ECLI:NL:GHAMS:2023:3423

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.327.012/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling in een complexe ouderschapskwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de beëindiging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling met de kinderen, terwijl de moeder zich verzette tegen deze uitbreiding en ook een verhoging van de kinderalimentatie vroeg. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader € 58,- per kind per maand aan kinderalimentatie moest betalen, maar partijen kwamen overeen dat dit bedrag vanaf de datum van de beschikking van het hof zou worden verlaagd naar € 25,- per kind per maand.

Het hof oordeelde dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, wat een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt bij gezamenlijk gezag. De communicatie tussen de ouders was ernstig verstoord, en de vader had zijn toestemming voor belangrijke beslissingen over de kinderen vaak geweigerd of daaraan voorwaarden verbonden. Dit leidde tot een situatie waarin de kinderen niet de stabiliteit en voorspelbaarheid kregen die zij nodig hadden. Het hof concludeerde dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk was dat de moeder alleen met het gezag over hen werd belast.

Wat betreft de omgangsregeling oordeelde het hof dat de huidige regeling van drie uur per week niet voldoende was voor de vader om een goede band met de kinderen op te bouwen. De kinderen gaven aan op dit moment geen contact met de vader te willen, en het hof respecteerde deze wens. De vader werd aangespoord om de band met zijn kinderen te herstellen, maar het hof vond het niet in het belang van de kinderen om de omgangsregeling te wijzigen. De beslissing van de rechtbank werd in zoverre bekrachtigd, en het hof wees het verzoek van de vader tot uitbreiding van de omgangsregeling af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.327.012/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/725283 / FA RK 22-7092 (PB MW)
Beschikking van de meervoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A]
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.H. Wormhoudt te Ruinerwold,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A]
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T. Hoekx-Audiffred te Amsterdam.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A]
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 6 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 3 mei 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voornoemde beschikking.
2.2
De moeder heeft op 3 juli 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vader heeft op 7 augustus 2023 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de moeder van 24 oktober 2023, met bijlagen (productie 21-24);
- een bericht van de vader van 27 oktober 2023, met bijlagen (productie 1-6);
- een bericht van de moeder van 31 oktober 2023, met bijlage (productie 25).
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 3 november 2023 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V.D. Aelbers.
2.6
De voorzitter heeft op 9 november 2023 met de kinderen gesproken. Van dat gesprek is een zakelijk verslag opgemaakt dat op 13 november 2023 aan partijen is verzonden.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld uiterlijk 27 november 2023 daarop te reageren.
Van geen van partijen is een reactie ontvangen.

3.De feiten

3.1
Uit de (in 2010 verbroken) relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk: de ouders) zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2008 te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2010 te [plaats A]
(hierna gezamenlijk: de kinderen).
De vader heeft de kinderen erkend.
Tot aan de bestreden beschikking oefende de moeder alleen het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 16 oktober 2013 heeft de rechtbank bepaald dat de vader omgang zal hebben met de kinderen, in onderling overleg nader tussen partijen te bepalen, indien mogelijk in ieder geval drie uur per week en dat de vader aan de moeder € 25,- per kind per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna: kinderalimentatie). Het verzoek van de vader om hem gezamenlijk met de moeder met het gezag over de kinderen te belasten, is daarbij afgewezen.
3.3.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam heeft op 1 juni 2023 de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar Thailand op vakantie te gaan in de periode van 20 juli tot 30 augustus 2023, of, indien de reis in die periode niet doorgaat, vóór 30 augustus 2024 in de schoolvakanties van de kinderen voor een periode van maximaal zes weken. De voorgenomen reis in 2023 is wegens gezondheidsproblemen van de partner van de moeder geannuleerd. Het hof heeft in het hoger beroep tegen de beslissing van de voorzieningenrechter bij beschikking van 1 augustus 2023 de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering wegens het ontbreken van spoedeisend belang bij de gevorderde voorlopige voorziening voor de zomervakantie in 2024. Het hof heeft daarbij vervangende toestemming verleend voor [minderjarige 1] om mee te gaan op een reis naar [plaats] in de periode van 12 tot 19 augustus 2023 en vervangende toestemming aan de moeder verleend om met de kinderen in de herfstvakantie 2023 af te reizen naar een Europese bestemming, onder veroordeling van de vader om aan de reizen medewerking te verlenen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover nu van belang en met wijziging van de beschikking van 16 oktober 2013, bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over de kinderen worden belast en dat de vader met ingang van 6 februari 2023 € 58,- per kind per maand aan kinderalimentatie dient te betalen aan de moeder.
Het verzoek van de vader tot uitbreiding van de omgangsregeling, te weten:
- dat de beide kinderen iedere maandagmiddag vanaf 17.00 uur bij hem komen en dat zij dan bij hem verblijven tot woensdagochtend wanneer ze aansluitend weer naar school gaan;
- dat zij eenmaal per veertien dagen een weekend bij hem verblijven van zaterdagnamiddag 19.00 uur tot zondag 11.30 uur;
- dat de kinderen de helft van de feestdagen, alsmede gedurende een week in de voorjaarsvakantie en een week in de kerstvakantie, alsmede tijdens de schoolvakanties gedurende een periode van tien aaneengesloten dagen bij hem zijn,
- dan wel een omgangsregeling in goede justitie vast te stellen,
heeft de rechtbank afgewezen.
Ook heeft de rechtbank afgewezen het verzoek van de moeder tot verhoging van de kinderalimentatie, voor zover dat verzoek het bedrag van € 58,- per kind per maand te boven gaat.
4.2
De vader verzoekt in het principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, alsnog zijn verzoek tot uitbreiding van de omgangsregeling toe te wijzen en de door de moeder verzochte verhoging van de kinderalimentatie alsnog af te wijzen.
4.3
De moeder verzoekt in het principaal hoger beroep de verzoeken van de man af te wijzen. In het incidenteel hoger beroep verzoekt zij, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek van de man om gezamenlijk gezag alsnog af te wijzen en haar zelfstandig verzoek tot verhoging van de kinderalimentatie alsnog toe te wijzen.
4.4
Vanwege de onderlinge samenhang zal het hof hierna de grieven van partijen gezamenlijk per onderwerp behandelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Omdat de vader de Spaanse nationaliteit heeft, heeft de onderhavige procedure een internationaal karakter. De rechtbank heeft kennelijk geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over de verzoeken van partijen te oordelen. Dat oordeel is juist, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Tussen partijen staat - terecht - niet ter discussie het impliciete oordeel van de rechtbank dat het Nederlandse recht van toepassing is op de verzoeken van partijen, dus zal ook het hof dat als uitgangspunt nemen.
Gezag
5.2
Op grond van artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3
De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte de ouders gezamenlijk met het gezag over de kinderen heeft belast. De communicatie tussen partijen is zeer moeizaam. De vader is erg wantrouwend jegens de moeder en verwijt haar dat hij de kinderen minder ziet. De kinderen zitten hiertussen. Zij komen klem te zitten en raken daardoor verloren. Het gezamenlijk gezag tast het gezinsleven van de kinderen aan en heeft daar een zeer negatieve invloed op. De vader is niet in staat om het gezag gezamenlijk uit te voeren, want het lukt op geen enkele wijze om tot overeenstemming of gezamenlijke afspraken te komen. De vader blijft verstrikt in het uiten van verwijten aan het adres van de moeder. Inmiddels is ook gebleken dat de vader zijn positie als gezaghebbende vader gebruikt om zijn eigen wensen door te duwen. Dat dit verstorend werkt op het contact met de kinderen, lijkt hij in het geheel niet te begrijpen, ook niet na uitleg. Het is niet in het belang van de kinderen dat er gezamenlijk gezag is, aldus de moeder.
5.4
De vader voert aan dat de rechtbank hem terecht mede met het gezag over de kinderen heeft belast. De omstandigheid dat de moeder grote moeite heeft om de vader te betrekken bij beslissingen aangaande de kinderen betekent niet dat om die reden de oude situatie (het eenhoofdig gezag) hersteld dient te worden. Redengevend voor de moeder om te willen terugkeren naar de oude situatie, en dus om de beslissing van de rechtbank aan te vechten, zijn feitelijk alleen de vakanties van de moeder en de kinderen, in verband waarmee om toestemming is gevraagd aan de vader. Andere — met de kinderen samenhangende — beslissingen zijn niet aan de orde geweest en zijn geen onderwerp van discussie tussen partijen geweest. Indien en voor zover de vader niet direct toestemming voor de reizen met de kinderen geeft, is dat niet om de moeder en de kinderen dwars te zitten, maar om nader geïnformeerd te worden over de reis. De vader meent dat bij het kunnen beoordelen van een vraag om akkoord te gaan met een reis, het niet zo heel bijzonder (en ook niet onacceptabel) is dat eerst nadere informatie wordt gevraagd over die reis. Als de communicatie een heikel punt blijft tussen partijen, is ondersteuning bij het wegwerken van die problemen meer geboden dan thans aan te sturen op wijziging van het gezamenlijk gezag, aldus de vader.
5.5
De raad heeft zich op de zitting in hoger beroep onthouden van het geven van advies over het gezag. Wel geeft de raad aan dat ouderlijk gezag inhoudt dat de ouder beslissingen over de kinderen mag en moet nemen, voorbij de eigen belangen, vanuit het belang van de kinderen en aansluitend bij wat zij nodig hebben en wat goed voor hen is. Om aan hun ontwikkelingstaken te kunnen toekomen, is voor kinderen voorspelbaarheid van groot belang. Zij moeten weten wat zij kunnen verwachten, wanneer wat wordt gedaan, en de ouders moeten zorgen dat hun woorden daden met elkaar overeenstemmen. Verder is continuïteit van belang, dit alles tezamen geeft kinderen de stabiliteit en veiligheid die zij behoeven. De raad vraagt zich af of de vader zich realiseert wat zijn uitingen en de wijze waarop hij beslissingen over hen neemt, betekent voor de jongens. Het stellen van voorwaarden voordat zaken voor de kinderen geregeld kan worden, zoals de vader doet, is niet in het belang van de kinderen. Het ontbreken van voorspelbaar contact tussen ouders is zorgelijk en de vraag is wat dat betekent voor de toekomst. Er zijn inmiddels al vervangende toestemmingsprocedures geweest en de moeder heeft aangegeven daar geen financiële ruimte voor te hebben. Dat vertaalt zich naar de kinderen, aldus de raad.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.7
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. De communicatie tussen partijen verloopt al jarenlang zeer moeizaam. De vader kampt met een psychische stoornis; een schizofreniespectrumstoornis volgens de moeder, een ongespecificeerde psychotische stoornis volgens de vader. Deze stoornis is van invloed (geweest) op de relatie tussen partijen. De ouders zijn eind 2010 – een half jaar na de geboorte van [minderjarige 2] – uit elkaar gegaan en vanaf dat moment heeft de moeder de zorg voor de kinderen gedragen, eerst alleen en later met haar huidige partner. Tussen de vader en de kinderen vond onregelmatig contact plaats, niet langer dan een paar uur per keer.
In 2013 heeft de rechtbank het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen en bepaald dat de vader omgang zal hebben met de kinderen, in onderling overleg nader tussen partijen te bepalen, indien mogelijk in ieder geval drie uur per week. In haar beschikking heeft de rechtbank geconstateerd dat sprake is van een strijd van de vader met de moeder en achterdocht van de vader jegens haar en dat de communicatie tussen de ouders is verstoord. In 2016/2017 is de vader opgenomen geweest in een psychiatrische kliniek vanwege een psychotische terugval. Door behandeling en medicatie is het de vader gelukt zijn leven daarna weer op orde te krijgen. Met behulp van Signs of Safety is het contact tussen de vader en de kinderen weer opgebouwd en is de afspraak tussen de ouders ontstaan dat de kinderen op de maandag vanuit school tot 18.00 uur bij de vader verblijven.
Medio 2021 is de vader met zijn baan bij de Mediamarkt gestart en volgt hij daarnaast een opleiding. Enkele maanden later heeft hij besloten te stoppen met zijn medicatie (antipsychotica). Tot aan de zomervakantie van 2022 hebben de vader en de kinderen elkaar nagenoeg wekelijks gezien. Vanaf augustus 2022 is daarin verandering gekomen. De vader heeft aan de moeder laten weten dat hij vanwege zijn werk niet langer op de maandag omgang met de kinderen kan hebben. Op het voorstel van de moeder de omgang te verplaatsen naar zijn vrije dinsdag is de vader niet ingegaan. Uit het dossier blijkt van berichten met een achterdochtige ondertoon van de vader aan de moeder. De omgangsregeling verloopt sindsdien niet volgens afspraak. In september 2022 heeft de vader aan de moeder gemeld dat het contact met haar niet meer rechtstreeks, maar alleen via advocaten moet plaatshebben. Sinds de vader in de bestreden beschikking mede met het gezag over de kinderen is belast, proberen partijen tevergeefs een ouderschapsplan op te stellen en afspraken te maken over de omgang en gezagsbeslissingen. De vader heeft zijn toestemming voor beslissingen over de kinderen geweigerd of daaraan voorwaarden verbonden. In maart 2023 heeft de vader voor het laatst contact gehad met [minderjarige 1] en hij heeft [minderjarige 2] voor het laatst gezien op diens verjaardag in mei 2023. Sindsdien is er geen contact geweest tussen de vader en de kinderen.
5.8
De vader stelt zich op het standpunt dat slechts de vakanties van de moeder met de kinderen onderwerp van discussie zijn tussen partijen. Uit de door de moeder overgelegde stukken blijkt echter dat partijen ook ten aanzien van andere beslissingen over de kinderen niet tot overeenstemming kunnen komen. Zo heeft de vader zijn toestemming geweigerd voor de schoolreis van [minderjarige 1] naar [plaats] . Pas na bemiddeling door de mentor van [minderjarige 1] heeft hij alsnog toestemming gegeven. Daarnaast heeft de vader zijn toestemming geweigerd voor het in beeld brengen en interviewen van [minderjarige 2] door het NOS Jeugdjournaal in het item over het Keti Koti scholenontbijt, waaraan de klas van [minderjarige 2] meedeed. Verder blijkt uit de beschikking van het hof van 1 augustus 2023 dat vervangende toestemming is verleend voor de citytrip naar [plaats] van [minderjarige 1] met een vriend en diens moeder en haar partner, omdat de vader aan zijn toestemming voorwaarden verbond zonder een concrete of reële zorg naar voren te brengen die weigering van die toestemming zou rechtvaardigen. Tot slot blijkt uit de door de moeder overgelegde e-mail van kinder- en jeugdpsychiater E. van der Meulen van 21 oktober 2023 dat de vader zijn toestemming weigert voor de ADHD-behandeling met medicatie van [minderjarige 1] en dat hij daarover ook niet met haar in gesprek wil gaan.
Voor alle voornoemde gezagsbeslissingen geldt dat het partijen niet is gelukt om in onderling overleg tot een compromis te komen. De vader wil niet in gesprek met de moeder en zijn lange e-mails aan haar zijn niet oplossingsgericht. De opstelling van de vader heeft ertoe geleid dat [minderjarige 1] enige tijd in onzekerheid heeft verkeerd of hij wel met zijn klas mee op schoolreis mocht. [minderjarige 2] heeft blijkens de overgelegde e-mail van zijn juf geworsteld met het niet mogen meedoen aan de opnames voor het Jeugdjournaal. Desgevraagd lijkt de vader zich niet te realiseren wat het voor de kinderen betekent om in onzekerheid te verkeren over het wel of niet doorgaan van een schoolreis of een vakantie.
5.9
Hoewel de vader stelt dat zijn handelen slechts is ingegeven door het belang van de kinderen, is het hof daarvan niet overtuigd geraakt. Zo heeft de vader desgevraagd ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij niet instemt met de ADHD-behandeling van [minderjarige 1] , omdat de moeder voorheen bij Arkin heeft gewerkt en dat dit wellicht de reden is dat de kinder- en jeugdpsychiater zegt dat [minderjarige 1] medicatie nodig heeft. De vader vindt het belangrijker dat [minderjarige 1] contact heeft met zijn kant van de familie voordat met een behandeling wordt gestart. Om dezelfde reden weigert hij zijn toestemming voor de vakantie naar Thailand. Hij meent dat de kinderen eerst samen met hem zijn familie in Spanje moeten opzoeken en dat een reis naar Thailand kan wachten. Het hof maakt hieruit op dat het handelen van de vader met name lijkt te zijn ingegeven door zijn eigen belang en zijn wens om (meer) contact met de kinderen. Het hof acht deze opstelling niet in het belang van de kinderen. Sterker nog, waar het de medische behandeling van [minderjarige 1] betreft druist het handelen van de vader in tegen het belang van [minderjarige 1] . In het gesprek met de voorzitter heeft [minderjarige 1] aangegeven dat hij last heeft van zijn ADHD en graag medicatie wil. Hij heeft moeite zich te concentreren op school en is inmiddels twee niveaus gezakt. In plaats van het gesprek daarover aan te gaan en tot een oplossing voor [minderjarige 1] te komen, kiest de vader ervoor de betrokken psychiater te diskwalificeren en zijn toestemming voor de ADHD-behandeling te weigeren. Zijn achterdocht jegens de moeder overheerst.
In de afgelopen periode is gebleken dat de kinderen bij gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen de ouders. Partijen zijn niet in staat in overleg te treden en afspraken te maken over de kinderen. De minimaal noodzakelijke basis voor de uitoefening van gezamenlijk gezag ontbreekt. Het ligt niet in de verwachting dat partijen in de nabije toekomst wel op ouderniveau met elkaar zullen kunnen overleggen over de kinderen. De vrees van de moeder dat telkens weer procedures nodig zijn om vervangende toestemming te verkrijgen, lijkt dan ook gerechtvaardigd.
Nu de kinderen opgroeien bij de moeder, moet zij in voorkomende gevallen snel beslissingen voor en over hen kunnen nemen, bijvoorbeeld bij medisch ingrijpen. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat de moeder ook daarvoor niet afhankelijk is van door de vader bij gezamenlijk gezag te geven medewerking of instemming.
5.1
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, komt het hof tot het oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen met het gezag over hen is belast. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover die ziet op het gezag over de kinderen, dan ook vernietigen en het inleidend verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag alsnog afwijzen.
Omgangsregeling
5.11
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.12
Het hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat sprake is van gewijzigde omstandigheden zoals is vereist in voornoemd wetsartikel, zodat het hof aan beoordeling van het verzoek van de vader toekomt.
5.13
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om uitbreiding van de omgangsregeling heeft afgewezen. Hij meent dat de huidige regeling van drie uur omgang per week veel te summier is om een behoorlijke band met de kinderen op te bouwen. De vader begrijpt dat het lastig is om pubers te enthousiasmeren voor het onderhouden van het contact, maar meent dat het niet in het belang van de kinderen is om hen daarin volledig vrij te laten, zoals de moeder nu doet.
De moeder acht de huidige omgang het meest haalbare op dit moment en meent dat zij haar
inspanning op dat vlak heeft geleverd. De kinderen zijn te oud om hen tot contact met de vader te dwingen. Bovendien dient de vader eerst naar zijn eigen aandeel in de situatie te kijken, alvorens hij naar haar wijst om de contactbreuk met de kinderen op te lossen, aldus de moeder.
5.14
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking ten aanzien van de omgangsregeling te bekrachtigen. De raad wijst erop dat de kinderen op dit moment voorspelbaarheid, continuïteit, stabiliteit en veiligheid nodig hebben. Uit de stukken maakt de raad op dat de jongens echt wel contact met de vader willen en dat dit ook belangrijk voor hen is, maar dat onvoorspelbaarheid aan de zijde van de vader hen op dit moment tegenhoudt. Indien het contact met de vader wordt vastgelegd in een uitgebreidere regeling, zullen kinderen daaraan moeten voldoen. De kinderen zijn inmiddels op een leeftijd waarop zij nog niet volledig kunnen overzien wat de gevolgen van hun keuzes en uitspraken zijn, maar zij zijn wel voldoende in staat om te verwoorden wat zij wel en niet willen en wat zij kunnen. De raad meent dat de huidige regeling passend is en verwacht dat als de vader weer meer beschikbaar en voorspelbaar is, de kinderen uit zichzelf contact met hem zullen zoeken.
5.15
In het gesprek met de voorzitter hebben de kinderen verteld dat zij op dit moment nog geen contact willen met de vader. Zij zijn teleurgesteld in hem door de manier waarop hij invulling heeft gegeven aan zijn ouderlijk gezag. Ook vinden zij de wijze waarop hij hen (en hun vrienden) benadert in zijn whatsapp-berichten vervelend. Hij stuurt hen lange, rare berichten. Zij vinden het jammer dat hij de band die zij in de afgelopen jaren hebben opgebouwd teniet doet met zijn vreemde gedrag, aldus de kinderen.
Het hof is met de raad van oordeel dat in dezen de wens van de kinderen moet worden gerespecteerd. De kinderen hebben inmiddels een leeftijd bereikt dat aan hun mening gewicht moet worden toegekend. Zoals de raad ook ter zitting in hoger beroep heeft opgemerkt, lijkt bij de kinderen de weg naar contactherstel niet volledig afgesloten. Het hof verwacht echter wel dat het afdwingen van contact met de vader een negatieve invloed zal hebben op de kinderen. Het zal de verhouding tussen de vader en de kinderen (verder) beschadigen en een contactherstel in de toekomst in de weg staan. Anders dan de vader heeft betoogd, is het hof niet gebleken dat de moeder het contact tussen de vader en de kinderen in de weg staat. Het is de vader die niet altijd even adequaat lijkt te kunnen reageren op de kinderen en zich niet in hen lijkt te kunnen verplaatsen. Zo heeft hij recent nog afwijzend geantwoord op de vraag van [minderjarige 2] of hij bij zijn vader langs mocht komen. Naar het oordeel van het hof ligt het op dit moment op de weg van de vader om de band met zijn kinderen te herstellen. Wellicht geeft de omstandigheid dat de moeder voortaan weer alleen verantwoordelijk zal zijn voor de beslissingen over de kinderen, bij de kinderen weer ruimte voor contactherstel.
Het hof acht het vaststellen van een omgangsregeling zoals de vader heeft verzocht op dit moment niet in het belang van de kinderen en is dan ook van oordeel dat de rechtbank het verzoek van de vader op de juiste gronden heeft afgewezen.
Kinderalimentatie
5.16
Ter zitting in hoger beroep hebben partijen overeenstemming bereikt over de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie en hebben zij het hof verzocht die overeenstemming in de beschikking vast te leggen.
5.17
Partijen zijn overeengekomen dat de vader met ingang van de datum van de beschikking van dit hof als kinderalimentatie aan de moeder een bedrag van € 25,- per kind per maand zal voldoen. In de door de vader aan de moeder over de periode van 6 februari 2023 tot heden te betalen kinderalimentatie komt geen wijziging. Die betalingsverplichting blijft het door de rechtbank bepaalde bedrag van € 58,- per kind per maand.
5.18
Het hof begrijpt uit bovengenoemde afspraak tussen partijen dat zij hun verzoeken in hoger beroep ter zake van de kinderalimentatie wijzigen overeenkomstig hetgeen zij zijn overeengekomen.
5.19
Nu het hof deze afspraak niet in strijd met de belangen van de kinderen acht, zal het hof overeenkomstig het verzoek van partijen beslissen. Dit betekent dat het hof de beschikking waarvan beroep zal vernietigen voor zover de tussen partijen overeengekomen afspraak afwijkt van de beslissing van de rechtbank.
5.2
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst het inleidend verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag over de kinderen af;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
bepaalt - met wijziging van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 oktober 2013 - dat de vader aan de moeder als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 6 februari 2023 tot heden € 58,- per kind per maand en vanaf heden € 25,- per kind per maand zal betalen, toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. C.E. Buitendijk en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier en is op 19 december 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.