Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
advocaat: mr. J.H.M. Daniëls te Sittard,
geïntimeerde,
advocaat: mr. S. van der Kamp te Amsterdam.
1.1. De zaak in het kort
2.2. Het geding in hoger beroep
Mr. Daniëls heeft dit gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die aan het hof zijn overgelegd. Ten slotte is arrest gevraagd.
3.Feiten
3.6 [appellante] heeft op de voorstellen van Oranjeveste afwijzend gereageerd.
Voorstel 4 (op basis van uw huidige locatie):
(…)
“
Het moment van uitvoering kan in overleg plaatsvinden en is niet zozeer afhankelijk van de duur van de bouw. Zodra de nieuwe voorgevel gereed is kan de winkel van [...] worden verplaatst, maar dit kan ook op een later tijdstip.(…)
Daarin(in de bijlagen, hof)
is tevens een prognose opgenomen van de tijd die met de verschillende werkzaamheden is gemoeid.We gaan er van uit dat de werkzaamheden in een tijdsbestek van 4 werkweken kunnen worden uitgevoerd. (…) Belangrijk om op te merken is dat niet alle werkzaamheden na elkaar uitgevoerd hoeven te worden, maar dat meerdere disciplines zijn betrokken bij de verplaatsing van de winkel van [...] en dat veel werkzaamheden gelijktijdig plaats zullen vinden.”
Volgens de planning duren de werkzaamheden 40 werkdagen, uitgesplist als volgt: 9,5 dag werkzaamheden Oranjeveste en 30,5 dag werkzaamheden [appellante] . In de planning staat dat de werkzaamheden deels gelijktijdig en dus binnen vier weken kunnen worden uitgevoerd.
4.4. Beoordeling
De gevorderde veroordeling om mee te werken aan de renovatie is eveneens toegewezen. Aan deze veroordeling is een dwangsom verbonden met een maximum van € 15.000,-.
[appellante] komt met zes grieven op tegen deze beslissing van de kantonrechter. Aangezien er geen grieven zijn gericht tegen het (instructie)vonnis van 20 augustus 2021 en dit vonnis ook niet meer bevat dan een instructie aan partijen om ter zitting te verschijnen gaat het hof ervan uit dat dit vonnis geen onderwerp vormt van het hoger beroep.
Het hof zal achtereenvolgens ingaan op de bezwaren van [appellante] .
Het hof is verder van oordeel dat gelet op deze relatief beperkte periode van sluiting, in redelijkheid niet van Oranjeveste kan worden verwacht dat zij voorziet in een vervangende winkelruimte. Dit afgezet tegen de kosten die met een vervangende winkelruimte en de inrichting daarvan gepaard zullen gaan. Daar komt nog bij dat [appellante] nimmer heeft gereageerd op het aanvankelijke aanbod om te voorzien in zo’n ruimte.
Daarnaast is tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep door Oranjeveste toegelicht dat volgens de huidige planning de winkel in september 2024 zal moeten sluiten en begin oktober 2024 weer kan openen, aan het begin van het kwartaal waarvan [appellante] stelt dat zij normaal gesproken veel omzet genereert. Begin januari 2024 zal het bouwteam bekend maken op welke datum de werkzaamheden exact starten. De aannemer die hiervoor is geworven is gewend om werkzaamheden te verrichten in een stedelijke omgeving en werkt met een ‘fixed date’. Dat betekent dat er een garantie wordt afgegeven voor de datum waarop de werkzaamheden zijn afgerond. [appellante] heeft dan nog ruim de tijd om hiermee rekening te houden, met haar inkoop van de collectie en de planning van de door haar zelf uit te voeren werkzaamheden.
In de eerste plaats gaat [appellante] er ten onrechte vanuit dat een renovatievoorstel pas redelijk is in het geval een volledige compensatie van de schade wordt aangeboden. Hiervoor is in wet- en regelgeving noch in jurisprudentie steun te vinden. In de tweede plaats kan de door [appellante] in hoger beroep ingebrachte opstelling (à € 169.744,70) haar geen soelaas bieden. Desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellante] namelijk erkend dat de opstelling, die door Oranjeveste gemotiveerd is bestreden, niet afkomstig is van een onafhankelijke deskundige, maar van een vennootschap met – uiteindelijk - dezelfde eigenaar als [appellante] . Het hof is van oordeel dat [appellante] haar bezwaar tegen de geboden compensatie met objectieve en specifieke informatie had moeten onderbouwen en ziet geen aanleiding om verder onderzoek te (laten) doen naar de verschillende onderdelen van deze opstelling. De vraag of alle opgevoerde werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de herinrichting van de winkel zoals deze door Oranjeveste wordt opgeleverd en of het daarvoor begrote aantal uren reëel is kan daarom verder onbesproken blijven.
Het bewijsaanbod van [appellante] kan, gelet op wat hiervoor is overwogen niet tot een andere beslissing leiden en wordt daarom gepasseerd. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.