ECLI:NL:GHAMS:2023:3128

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
200.308.599/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering curator tot betaling van drukwerk en de vraag naar de contractuele relatie tussen partijen

In deze zaak gaat het om een vordering van de curator van Schefferdrukkerij B.V. tot betaling van drukwerk dat zou zijn verricht in opdracht van Eye Catchers B.V. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er sprake was van een directe contractuele relatie tussen Eye Catchers en Schefferdrukkerij, en had de vordering van de curator toegewezen. Eye Catchers ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank. Het hof oordeelt dat het verweer van Eye Catchers onvoldoende gemotiveerd is en dat er geen bewijs is geleverd dat de opdrachten aan Schefferdrukkerij via een derde partij zijn gegaan. De curator heeft voldoende bewijs geleverd dat de drukwerkzaamheden door Schefferdrukkerij zijn verricht op directe opdracht van Eye Catchers. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Eye Catchers in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.308.599/01
zaak-/rolnummer rechtbank : C/15/303700/HA ZA 20-361
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 oktober 2023
inzake
EYE CATCHERS B.V.
gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te Schiphol-Rijk,
appellante,
advocaat: voorheen mr. S.R. van den Boom te Alkmaar, thans zonder advocaat,
tegen
Mr. [geïntimeerde] q.q.,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
Schefferdrukkerij B.V.
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.H.P.M. Müskens te Dordrecht.
Partijen worden hierna Eye Catchers en de curator genoemd.

1.De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om de vraag of Schefferdrukkerij B.V. in opdracht van Eye Catchers werkzaamheden heeft verricht of dat Eye Catchers opdracht heeft gegeven aan [bedrijf] B.V. voor een totaalpakket en dat [bedrijf] B.V. als onderdeel van dit totaalpakket Schefferdrukkerij B.V. opdracht heeft gegeven drukwerk te verrichten. De rechtbank heeft geoordeeld dat van een rechtstreekse opdracht van Eye Catchers sprake is geweest en heeft de vordering van de curator tot betaling van de verrichte werkzaamheden toegewezen. Het hof bevestigt dit oordeel.

2.Het geding in hoger beroep

Eye Catchers is bij dagvaarding van 23 februari 2022 in hoger beroep gekomen van twee vonnissen van de rechtbank Noord-Holland – eindvonnis van 24 november 2021 en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 4 augustus 2021 –, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen de curator als eiser en Eye Catchers als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties
- memorie van antwoord, met producties
- akte aan de zijde van de curator met producties
De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 7 juni 2023. Omdat het hof niet heeft bewilligd in een aanhoudingsverzoek van de kant van Eye Catchers heeft Eye Catchers de leden van het hof gewraakt. Het wrakingsverzoek is op 7 juni 2023 behandeld en op diezelfde datum afgewezen. Vervolgens is de mondelinge behandeling hervat en hebben de advocaten van partijen de zaak toegelicht. Mr. Müskens heeft dit gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. De advocaten en de curator hebben vragen van het hof beantwoord en inlichtingen verstrekt.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Eye Catchers heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van de curator alsnog zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van de curator in de kosten van het geding in beide instanties inclusief nakosten en met rente.
De curator heeft geconcludeerd tot afwijzing van de grieven van Eye Catchers en, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Eye Catchers in de proceskosten in hoger beroep, met wettelijke rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2 van het tussenvonnis van 4 augustus 2021 een tweetal, niet in geschil zijnde, feiten vastgesteld. Voorts heeft de rechtbank in de rechtsoverwegingen 2.2 tot en met 2.4 van het eindvonnis van 24 november 2021 feiten vermeld en in dat verband uit overgelegde stukken geciteerd. Ook deze feiten zijn op zichzelf niet in geschil Aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Schefferdrukkerij B.V. (hierna: Schefferdrukkerij) exploiteerde een bedrijf dat drukwerk verzorgde. Bestuurder van Schefferdrukkerij was [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
3.2.
Eye Catchers exploiteert een reclame- en ontwerpstudio. Zij ontwerpt onder meer menukaarten, kalenders en visitekaartjes. Zij laat deze ontwerpen drukken, snijden en binden bij derde partijen. Aandeelhouder en bestuurder van Eye Catchers is [A.] Holding B.V. Aandeelhouder van [A.] Holding B.V. is de STAK [A.] Holding, waarvan [naam 4] (hierna: [naam 4] ) bestuurder is. Bestuurder van [A.] Holding B.V. is [naam 2] .
3.3.
Op 17 juni 2013 heeft Schefferdrukkerij aan [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) een offerte gestuurd voor gecombineerde drukvellen. Deze offerte heeft [naam 3] , (middellijk) bestuurder van [bedrijf] , op diezelfde datum doorgestuurd aan [naam 4] , die daarop reageerde met de mededeling dat de prijzen lager moesten. Daarop antwoordde [naam 3] per e-mail aan [naam 4] dat hij de prijzen zou doornemen met [naam 1] , In deze e-mail staat verder: “
Je hebt zodadelijk het voordeel dat alles via mij gaat”.Op 26 juni 2013 is de offerte van Schefferdrukkerij vervolgens aangepast, waarbij [naam 1] aan [naam 3] schreef: ‘
Als dit past dan ga ik alles uitwerken naar de staffels die jouw klant wil bestellen.”. Op 1 juli 2013 heeft [bedrijf] een factuur gestuurd aan Eye Catchers met betrekking tot 60.000 afhaallijsten. Bij e-mail van 5 juli 2013 heeft [naam 3] een contactpersoon bij Schefferdrukkerij doorgegeven aan Eye Catchers en geschreven “
Je krijgt 1 factuur van mij voor alles”.
3.4.
Op 16 juli 2013 heeft Schefferdrukkerij rechtstreeks een factuur gestuurd aan Eye Catchers, ter attentie van [naam 4] . Deze factuur is, na protest, nadien gecrediteerd door Schefferdrukkerij.
3.5.
Bij e-mail van 9 september 2013 heeft [naam 1] aan [naam 4] geschreven:
Ik heb nog geen facturen gestuurd omdat we nog [geen] definitieve afspraken hebben gemaakt over de plano drukvellen en de orders die we compleet afwerken. Ik heb U een reeds een voorstel gedaan voor de plano drukken (zie onder).
Zoals besproken zou ik voor de complete orders (inclusief afwerking) de prijzen van online printers aanhouden.
Vanwege de vakanties is dit even blijven liggen. De orders lopen echter door en U begrijpt dat ik zo snel mogelijk alle facturen wil versturen, Ik hoop dat we deze week alles kunnen afstemmen.
Ik heb alles zo scherp mogelijk bekeken en kan het volgende doen;
[volgt een voorstel, opm. hof.]
3.6.
Bij e-mail van 20 september 2013 heeft [naam 6] van Eye Catchers aan [naam 1] geschreven:
Bij dezen plaatsen wij de hieronder genoemde opdrachten van week 38:
- 1 plaat van 90 grams / Schoonsnijden
- 1 plaat van 135 grams / Schoonsnijden
- Afwerking bij Scheffers
- Graag afleveren bij Eye Catchers
De bestanden zijn onderweg.
Wanneer kunnen wij de orders verwachten?
3.7.
Bij de door Eye Catchers overgelegde stukken bevindt zich een e-mail van 1 oktober 2013 van [naam 1] aan [naam 4] met de volgende tekst:
We zijn allebei druk bezette mensen maar we moeten heel snel bij elkaar komen om nog e.e.a. af te stemmen. Ik heb een behoorlijke berg orderzakken liggen die gefactureerd moeten worden. Ik kan wel gaan factureren conform onze afspraken naar [bedrijf] maar ik heb een hekel aan creditnota’s. Graag snel overleg om e.e.a. af te handelen.
3.8.
Naar aanleiding van een e-mail van 6 november 2013 van [naam 5] (hierna: [naam 5] ) van Eye Catchers aan Schefferdrukkerij, waarin wordt vermeld dat de facturen in goede orde zijn ontvangen maar Eye Catchers zich afvraagt of correct is gefactureerd, heeft [naam 1] op diezelfde datum aan Eye Catchers geschreven:
Ik heb alles gefactureerd conform de prijzen die on-line printers hanteert. Dat is de afspraak die ik met de heer [naam 4] heb gemaakt. We zouden nog een keer bij elkaar komen maar ik heb getracht deze afspraak met de heer [naam 4] te arrangeren maar dat is niet gelukt. Wij moeten nu wel facturen omdat de eerste orders van reeds een half jaar geleden zijn. Daarnaast zouden wij het zeer op prijs stellen als het de facturen (of een groot deel ervan) per omgaande betaald wordt. De prijzen zijn gebaseerd op Internetprijzen. Bij die leveranciers moet je vooruit betalen om drukwerk te krijgen. Dat is ook logisch want de prijzen zijn zo scherp dat er geen ruimte is om te bevoorschotten.
In dien u vragen heeft hoor ik dat graag.
3.9.
Een e-mail van [naam 5] aan [naam 3] van 12 november 2013 luidt:
We krijgen weer facturen van Scheffer terwijl afspraak was dat alles via u werd gefactureerd.
Kunt u ons een lijst geven hoe alle contante betalingen zijn verwerkt die in de maanden aug, sept en okt zijn gedaan door ons.
Wat mij opvalt factureert hij drukwerk die al betaald zijn aan jullie.
Weet u hoe het staat met drukvellen die wij afgelopen week hebben verzonden naar u (onlineprinters),
Op deze e-mail heeft [naam 3] op 15 november 2013 geantwoord dat hij met Scheffer zal doornemen dat de facturen worden gecrediteerd.
3.10.
Bij e-mail van 9 januari 2014 heeft [naam 1] aan [naam 4] geschreven:
Bijgaand treft u een overzicht aan van openstaande posten. Het overzicht geeft aan dat de oudste facturen 70 dagen oud zijn. Dit geeft echter een vertekend beeld aangezien wij pas eind oktober hebben gefactureerd. Dit omdat u nog steeds geen bevestiging had gegeven op de voorstellen die ik gedaan had. De eerste orders zijn al van de zomer gedrukt en hadden dus in augustus & september gefactureerd moeten worden. Wij hebben het afgelopen jaar altijd voor jullie klaar gestaan en nu wordt er niet betaald. Dit kan niet! Ik hoop snel van U te horen en ik stel voor dat u een substantieel van de openstaande posten per direct betaald.
De e-mail heeft betrekking op de facturen (met factuurdata tussen 31 oktober 2013 en 23 december 2013) waarvan in dit geding betaling wordt gevorderd. Nadat de e-mail retour was gekomen van het voorheen door [naam 1] voor post voor Eye Catchers gebruikte e-mailadres, heeft [naam 1] op 11 januari 2014 een e-mail met dezelfde inhoud gestuurd aan een ander e-mailadres van Eye Catchers. Vervolgens is een nader betalingsverzoek verstuurd op 20 januari 2014. In de desbetreffende e-mail schrijft [naam 1] : “
Er staat serieus veel geld open en ook al een hele lange tijd. (…) Indien een afspraak deze week niet lukt dan verzoek ik u een groot gedeelte van de openstaande posten te betalen.
3.11.
In een e-mail van 20 januari 2014 van [naam 5] aan [naam 1] staat:
Na overleg met de heer [naam 4] het volgende.
Er zijn duidelijke afspraken gemaakt dat alle facturering via [bedrijf] zou verlopen.
Nu [bedrijf] afgelopen 6 maanden in slecht weer is, factureert u opeens naar ons.
Dat [bedrijf] u niet betaald kunnen wij niets betekenen voor u,.
Wij hebben onze betalingen wel gedaan aan [bedrijf] .
Tijdens ons gesprek heeft u bevestigd (20-01-2014 14.35) dat alle opdrachten via [bedrijf] verliepen.
Wij hebben alle facturen van u betwist die u op 31/10 – 07/11 – 21/11 – 29/11 - 20/12 - 23/12/2013 heeft gestuurd (betaaloverzicht 09/01/2014).
Een afspraak om dit uit te spreken heeft geen zin. U dient dit met [bedrijf] op te lossen.
3.12.
Op 20 februari 2014 heeft Schefferdrukkerij eeningebrekestelling aan Eye Catchers verstuurd en toen betaling uitbleef is de vordering ter incasso uit handen gegeven. De facturen zijn onbetaald gebleven.
3.13.
[bedrijf] is op 19 februari 2014 failliet verklaard.
3.14.
Bij vonnis van 25 maart 2014 heeft de rechtbank Rotterdam het faillissement uitgesproken van Schefferdrukkerij, met aanstelling van de curator.
3.15.
Bij brief van 9 april 2014 heeft Deutsche Bank Nederland N.V. als pandhouder Eye Catchers gesommeerd tot betaling van het verschuldigde bedrag aan haar. Bij brief van 5 januari 2015 heeft Deutsche bank Eye Catchers in gebreke gesteld.
3.16.
Voorafgaand aan de beschikking van de rechter-commissaris van 20 april 2020 waarbij aan de curator toestemming is verleend voor de onderhavige procedure is bij e-mail van 6 april 2020 namens Eye Catchers aan de rechter-commissaris onder meer bericht: “
Er is uitvoerig gecorrespondeerd in 2014 met de Deutsche Bank, Scheffersdrukkerij, Belastingdienst en Aerty Incassodiensten. Wij hebben destijds ons betwisting onderbouwd en ons tegenclaim ook ingediend. Deze is ook afgewikkeld.
In de beschikking wordt melding gemaakt van deze reactie en van het bericht van de curator dat hij geen correspondentie in de administratie van Schefferdrukkerij heeft aangetroffen en dat [naam 4] , hoewel daartoe reeds omstreeks maart 2019 in de gelegenheid gesteld, geen correspondentie heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn verweer.

4.Eerste aanleg

4.1.
De curator heeft in eerste aanleg, samengevat, veroordeling van Eye Catchers gevorderd tot betaling van een bedrag van € 53.217,16 (hoofdsom van € 32.812,44 en wettelijke handelsrente tot en met 30 april 2020 ad € 20.404,72) met wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 30 april 2020, buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.163.12, met wettelijke rente en proceskosten.
4.2.
De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen, met dien verstande dat de post handelsrente is gehalveerd voor de per datum dagvaarding verschenen rente. In hoofdsom is derhalve toegewezen een bedrag van € 43.014,80 met wettelijke handelsrente vanaf 18 mei 2020 en de helft van de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de betrokken facturen tot aan 18 mei 2020.

5.Beoordeling

5.1.
Eye Catchers heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. Grief I houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat een directe contractuele relatie bestaat tussen Eye Catchers en Schefferdrukkerij. Volgens Eye Catchers heeft de rechtbank ten onrechte waarde toegekend aan een aantal door de rechtbank in het eindvonnis vermelde stukken, verklaringen en omstandigheden en heeft de rechtbank onvoldoende gewicht toegekend aan de door Eye Catchers genoemde feiten en omstandigheden, die Eye Catchers in hoger beroep nog aanvult. Met grief II keert Eye Catchers zich, in aansluiting op grief I, tegen de toewijzing door de rechtbank van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
5.2.
De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat de eerste grief van Eye Catchers te onbepaald is. Het hof verwerpt dit standpunt. Duidelijk is dat de grief ertoe strekt de beoordeling van de stellingen, weren en overgelegde producties (aangevuld met in hoger beroep overgelegde producties) opnieuw ter beoordeling voor te leggen. Het hof overweegt als volgt.
5.3.
De curator heeft gesteld dat de drukwerkzaamheden waarvan hij betaling vordert door Schefferdrukkerij in opdracht van Eye Catchers zijn verricht en dat die werkzaamheden onbetaald zijn gebleven. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft hij onder meer de desbetreffende (33) facturen, afleverbonnen en (in hoger beroep) een screenshot van de orderportefeuille overgelegd.
5.4.
Eye Catchers heeft de vordering bestreden en aangevoerd dat zij geen opdracht aan Schefferdrukkerij heeft gegeven, maar aan [bedrijf] , die steeds als haar opdrachtnemer heeft gefungeerd en die vervolgens zelf de opdracht voor de drukwerkzaamheden aan Schefferdrukkerij heeft gegeven. Ook heeft Eye Catchers producties overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt, waaronder de onder 3.3 vermelde e-mailwisseling, de onder 3.4 vermelde factuur en mailwisseling daarover, vijf werknemersverklaringen (waaronder van [naam 5] en [naam 6]) en afleverbonnen van [bedrijf] . De strekking van de werknemersverklaringen is, kort gezegd, dat de opdrachten aan Schefferdrukkerij via [bedrijf] verliepen en ook betaald werden aan [bedrijf] . Voorts heeft Eye Catchers, na in het tussenvonnis van 4 augustus 2021 in de gelegenheid gesteld te zijn conform haar aanbod alle opdrachten aan [bedrijf] in het geding te brengen, een drietal e-mails (met bijlagen) van [naam 6] aan [naam 3] overgelegd. Het gaat om een e-mail van 30 oktober 2013 met een opdracht voor week 44, waarop op 31 oktober 2013 bevestigend is geantwoord en om een tweetal mails van 27 november 2013 met twee opdrachten voor week 48, waarop op 28 november bevestigend is geantwoord. In hoger beroep heeft Eye Catchers nog vier e-mails met opdrachten overgelegd van respectievelijk 28 augustus 2013 (week 36), 23 september 2013 (week 39), 23 oktober 2013 (week 43), en twee van 12 december 2013 (week 51), met bevestigende reactie.
5.5.
De curator heeft gereageerd met de stelling dat één opdracht (voor 60.0000 afhaallijsten, zie 3.3) via [bedrijf] is gegaan, maar dat daarna alle opdrachten rechtstreeks aan Schefferdrukkerij zijn verstrekt. Daaraan heeft hij toegevoegd dat [bedrijf] in een viertal gevallen nog door Schefferdrukkerij in opdracht van Eye Catchers gedrukte ‘plano-vellen’ heeft afgewerkt.
5.6.
In eerste aanleg heeft de curator twee e-mails van [naam 3] met verklaringen overgelegd. In een e-mail van [naam 3] van 16 februari 2021 aan de advocaat van de curator staat het volgende.
Zoals gezegd is het volgende voorgevallen. Wij hebben voor eyecatchers in het verleden regelmatig menukaarten afgewerkt.
Begin 2013 kwam hij met het verzoek of wij ook drukwerk voor hem konden verzorgen. Aangezien wij zelf niet drukken hebben wij hiervoor een partner gezocht die dat voor ons moest gaan uitvoeren en onze keuze is toen gevallen om diverse redenen op Schefferdrukkerij.
Na een gesprek met alle partijen is toen afgesproken dat de orders via ons zouden lopen maar na 1 order die wij 1 juli 2013 hebben gefactureerd (60.000 afhaallijsten) hebben wij geen opdrachten meer gehad.
Vervolgens hebben wij heel lang moeten wachten op ons geld en hebben zelfs nog een creditnota uit doen gaan op 30 december 2013 van € 50, =.
Van iedere verdere drukwerk order is ons niets bekend dus als die er zijn geweest zijn die rechtstreeks besteld bij Schefferdrukkerij.
Naar aanleiding van de in eerste aanleg overgelegde opdrachtmails van 30 oktober en 27 november 2013 aan [bedrijf] heeft [naam 3] in een e-mail van 27 september 2021 aan de advocaat van de curator het volgende geschreven:
U heeft drie bijlagen bijgevoegd met vermeende mailwisselingen tussen ons bedrijf en Eye Catchers.
Deze mails zijn mij niet bekend en ik durf met zekerheid te stellen dat deze niet van mij afkomstig zijn. Ik vermoed dan ook dat ze vervalst zijn.
In onze administratie is onze laatste factuur naar eyecatchers van juli 2013. Daarna hebben wij geen opdrachten meer uitgevoerd voor Eye Catchers.
In hoger beroep heeft de curator een derde verklaring van [bedrijf] overgelegd. Naar aanleiding van de in hoger beroep door Eye Catchers overgelegde opdrachtmails heeft [naam 3] bij e-mail van 30 augustus 2022 aan de advocaat van de curator geschreven:
De mails die je hebt bijgesloten zijn mij niet bekend. Ik heb deze niet gestuurd.
Daarnaast voeren ze een ordernummer aan van Schefferdrukkerij. Als dit uberhaupt een order aan mij zou zijn geweest had hier geen ordernummer van Schefferdrukkerij aan kunnen hangen.
Zoals al eerder vermeld heb ik Dhr. [naam 4] gekoppeld aan Schefferdrukkerij en die heeft daar zijn drukwerk besteld. De afspraak was dat ik (alleen) de afwerking van deze orders zou doen maar Schefferdrukkerij heeft zich niet aan deze afspraak gehouden en is de afwerking zelf gaan doen.
Nog een opmerking:
Als het zo zou zijn dat wij die orders voor hem wel zouden hebben gemaakt dan zou hij toch ook betalingen aan ons bedrijf hebben moeten doen. Die kan hij niet tonen dan weet ik zeker.
5.7.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de curator een verklaring van Assist automatisering (IMVO bv) overgelegd van 11 mei 2023 met betrekking tot de onder 3.7 vermelde e-mail van 1 oktober 2013. Assist Automatisering verklaart in opdracht van de curator op 26 maart 2014 een back-up gemaakt van server- en gebruikersdata van Schefferdrukkerij. Op 9 mei 2023 is die back-up weer toegankelijk gemaakt. In die back-up is een Outlook gegevensbestand aangetroffen. In dit bestand is in de map ‘verzonden e-mails’ een e-mail van 1 oktober 2013 van [naam 1] aan [naam 4] aangetroffen.
De curator heeft een print van de aangetroffen e-mail overgelegd. Hiervan luidt de tekst:
We zijn allebei druk bezette mensen maar we moeten heel snel bij elkaar komen om nog e.e.a. af te stemmen. Ik heb een behoorlijke berg orderzakken liggen die gefactureerd moeten worden. Ik kan wel gaan factureren conform het verhaal dat ik bij u heb ingeleverd maar ik heb een hekel aan creditnota’s. Graag snel overleg om e.e.a. af te handelen.
De curator concludeert dat het e-mail bericht zoals dat onder 3.7 is vermeld opzettelijk ter misleiding is veranderd door daarin de woorden “
Ik kan wel gaan factureren conform het verhaal dat ik bij u heb ingeleverd” te wijzigen in “Ik kan wel gaan factureren conform onze afspraken naar [bedrijf] ”.
5.8.
Het hof is van oordeel dat Eye Catchers' verweer tegen de door de curator gestelde opdrachten (nog steeds) vragen oproept. Eye Catchers heeft tegenover de met stukken onderbouwde stellingen van de curator nagelaten opheldering te verschaffen over de volgende punten.
( i) De curator heeft zich, onder verwijzing naar de verklaring van Assist automatisering, op het standpunt gesteld dat uit de bevindingen van Assist automatisering geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat de door de curator overgelegde e-mail van 1 oktober 2013 authentiek is en dat de door de Eye Catchers overgelegde versie is vervalst. Eye Catchers heeft betwist dat de e-mail is vervalst, echter zonder dit te onderbouwen. Zij heeft volstaan met aan te voeren dat Assist automatisering geen forensisch onderzoeksbureau is en dat zij niet bij het onderzoek is betrokken. Eye Catchers heeft niet kunnen verklaren hoe in een alternatief scenario de desbetreffende e-mail op de server van Schefferdrukkerij kan zijn gevonden als, zoals zij beweert, van een vervalsing geen sprake is. Bij deze stand van zaken legt het hof de door Eye Catchers overgelegde versie van de e-mail van 1 oktober 2013 als onvoldoende betrouwbaar terzijde.
(ii) De in hoger beroep overgelegde opdrachtmails roepen vragen op die onbeantwoord zijn gebleven. Zo zijn op de overgelegde opdrachtmails van Eye Catchers aan [bedrijf] de ordernummers van Schefferdrukkerij vermeld. Vermelding van die nummers ligt niet voor de hand en daarvoor is ook geen verklaring gegeven. Ook valt op dat in de onderwerpregel van de antwoordmails “FW” staat in plaats van “RE”, zoals de curator in eerste aanleg heeft gesignaleerd. Ter zitting heeft de curator er voorts nog op gewezen dat bijvoorbeeld het ordernummer in de eerste opdrachtmail van 23 oktober 2013 (productie 17 bij memorie van grieven) ziet op een bestelling die al in augustus 2013 door Schefferdrukkerij is afgeleverd.
(iii) De afleverbonnen van Schefferdrukkerij die de curator heeft overgelegd vermelden als afleveradres het adres van Eye Catchers en zijn namens Eye Catchers afgetekend. Bij memorie van grieven heeft Eye Catchers aangevoerd dat Schefferdrukkerij het drukwerk afleverde bij [bedrijf] zodat [bedrijf] vervolgens de snij-, bind- en vouwwerkzaamheden heeft kunnen verrichten en dat [bedrijf] het drukwerk vervolgens bij Eye Catchers heeft afgeleverd, maar dat strookt niet met de afleverbonnen. Een in eerste aanleg geuite veronderstelling dat [bedrijf] mogelijk de bonnen van Schefferdrukkerij heeft gebruikt, heeft Eye Catchers in hoger beroep niet herhaald en is bij gebrek aan concrete aanwijzing daarvoor overigens niet meer dan speculatief. Op de in eerste aanleg genoemde werkwijze dat zou zijn afgeleverd bij Eye Catchers, die het drukwerk dan weer zelf naar [bedrijf] bracht en weer ophaalde, is Eye Catchers in hoger beroep niet teruggekomen. Overigens komt dit niet logisch voor en daarmee wordt ook niet verklaard dat op één afleverbon wel het adres van [bedrijf] als afleveradres staat vermeld, zoals de rechtbank ook heeft besproken. De curator heeft in dat verband overigens vermeld dat deze afleverbon betrekking had op planovellen die nog door [bedrijf] zijn afgewerkt (zie 5.5).
(iv) Onverklaard is ook gebleven waarom de opdrachtmails van Eye Catchers aan [bedrijf] , waarvan Eye Catchers blijkens het vonnis van 4 augustus 2021 in eerste aanleg heeft gezegd dat zij die allemaal in haar administratie kan terugvinden, ondanks de gelegenheid die zij daartoe heeft gekregen niet volledig zijn overgelegd.
( v) Zwaar weegt dat onverklaard is gebleven waarom voor de hand liggende bescheiden als facturen van [bedrijf] en betalingsbewijzen niet zijn overgelegd.
(vi) Ook reacties op de sommaties van het incassobureau en de pandhouder Deutsche Bank ontbreken, hoewel Eye Catchers in een e-mail aan de rechter-commissaris heeft geschreven dat in 2014 uitvoerig over de vordering is gecorrespondeerd en ook een tegenvordering aan de orde was. Ook een toelichting op wat is bedoeld met de in die e-mail gestelde tegenvordering is overigens achterwege gebleven.
(vii) Bij het vorenstaande komt dat de stellingen van de curator zijn bevestigd in verklaringen van [naam 3] , terwijl er geen aanwijzingen zijn dat [bedrijf] enig eigen belang zou hebben bij de uitkomst van deze zaak. Dat [naam 3] aanleiding zou hebben gehad een valse verklaring af te leggen, is door Eye Catchers ook niet nader toegelicht.
5.9.
Al het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat het verweer van Eye Catchers zoveel vragen oproept dat het hof dit verweer onvoldoende gemotiveerd acht. Ook in hoger beroep wordt daarom aan bewijslevering niet toegekomen. Het oordeel van de rechtbank dat een directe contractuele relatie bestaat tussen Eye Catchers en Schefferdrukkerij en dat Eye Catchers daarom tot betaling kan worden aangesproken houdt stand. De processuele stellingen en verzoeken van de curator kunnen verder onbesproken blijven.
5.10.
Uit het vorenstaande volgt dat grief I geen doel treft. Grief II heeft geen zelfstandige betekenis en faalt derhalve eveneens. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Eye Catchers is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, met rente als gevorderd.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Eye Catchers in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van mr. Gilhuis qq vastgesteld op € 783,- aan verschotten en € 6.471,- voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, M.A.M. Vaessen en J. van Overeem en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.