ECLI:NL:GHAMS:2023:318

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
23-002640-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling en bedreiging van politieambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1966, was eerder veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van een politieambtenaar, gepleegd op 3 juni 2021 te Haarlem. De politierechter had de verdachte schuldig verklaard, maar geen straf opgelegd voor de mishandeling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft het hoger beroep gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen hoger beroep openstond tegen de beslissing van de politierechter over feit 3. Het hof heeft de feiten van mishandeling en bedreiging onderzocht en de verklaringen van de aangever en verbalisant als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele tegenstrijdigheden. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan beide tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was voor de geleden schade. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, met inachtneming van de persoon van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002640-21
datum uitspraak: 9 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-145705-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1966,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van de onder feit 3 tenlastegelegde overtreding schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen voornoemde beslissing. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissing ten aanzien van feit 3.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Haarlem, een ambtenaar, [benadeelde partij01] , hoofdagent bij politie eenheid Noord-Holland gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [benadeelde partij01] een vuistslag/klap/stomp in het gezicht, althans tegen het hoofd, te geven;
2.
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Haarlem [benadeelde partij01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op een meter afstand van die [benadeelde partij01] dreigend een mes vast te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk nog aan de orde, zal worden vernietigd om proceseconomische redenen, nu het partieel bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen zou opleveren.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van beide tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft hij allereerst aangevoerd dat de verklaringen van de aangever en verbalisant [verbalisant01] onbetrouwbaar zijn en niet tot het bewijs kunnen bijdragen, nu deze deels tegenstrijdig zijn. Bovendien wordt de lezing van de verdachte ondersteund door de verklaringen die zijn ex-partner [naam01] en zijn dochter [kind01] op de terechtzitting bij de politierechter hebben afgelegd. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman tevens betoogd dat het enkele langs het lichaam houden van een mes niet van een zodanige aard is dat daardoor bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte het mes ook daadwerkelijk zou gebruiken. Daarbij had de verdachte ook geen enkele opzet op de bedreiging van de aangever.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof bestaat er geen aanleiding tot twijfel omtrent hetgeen door de aangever en verbalisant [verbalisant01] is gerelateerd. Het enkele feit dat er in de door hen afgelegde verklaringen in de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen en de verklaringen die zij hebben afgelegd bij de raadsheer-commissaris op ondergeschikte onderdelen tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dergelijke verschillen tussen verklaringen kunnen naar het oordeel van het hof immers worden verklaard door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, onder meer teweeggebracht onder invloed van emoties ontstaan door het delict en door tijdsverloop. Tussen de oorspronkelijke verklaringen en die bij de raadsheer-commissaris zit immers een periode van ruim 14 maanden. Daarbij overweegt het hof dat de verklaringen van de aangever en verbalisant [verbalisant01] grotendeels en op de belangrijke punten wel op elkaar aansluiten en in de kern consistent zijn. Het hof is dan ook van oordeel dat de verklaringen van de aangever en verbalisant [verbalisant01] betrouwbaar zijn en in hun geheel kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 2 overweegt het hof dat de verdachte door, direct na de fysieke confrontatie in de woning, een groot vleesmes te pakken en langs zijn lichaam te houden, terwijl de verdachte onder invloed van alcohol was en de aangever op ongeveer één meter afstand stond met een balustrade in zijn rug, op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Het hof acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 juni 2021 te Haarlem, een ambtenaar, [benadeelde partij01] , hoofdagent bij politie eenheid Noord-Holland, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [benadeelde partij01] een vuistslag in het gezicht te geven;
2.
hij op 3 juni 2021 te Haarlem [benadeelde partij01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door op een meter afstand van die [benadeelde partij01] dreigend een mes vast te houden.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezenverklaarde feiten 1 en 2 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde wederom zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van een verbalisant. Naar aanleiding van een melding van de verdachte vanwege overlast veroorzaakt door zijn buurman, waren twee verbalisanten van politie in zijn woning aanwezig. Nadat duidelijk was geworden dat geen prijs meer werd gesteld op hun aanwezigheid en zij op weg waren naar de voordeur, heeft de verdachte een van de verbalisanten in zijn gezicht geslagen. Vrijwel direct daarna heeft hij dezelfde verbalisant bedreigd door een groot vleesmes te pakken en dit, terwijl de verbalisant op een meter afstand en met een balustrade in zijn rug stond, vast te houden. Daardoor heeft de verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de verbalisant, maar hem ook vrees aangejaagd. Tevens heeft de verdachte hiermee het politiegezag ondermijnd.
Het hof heeft bij de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting die voor mishandeling en bedreiging gelden. Daarbij heeft het hof ten nadele van de verdachte meegewogen dat de feiten zijn begaan tegen een politieambtenaar.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze ziet op immateriële schade en bedraagt € 450,00, bestaande uit € 150,00 voor de mishandeling en € 300,00 voor de bedreiging. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het gedeelte van de vordering dat ziet op de mishandeling (€ 150,-) kan worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 6:106, eerste lid en aanhef onder b, van het Burgerlijk Wetboek, brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Door de benadeelde partij is onvoldoende gesteld dat hij zulke schade heeft geleden.
Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling pijn heeft ondervonden en daar ongeveer één dag last van gehad heeft, maar niet dat hij letsel heeft opgelopen. Dit gedeelte van de vordering (€ 150,00) zal om die reden worden afgewezen.
Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het op andere wijze in persoon zijn aangetast, is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Dit is uit het
dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken, zodat ook dit gedeelte van de vordering (€ 300,00) moet worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Koek, mr. N. van der Wijngaart en mr. R. van der Heijden , in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 februari 2023.