Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1], en
[appellante 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben appellanten [appellant 1] en [appellante 2] hoger beroep ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. De kern van de zaak betreft de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst op basis van artikel 1:88/89 BW. Het hof heeft in een eerder tussenarrest een bewijsvermoeden aangenomen ten gunste van Dexia, waartegen de appellanten tegenbewijs dienden te leveren. Tijdens de getuigenverhoren hebben de appellanten verklaard dat [appellante 2] pas na 13 maart 2000 op de hoogte was van de leaseovereenkomst II. Het hof oordeelt echter dat de verklaringen van de appellanten onvoldoende aanknopingspunten bieden om het bewijsvermoeden te ontzenuwen. De inconsistenties in de getuigenverklaringen en de schriftelijke verklaringen van de appellanten leiden tot de conclusie dat de getuigenverklaringen niet betrouwbaar zijn. Het hof bevestigt dat het bewijsvermoeden ten gunste van Dexia in stand blijft, wat betekent dat de vordering tot vernietiging van de leaseovereenkomst II was verjaard op de datum van de vernietigingsbrief. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep.