Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
[appellant] , [adres] .
(…)
.
(…)
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft een gerechtsdeurwaarder hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De gerechtsdeurwaarder heeft echter het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan, wat volgens artikel 37 lid 5 juncto artikel 47 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) kan leiden tot niet-ontvankelijkheid. De gerechtsdeurwaarder betoogt dat hij de nota en betalingsherinnering niet heeft ontvangen en dat hij erop vertrouwde dat het griffierecht automatisch van zijn rekening-courant zou worden afgeschreven. Het hof moest beoordelen of de gerechtsdeurwaarder ontvankelijk was in zijn hoger beroep ondanks de termijnoverschrijding.
Tijdens de behandeling van de zaak op 22 december 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn standpunt toegelicht. Het hof constateert dat het griffierecht op 16 juni 2022 is bijgeschreven, maar niet binnen de gestelde termijn. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de brieven met betrekking tot het griffierecht mogelijk niet zijn aangekomen door een mismatch in de adressering. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de tijdige betaling van het griffierecht via de rekening-courant.
Op basis van deze bijzondere omstandigheden concludeert het hof dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en dat de gerechtsdeurwaarder kan worden ontvangen in zijn hoger beroep. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun verhinderdagen op te geven voor een mondelinge behandeling, die op een later moment zal plaatsvinden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.