In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een pand aan de [straatnaam 1] 71-73 te [plaats] tegen twee geïntimeerden, die eigenaar zijn van een aangrenzend appartement. De VvE heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld om te verklaren dat zij gerechtigd is om een metalen trap aan te brengen en een vluchtroute door de tuin van de geïntimeerden te volgen. De kantonrechter heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen, maar de VvE is in hoger beroep gegaan omdat zij van mening is dat de door haar voorgestelde route de minst bezwaarlijke manier is voor de geïntimeerden. De geïntimeerden hebben echter betoogd dat de huidige situatie al een acceptabele nooduitgang biedt en dat de VvE niet kan eisen dat zij ingrepen dulden die hun belangen schaden. Het hof heeft geoordeeld dat de VvE niet kan aantonen dat haar voorgestelde vluchtroute de minst bezwaarlijke optie is en heeft de vorderingen van de VvE afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de VvE in de kosten van het geding in hoger beroep.