In deze zaak hebben de opdrachtgevers van een nieuwbouwwoning een Afbouwgarantie met Certificaat Zekerheidsstelling afgesloten met Betaal Garant Nederland CV en een bedrag van € 10.000 in depot gestort bij Stichting BGN Zekerheidsstelling. Dit depot was bedoeld ter bescherming in het geval van faillissement van de aannemer. Na het treffen van een schikking met de aannemer, waarbij deze afstand deed van het depot, vroegen de opdrachtgevers het depotbedrag terug. Betaal Garant Nederland CV werd veroordeeld om het depotbedrag aan de opdrachtgevers te betalen op basis van de overeenkomst, Stichting BGN Zekerheidsstelling op basis van ongerechtvaardigde verrijking, en de bestuurder op basis van bestuurdersaansprakelijkheid.
Het hof heeft vastgesteld dat de opdrachtgevers een overeenkomst van aanneming van werk hadden gesloten met DRZM Bouw en dat zij op 23 september 2019 een Afbouwgarantie met Betaal Garant afsloten. De Algemene Voorwaarden van de Afbouwgarantie gaven aan dat bij faillissement van de aannemer het depotbedrag binnen vijf werkdagen aan de opdrachtnemer moest worden uitbetaald. Na de schikking met de aannemer, die op 15 februari 2021 werd bevestigd, vroegen de opdrachtgevers om uitbetaling van het depot, maar deze werd geweigerd.
In hoger beroep hebben de opdrachtgevers de veroordeling van Betaal Garant en BGN Zekerheidsstelling tot betaling van het depotbedrag geëist, evenals de aansprakelijkheid van de bestuurder. Het hof oordeelde dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kon worden gemaakt omdat hij verantwoordelijk was voor het niet uitbetalen van het depotbedrag aan de opdrachtgevers. Het hof vernietigde het eerdere vonnis voor zover het de vorderingen jegens de bestuurder afwees en veroordeelde deze tot betaling van het depotbedrag, evenals de buitengerechtelijke kosten en proceskosten.