AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hypotheekfraudezaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De betrokkene was eerder veroordeeld voor het meermalen medeplegen van valsheid in geschrift, specifiek in het kader van hypotheekfraude. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 159.673,00 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had dit bedrag in een eerder vonnis van 23 mei 2019 vastgesteld op € 42.718,25, en de betrokkene was verplicht gesteld tot betaling van € 37.718,25.
In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen ter hoogte van € 48.135,75. Dit bedrag is vastgesteld op basis van een vergelijking tussen de illegale en legale situatie van de verkoop van zes panden, waarbij het hof rekening hield met de kosten en de opbrengsten van de verkoop. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de betrokkene verplicht tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat.
De verdediging had betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege overschrijding van de redelijke termijn, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, en dat de betrokkene onvoldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om te betalen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verplichting tot betaling aan de Staat werd opgelegd.
Voetnoten
1.Een proces-verbaal met rapportnummer PL17R3-127/2010, zijnde het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (ex artikel 36e lid 2 Sr) van 25 oktober 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar (hierna: het ontnemingsrapport).
2.Een proces-verbaal met nummer PL17R3-127/2010 van 11 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar, inclusief de bijlagen met gegevens van [bedrijf03] NV.
3.Een geschrift, zijnde een verkort rapport inzake [adres06] van [naam01] , [naam02] & [naam03] van 6 februari 2006.
4.Ontnemingsrapport, pagina’s 18-41.
5.Ontnemingsrapport, pagina’s 42-48.
6.Ontnemingsrapport, pagina 50, par. 5.4.3.
7.Een proces-verbaal met nummer PL17R3-127/2010 van 11 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar, inclusief de bijlagen met gegevens van [bedrijf03] NV, dossierpagina’s 242-245 ( [adres04] en [adres05]), 246-250 ( [adres07] ), 261-265 ( [adres03] ) en 275-278 ( [adres02] ).
8.Een geschrift, zijnde een verkort rapport inzake [adres06] van [naam01] , [naam02] & [naam03] van 6 februari 2006.
9.Ontnemingsrapport, pagina 50, par. 5.4.3.
10.De schriftelijke verklaring van [medeverdachte01] van 20 januari 2017, voorgehouden door de voorzitter ter terechtzitting in eerste aanleg van 6 april 2017 en opgenomen in het proces-verbaal van die terechtzitting. Zie ook bewijsmiddel 10 van het hof in het arrest in de strafzaak tegen de betrokkene van 9 februari 2023.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 6 april 2017 en opgenomen in het proces-verbaal van die terechtzitting. Zie ook bewijsmiddel 13 van het hof in het arrest in de strafzaak tegen de betrokkene van 9 februari 2023.