In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een consumentenrechtelijke kwestie. De appellante, Kinderopvang Berend Botje Edam-Volendam B.V., had in eerste aanleg bij verstek een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, die niet verschenen was. De kantonrechter had de vorderingen van Berend Botje afgewezen omdat deze niet had voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Berend Botje had op 25 oktober 2022 hoger beroep ingesteld tegen het verstekvonnis van de kantonrechter van 28 juli 2022.
In hoger beroep heeft Berend Botje de benodigde informatie alsnog verstrekt en betoogd dat zij wel degelijk aan haar informatieverplichtingen had voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, en dat de wettelijke informatieplichten van toepassing zijn. Het hof oordeelde dat Berend Botje de relevante informatie duidelijk en begrijpelijk had verstrekt aan de consument, en dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat aan de informatieverplichtingen niet was voldaan.
Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd, behoudens de proceskostenveroordeling, en heeft de vordering van Berend Botje alsnog toegewezen. De geïntimeerde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.911,87, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 871,79. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Dit arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.