ECLI:NL:GHAMS:2023:3158

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
200.326.687/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder inzake niet-betaalde indexaties van alimentatie en loonbeslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft de niet-betaalde indexaties van kinderalimentatie en het daaropvolgende loonbeslag dat door de gerechtsdeurwaarder is gelegd. Klager, die in deze zaak de gerechtsdeurwaarder is, heeft in 2021 een exploot ontvangen van zijn ex-echtgenote, waarin hij werd gesommeerd om achterstallige alimentatie te betalen. Klager heeft betoogd dat de gevorderde bedragen onjuist waren en dat de gerechtsdeurwaarder niet zorgvuldig heeft gehandeld door uit te gaan van onjuiste aannames en berekeningen. De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft op 14 april 2023 een beslissing genomen, waarbij klachtonderdeel a. gegrond werd verklaard en de overige klachtonderdelen ongegrond. De gerechtsdeurwaarder kreeg een berisping en moest een schadevergoeding betalen aan klager. In hoger beroep heeft het hof de zaak behandeld op 26 oktober 2023. Het hof heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder inderdaad niet zorgvuldig heeft gehandeld, maar dat de maatregel van berisping te zwaar was. Het hof heeft daarom de maatregel van waarschuwing opgelegd, wat een lichtere sanctie is. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Het hof heeft de beslissing van de kamer gedeeltelijk vernietigd en de maatregel aangepast.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.326.687/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/711711 / DW RK 21/583
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 december 2023
inzake
[appellant],
gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats],
appellant,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde.
Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarder en klager genoemd.

1.De zaak in het kort

In 2021 is aan klager – in opdracht van zijn ex-echtgenote – een exploot van hun echtscheidingsbeschikking uit 2014 betekend door een aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegd gerechtsdeurwaarder, met het verzoek om achterstallige indexaties van kinderalimentatie te betalen. Toen een (toegezegde) inhoudelijke reactie van klager uitbleef, heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op het loon van klager. Daarna is een aantal keer contact geweest tussen klager, zijn advocaat en de gerechtsdeurwaarder, omdat volgens klager de gevorderde bedragen niet zouden kloppen. In deze tuchtprocedure verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij niet zorgvuldig heeft gehandeld doordat hij is uitgegaan van onjuiste aannames en berekeningen, waardoor klager onnodig op kosten is gejaagd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 8 mei 2023 een beroepschrift – met bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 14 april 2023 (ECLI:NL:TGDKG:2023:16).
2.2.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid een verweerschrift bij het hof in te dienen.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2023. De gerechtsdeurwaarder is verschenen, vergezeld van [naam]. Klager is samen met zijn huidige echtgenote verschenen. De gerechtsdeurwaarder, [naam] en de echtgenote van klager hebben het woord gevoerd; de echtgenote van klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
Op 23 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder van de ex-echtgenote van klager de opdracht ontvangen om bij klager niet betaalde indexaties van kinderalimentatie te incasseren. De opdrachtgeefster heeft bij de opdracht een specificatie van de vordering gevoegd. Uit de opbouw van de openstaande vordering aan kinderalimentatie volgt dat die erop berust dat de betaalde bijdrage vanaf 2012 (tot en met maart 2021) niet was geïndexeerd.
3.2.
Op 3 mei 2021 heeft een aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegd gerechtsdeurwaarder aan klager bij exploot de echtscheidingsbeschikking uit 2014 betekend met bevel om binnen twee dagen na heden aan de inhoud daarvan te voldoen door betaling van een bedrag van in totaal € 4.721,47.
3.3.
Bij e-mail van 4 mei 2021 heeft klager de gerechtsdeurwaarder bericht dat hij de stukken met zijn advocaat wilde bespreken en dat hij de week daarop contact zou opnemen met de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft tevens aangegeven een betalingsregeling te willen treffen.
3.4.
Op 20 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op het loon van klager.
3.5.
Bij e-mails van 15 juni 2021 is tussen de advocaat van klager en de gerechtsdeurwaarder (kort) gecommuniceerd over het gelegde loonbeslag.
3.6.
Bij e-mail van 16 juni 2021 heeft klager naar aanleiding van het loonbeslag contact opgenomen met (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft daarin uiteengezet dat en waarom de gevorderde bedragen niet klopten.
3.7.
Bij e-mail van 24 juni 2021 heeft de advocaat van klager een overzicht gestuurd naar (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder waaruit volgt dat de indexering op een later tijdstip zou moeten aanvangen, namelijk 2016. Klager zou te veel hebben betaald. Daarom heeft de advocaat verzocht het teveel afgedragene terug te storten.
3.8.
Bij e-mail van 7 juli 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder hierop gereageerd met een herberekening van de achterstand in de indexering vanaf 2015 tot en met juli 2021.
3.9.
Bij e-mail van 9 juli 2021 heeft de advocaat van klager gereageerd dat de vordering nog steeds niet correct was en bezwaar gemaakt tegen het doorberekenen van rente en kosten.
3.10.
Bij e-mail van 21 juli 2021 heeft (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de advocaat van klager en te kennen gegeven dat de kosten gehandhaafd zouden blijven omdat klager niet binnen de door hemzelf aangeven termijn had gereageerd op het bevel van 3 mei 2021.
3.11.
Na de (tweede en) laatste inhouding is het teveel ingehoudene gerestitueerd aan de werkgever en heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier gesloten.
3.12.
Bij e-mail van 27 augustus 2021 heeft klager een klacht ingediend bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder over de gehele gang van zaken. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 22 september 2021 inhoudelijk gereageerd op deze klacht.

4.De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende:
a. de gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van onjuiste aannames en berekeningen bij de vordering van de indexatie van de kinderalimentatie en bij het leggen van het loonbeslag;
de gerechtsdeurwaarder heeft klager gesommeerd voor een onjuist bedrag dat binnen twee dagen betaald moest worden; dit is onacceptabel kort;
klager heeft te veel betaald, omdat de gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van onjuiste aannames en berekeningen bij het loonbeslag;
het heeft lang geduurd voordat de gerechtsdeurwaarder heeft gereageerd op de klacht van klager van (omstreeks) 27 augustus 2021 en klager voelt zich geschoffeerd door de slotopmerking in de reactie van de gerechtsdeurwaarder van 22 september 2021;
klager heeft kosten voor juridische bijstand moeten maken. Klager wil dat de gerechtsdeurwaarder die vergoedt.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing klachtonderdeel a. gegrond verklaard en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Voor het gegronde klachtonderdeel heeft de kamer aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd. Daarnaast heeft de kamer de gerechtsdeurwaarder veroordeeld tot betaling aan klager van een bedrag van € 50,- voor de kosten van klager en een bedrag van € 50,- aan griffierecht, alsmede tot betaling van € 1.500,- aan de kamer in verband met de kosten van de behandeling van de zaak, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Verantwoordelijk gerechtsdeurwaarder
5.2.
Klager heeft zijn klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Evenals de kamer merkt het hof de in het kopje van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aan, nu ook in hoger beroep niet is weersproken dat hij voor de behandeling van dit dossier verantwoordelijk dient te worden gehouden.
Uitgaan van onjuiste aannames en berekeningen bij de vordering van de indexatie van de kinderalimentatie (klachtonderdeel a.)
5.3.
De kamer heeft vastgesteld dat in de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte en uitgebrachte exploten onjuiste bedragen zijn opgenomen en dat het een onjuistheid betreft die door de gerechtsdeurwaarder gemakkelijk had kunnen worden opgemerkt en waarover hij zijn opdrachtgeefster had moeten bevragen. Gelet op de cruciale rol van exploten in het rechtsverkeer is het van groot belang dat de gerechtsdeurwaarder bij het uitbrengen hiervan uiterste zorgvuldigheid betracht. In dezelfde mate geldt dat voor de inzet van een ingrijpend middel als beslaglegging. Nu daarvan in deze gevallen niet is gebleken is klachtonderdeel a. terecht voorgesteld, aldus de kamer.
5.4.
Het hof stelt het volgende voorop. Meer dan in andere gevallen is de gerechtsdeurwaarder bij executies van (niet betaalde indexaties van) alimentatiebedragen aangewezen op de opgave van zijn opdrachtgever van de hoogte van het verschuldigde. In de alimentatiebeschikking zelf wordt immers alleen de verschuldigdheid van toekomstige verplichtingen vastgelegd. Of en in hoeverre die verplichtingen zijn nagekomen, is niet door een rechterlijke uitspraak bepaald, maar blijkt uit de opgave van de alimentatiegerechtigde aan de gerechtsdeurwaarder. Dat houdt voor de gerechtsdeurwaarder onder meer in dat hij in dit soort zaken behoedzaam dient te opereren.
5.5.
Hoewel de gerechtsdeurwaarder door een opdrachtgever wordt ingeschakeld en hij in beginsel zijn ministerie dient te verlenen, dient hij als zelfstandig openbaar ambtenaar dergelijke opdrachten zorgvuldig te beoordelen, waarbij van hem een kritische houding mag worden verwacht. Hij heeft immers niet alleen te maken met de belangen van zijn opdrachtgever, maar ook met die van de wederpartij (zie ook gerechtshof Amsterdam 7 maart 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:694).
5.6.
In deze zaak werd door de opdrachtgeefster in 2021 aan de gerechtsdeurwaarder een echtscheidingsbeschikking uit 2014 ter executie aangeboden, onder opgave van een achterstand in betalingen van de indexaties vanaf januari 2012. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder vragen heeft gesteld over de gestelde achterstand over de jaren 2012 en 2013, terwijl deze jaren vielen voor die van de beschikking van 4 november 2014. De gerechtsdeurwaarder is daarom op dit punt onvoldoende kritisch geweest bij het beoordelen van de opdracht. Het hof is daarom, net als de kamer, van oordeel dat klachtonderdeel a. terecht is voorgesteld.
5.7.
Dat geldt echter niet voor de overweging van de kamer dat het de gerechtsdeurwaarder op het moment van executeren kennelijk is ontgaan dat de verjaringstermijn van een maandelijks te betalen alimentatiebijdrage vijf jaren betreft. Ter zitting in hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat hij de verjaring van de vordering en de stuiting daarvan heeft besproken met zijn opdrachtgeefster. Nu een gerechtsdeurwaarder marginaal dient te toetsen of de aan hem verstrekte gegevens voldoende grond bieden voor het gevorderde, mocht hij genoegen nemen met het door zijn opdrachtgeefster gegeven antwoord. Het hof is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder op het punt van de verjaring niet gehouden was tot het verrichten van verder onderzoek. Het vorenstaande doet overigens niet af aan het oordeel dat klachtonderdeel a. gegrond is.
Sommatie tot betaling binnen twee dagen (klachtonderdeel b.)
5.8.
Over dit klachtonderdeel heeft de kamer overwogen dat de gerechtsdeurwaarder zich met de (betalings)termijn van twee dagen geconformeerd heeft aan wettelijke termijnen, zodat de gerechtsdeurwaarder niet iets heeft gedaan dat hij niet had mogen doen. Het hof sluit zich bij dit oordeel van de kamer aan, de termijn van twee dagen volgt uit artikel 439 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof acht, net als de kamer, klachtonderdeel b. ongegrond.
Klager heeft te veel betaald (klachtonderdeel c.)
5.9.
De kamer heeft overwogen dat vaststaat dat het incasseren van de vordering is aangevangen met een onjuist bedrag, maar dat daarmee niet is gezegd dat klager te veel heeft betaald. Op een aantal momenten hebben er herberekeningen plaatsgevonden, die ertoe hebben geleid dat de vordering werd verminderd. Voor het geschil van klager met zijn ex-echtgenote over de hoogte van de (openstaande) vordering, had klager zich moeten wenden tot de (executie)rechter, aldus de kamer. Het hof is van oordeel dat het beroepschrift van de gerechtsdeurwaarder, het mondelinge verweer van klager en de verdere behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep geen aanleiding geven om tot een ander oordeel over klachtonderdeel c. te komen dan de kamer. Het hof acht, net als de kamer, klachtonderdeel c. ongegrond.
Het duurde lang voordat de gerechtsdeurwaarder reageerde op de klachtbrief van klager (klachtonderdeel d.)
5.10.
De kamer heeft geoordeeld dat – met inachtneming van de door de gerechtsdeurwaarder aan klager opgegeven vakantietermijn van twee weken – de gerechtsdeurwaarder binnen een redelijke termijn heeft gereageerd op de klachtbrief van klager. De gerechtsdeurwaarder eindigt zijn brief als volgt:

Het staat u vrij om een klacht in te dienen maar het kan niet zo zijn dat u mij onder druk tracht te zetten om aan u bedragen te restitueren onder dreiging van het indienen van een klacht.” De kamer heeft geoordeeld dat, ook al heeft klager de gewraakte slotopmerking als grievend ervaren, naar tuchtrechtelijke maatstaven de gerechtsdeurwaarder de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt niet heeft beschaamd of belemmerd. Het hof sluit zich bij dit oordeel van de kamer aan en maakt dit tot het zijne, zodat ook klachtonderdeel d. ongegrond is.
Vergoeding kosten voor juridische bijstand (klachtonderdeel e.)
5.11.
Het hof is met de kamer van oordeel dat, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving, de kostenvergoeding voor juridische bijstand (ingeval van een gegronde klacht waarbij een maatregel wordt opgelegd) zich beperkt tot specifieke werkzaamheden/handelingen die zijn verricht door een professionele gemachtigde binnen deze klachtprocedure. Klager heeft zelf de klacht ingediend en zich niet laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Daarom komt klager niet in aanmerking voor een kostenvergoeding voor juridische bijstand. In het algemeen geldt voorts dat in een tuchtprocedure niet de mogelijkheid bestaat om aan een klager een schadevergoeding toe te kennen. Ook dit klachtonderdeel e. acht het hof daarom, net als de kamer, ongegrond.
Maatregel
5.12.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, evenals de kamer, van oordeel is dat klachtonderdeel a. gegrond is en de overige klachtonderdelen ongegrond. De maatregel zoals door de kamer is opgelegd zag ook op het kennelijk over het hoofd zien van de verjaringstermijn van vijf jaar. Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet gehouden was daarnaar meer onderzoek te doen dan hij feitelijk heeft gedaan. Gelet op deze omstandigheden acht het hof de maatregel van waarschuwing, dus een lichtere maatregel dan de kamer heeft opgelegd, passend en geboden.
Geen kostenveroordeling in hoger beroep
5.13.
Het hoger beroep van de gerechtsdeurwaarder heeft gedeeltelijk succes, want het leidt tot oplegging van een minder zware maatregel. Het hof ziet daarom af van een kostenveroordeling in hoger beroep.
Conclusie
5.14.
Het voorgaande leidt ertoe dat de beslissing van de kamer niet geheel in stand kan blijven, omdat aan de gerechtsdeurwaarder een lichtere maatregel zal worden opgelegd. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen voor zover het betreft de opgelegde maatregel en voor het overige de beslissing van de kamer bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, voor zover het betreft de aan de gerechtsdeurwaarder opgelegde maatregel;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023 door de rolraadsheer.