft geschonden.