ECLI:NL:GHAMS:2023:3407

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.332.343/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van echtscheiding en zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in het kader van een echtscheiding tussen hun ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling die door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] was aangevraagd. De vader steunde de verlenging, terwijl de GI aangaf dat de kinderen goed functioneren, maar dat er zorgen waren over hun emotionele ontwikkeling na een verblijf in Ghana met de moeder.

De procedure in eerste aanleg was gestart na een eerdere ondertoezichtstelling die op 14 juli 2022 was uitgesproken. De moeder had op 15 september 2023 hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter van 20 juni 2023, die de ondertoezichtstelling had verlengd. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 november 2023 zijn beide ouders, hun advocaten en een gezinsmanager verschenen. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen en de zorgregeling is in principe goed verlopen, hoewel er nog steeds spanningen zijn tussen de ouders.

Het hof heeft overwogen dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn, gezien de verbeterde situatie en de bereidheid van de ouders om samen te werken. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover deze de ondertoezichtstelling verlengde, maar heeft de eerdere beschikking voor het overige bekrachtigd. De ouders zijn in staat geacht om zelf afspraken te maken over de zorg voor hun kinderen zonder verdere ondertoezichtstelling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.332.343/01
zaaknummer rechtbank: C/13/733122 / JE RK 23-269
beschikking van de meervoudige kamer van 19 december 2023 inzake
[de moeder],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J. Robbers te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] ,
gevestigd te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [de vader] (hierna: de vader);
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kinderrechter) van 20 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 15 september 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 juni 2023.
2.2
De vader heeft op 3 november 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is verder nog ingekomen een bericht van de zijde van de moeder van 6 november 2023 met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 10 november 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de gezinsmanager namens de GI;
- de vader, bijgestaan door mr. W.F. Wienen, advocaat te Almere.
- V.E. Aelbers namens de raad.

3.De feiten

3.1
Uit het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren [minderjarige 1] [in] 2014 en [minderjarige 2] [in] 2015 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vader. De kinderen zijn in het kader van een co-ouderschapregeling de helft van de tijd bij respectievelijk de vader en de moeder.
3.2
Bij beschikking van 14 juli 2022 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 15 juli 2022 voor de duur van een jaar.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, op het verzoek van de GI, de ondertoezichtstelling van de kinderen met ingang van 15 juli 2023 verlengd tot 15 juli 2024.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de GI af te wijzen.
4.3
De vader verzoekt de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, met veroordeling van de moeder in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

Inleiding
5.1
De moeder is in de zomer van 2021 met de kinderen naar Ghana gereisd, naar zij stelt voor een vakantie. De vader stelt dat hij geen toestemming heeft gegeven voor deze reis en in Nederland een procedure kinderontvoering is gestart, waardoor de paspoorten van de moeder en de kinderen werden ingenomen en de moeder en de kinderen tot 1 november 2023 Ghana niet konden verlaten. Intussen is de vader een echtscheidingsprocedure gestart. Na haar terugkeer met de kinderen in november 2021 zag de moeder de kinderen onder begeleiding, tot augustus 2022. Tussen de ouders was sprake van een conflictueuze verstandhouding waarin zij elkaar over en weer beschuldigden en negatief spraken over de ander. Door het Ouder- en Kind Team (OKT) is hulpverlening ingezet. Toen het in het vrijwillig kader niet lukte om tot een uitbreiding van de zorgregeling te komen, is de ondertoezichtstelling uitgesproken, met instemming van de ouders. In september 2022 is een gezinscoach ingezet vanuit preventieve jeugdhulp (Jeugdspecialist in de Buurt) voor het maken van een ‘scheidingsverhaal’ dat de ouders aan de kinderen konden vertellen. In maart 2023 hebben de ouders een intakegesprek gehad bij Altra voor Ouderschap Blijft. Altra kan dit traject echter niet starten zolang er juridische procedures spelen, om welke reden de GI heeft geadviseerd aan Parallel Solo Ouderschap (PSO) te werken. Laatstgenoemd traject hebben de ouders inmiddels afgerond.
Wettelijk kader
5.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
Standpunt van de moeder
5.3
De moeder stelt dat niet aan de gronden van artikel 1:260 BW wordt voldaan. Zij is het niet eens met de door de kinderrechter opgesomde zorgen. Het lukt de ouders inmiddels om afspraken te maken en er is een duidelijke zorgregeling waaraan de ouders zich houden. Een ondertoezichtstelling dient er niet toe om de thuissituaties van de ouders te blijven monitoren of als wijze van anticipatie op eventueel toekomstig in te zetten hulpverlening.
De moeder is bereid om mee te werken aan hulpverlening. Zij heeft meegewerkt aan het hulpverleningsprogramma gericht op PSO. Altra heeft te kennen gegeven dat de moeder dit traject niet nodig heeft. De moeder verwijst verder naar het ongedateerde stuk van de Jeugdspecialist in de Buurt waarin deze schrijft prettig te hebben samengewerkt met de moeder, en de ongedateerde evaluatie PSO waarin Altra schrijft dat de moeder geen hulpvraag heeft en dat de GI evenmin punten ziet waaraan de moeder kan werken.
De moeder is het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, niet alleen omdat de noodzaak niet aanwezig is maar ook omdat de vader daarmee steeds een nieuw podium krijgt om de moeder te diskwalificeren. De GI lijkt mee te gaan in de dynamiek van de vader, aldus de moeder.
Standpunt van de vader
5.4
De vader vreest dat de moeder zal stoppen met de door de GI geboden hulpverlening als er geen ondertoezichtstelling meer is. Ook zal zij dan waarschijnlijk juridische procedures starten over de alimentatie en de zorgregeling. Verder verwacht hij een procedure over deelname van de kinderen aan het programma Rijksvaccinaties van de overheid, nu de moeder twijfelt over deelname.
De ouders communiceren nog steeds niet goed: de moeder gedraagt zich vijandig, betrekt de kinderen bij haar boosheid en zij informeert de vader niet volledig, zoals over logopedie voor [minderjarige 1] . Het vertrouwen van de vader in de moeder is laag gezien alles wat is gebeurd; niet alleen doordat zij zonder zijn toestemming naar Ghana is vertrokken met de kinderen, maar ook doordat zij meerdere keren een kort geding heeft aangespannen en doordat de hulpverlening van het OKT niet is gelukt. De vader acht een regievoerder nog steeds noodzakelijk. Door de aanhoudende spanningen tussen de ouders worden de kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd.
De vader heeft ter zitting in hoger beroep erop gewezen dat de raad al direct na terugkeer van de kinderen uit Ghana heeft gesteld dat er zicht moet komen op mogelijke trauma’s bij de kinderen; dat zicht is er nog steeds niet. Ook is nog niet door de ouders met de kinderen gepraat over alle gebeurtenissen, aldus de vader.
Standpunt van de GI
5.5
Volgens de GI gaat het goed met de kinderen in die zin dat het blije kinderen zijn die het goed doen op school. De GI heeft echter nog geen goed zicht gekregen op de emotionele ontwikkeling van de kinderen. De GI wil graag weten of, en zo ja welke, weerslag het verblijf van de kinderen met de moeder in Ghana op hen heeft gehad. De kinderen laten zich daar niet over uit en klapten dicht bij het laatste gesprek dat de gezinsmanager daarover met hen probeerde te voeren op 30 oktober 2023. In maart 2023 heeft Altra geadviseerd om handelingsgerichte diagnostiek in te zetten om te onderzoeken of de kinderen het gebeurde hebben verwerkt. Destijds stond de zorgregeling nog niet vast en waren de ouders van mening dat de kinderen al veel aan hun hoofd hadden, om welke reden niet is gestart met de diagnostiek. De GI is van mening dat de stap van diagnostiek nog wel moet worden gezet en wil daarvoor de ondertoezichtstelling gebruiken. Ook acht de GI het van belang dat de ouders hun communicatie verbeteren en verdere afspraken maken over de kinderen, welke afspraken zij vastleggen in een ouderschapsplan. De GI heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de moeder in het vrijwillig kader mee zal werken.
Advies van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, met dien verstande dat de GI binnen de resterende duur van de ondertoezichtstelling een concreet plan moet hebben voor de doelen waaraan moet worden gewerkt. Hoewel de raad constateert dat de ouders het beste willen voor hun kinderen en dat zij zich daarvoor inzetten vanuit hun eigen perspectief en mogelijkheden, ligt nog wel de vraag voor waarom de kinderen niet willen praten over wat zij hebben meegemaakt. Daarvoor is het van belang dat de ouders de kinderen een veilige, stabiele opvoedsituatie bieden met een basale vorm van communicatie tussen de ouders. De raad acht de ouders daartoe in staat met de toepassing van PSO. Het punt waar zij naartoe werken is nog wel onduidelijk, vandaar dat de raad adviseert de ondertoezichtstelling te laten voortduren en daarbinnen te werken aan het maken van concrete afspraken.
Beoordeling
5.7
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken.
Zowel de ouders als de gezinsmanager hebben verklaard dat het goed gaat met de kinderen; zij hebben hun achterstand op school ingehaald en het zijn vrolijke kinderen die vriendjes hebben en activiteiten ontplooien. Ook de zorgregeling verloopt in grote lijnen naar tevredenheid: na aanvankelijke strubbelingen zijn de ouders erin geslaagd de zorg bij helfte te delen. De GI heeft desgevraagd verklaard geen kindsignalen te zien. Toch acht zij een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk, omdat zij wil onderzoeken in hoeverre de kinderen hebben verwerkt wat zij hebben meegemaakt rond hun verblijf in Ghana en de echtscheiding van hun ouders. Hoewel het hof met de GI eens is dat de kinderen veel hebben meegemaakt, is het er niet van overtuigd geraakt dat een beschermingsmaatregel nodig – en aangewezen – is om duidelijk te krijgen of de kinderen onverwerkte ervaringen hebben waarmee zij hulp nodig hebben. Het onderzoek dat de GI voorstaat, betreft in feite een onderzoek naar de vraag óf er bij de kinderen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Het hof ziet daarin geen grond voor een ondertoezichtstelling gelet op het bepaalde in artikel 1:260 BW.
5.8
Een andere grond die door de GI (en de vader) is genoemd, is de communicatie tussen de ouders; voor het maken van nadere afspraken zouden zij hulp nodig hebben, bijvoorbeeld in de persoon van een Kindbehartiger. Naar het oordeel van het hof is er inderdaad nog sprake van echtscheidingsproblematiek van de ouders; zij zijn het niet over alles eens. Het hof acht de ouders echter wel in staat zelf een ouderschapsplan op te stellen, althans zelf verdere afspraken over de kinderen te maken, dan wel de benodigde hulp in te schakelen bij het maken van die afspraken. Dat zij daarin eerder, met behulp van het OKT, niet zijn geslaagd, wil niet zeggen dat zij daar nu nog steeds niet toe in staat zijn. Anders dan destijds is er nu een vaststaande, goed lopende zorgregeling. De ouders hebben inmiddels het traject PSO doorlopen. Dit is beëindigd in oktober 2023. Het verslag van Altra vermeldt dat de moeder op dit moment geen hulpvraag heeft en dat de GI op dit moment niet kan aangeven waaraan moeder nog kan werken. Uit een door de moeder overgelegde mailwisseling blijkt dat de ouders (zonder hulp van de gezinsmanager) afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de zorg tijdens de kerstvakantie. Bovendien ziet het hof bij beide ouders bereidheid tot samenwerking met elkaar en met hulpverleners. De moeder heeft ter zitting in hoger beroep expliciet toegezegd mee te willen werken aan hulpverlening in het vrijwillig kader. Gebleken is dat het vertrouwen van de vader in de moeder, vooral als gevolg van haar vertrek naar Ghana, een deuk heeft opgelopen. Het hof begrijpt dat de vader het fijn zou vinden om bij de verzorging en opvoeding van de kinderen en zijn communicatie daarover met de moeder een steuntje in de rug te krijgen van de jeugdbeschermer, maar het hof acht een ondertoezichtstelling niet (meer) het geëigende middel daartoe. De ouders moeten dat zelf kunnen. Zo nodig kunnen zij daarbij vrijwillige hulpverlening inschakelen. Ook kunnen zij een beslissing van de rechter over een gezagsuitoefeningskwestie vragen als zij daar onverhoopt in onderling overleg niet uit zouden komen. Daarbij acht het hof van belang dat niet is gebleken dat de kinderen last hebben van de wijze van communicatie tussen de ouders en daardoor in hun ontwikkeling bedreigd zouden worden.
5.9
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat de gronden voor een ondertoezichtstelling van de kinderen thans niet meer aanwezig zijn. Het hof zal de beschikking waarvan beroep dan ook in zoverre vernietigen en het verlengingsverzoek van de GI in zoverre alsnog afwijzen. Dat laat onverlet dat de gronden voor een ondertoezichtstelling ten tijde van de bestreden beschikking en ook tot voor kort nog wel aanwezig waren. De ouders hadden toen het traject PSO nog niet afgerond en er heerste nog meer onrust en onduidelijkheid. De bestreden beschikking zal dan ook in zoverre worden bekrachtigd.
5.1
De vader heeft in zijn verweerschrift aangeboden bewijs te leveren van zijn stellingen door middel van het overleggen van nadere schriftelijke bewijsstukken en het doen horen van getuigen, maar hij heeft dit bewijsaanbod onvoldoende gespecificeerd. Niet duidelijk is om welke stukken het gaat, waarom die stukken niet eerder in het geding konden worden gebracht, welke getuigen hij zou willen laten horen en wat zij zouden kunnen verklaren. Het aanbod zal reeds hierom worden gepasseerd.
5.11
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover daarbij de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is verlengd met ingang van heden;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het inleidend verzoek van de GI, voor zover betrekking hebbend op de verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode vanaf heden;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. M.J. Alt-van Endt en mr. L.M. Coenraad, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 19 december 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.