ECLI:NL:GHAMS:2023:3101

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.318.815/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake precontractuele informatieverplichtingen in consumentenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een consumentenrechtelijke kwestie. De appellante, Kinderopvang Berend Botje Edam-Volendam B.V., had in eerste aanleg bij verstek een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, die niet verschenen was. De kantonrechter had de vorderingen van Berend Botje afgewezen omdat deze niet had voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Berend Botje had op 25 oktober 2022 hoger beroep ingesteld tegen het verstekvonnis van de kantonrechter van 28 juli 2022.

In hoger beroep heeft Berend Botje de benodigde informatie alsnog verstrekt en betoogd dat zij wel degelijk aan haar informatieverplichtingen had voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, en dat de wettelijke informatieplichten van toepassing zijn. Het hof oordeelde dat Berend Botje de relevante informatie duidelijk en begrijpelijk had verstrekt aan de consument, en dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat aan de informatieverplichtingen niet was voldaan.

Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd, behoudens de proceskostenveroordeling, en heeft de vordering van Berend Botje alsnog toegewezen. De geïntimeerde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.911,87, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 871,79. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Dit arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.318.815/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 9885481 \ CV EXPL 22-1848
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 december 2023
inzake
KINDERDAGVERBLIJF BEREND BOTJE EDAM-VOLENDAM B.V.,
gevestigd te Edam-Volendam,
appellante,
advocaat: mr. N. Lubach te Alkmaar,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna Berend Botje en [geïntimeerde] genoemd.
Berend Botje is bij dagvaarding van 25 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van het verstekvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Zaanstad, (hierna: de kantonrechter) van 28 juli 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Berend Botje als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Tegen [geïntimeerde] is ter rolle van 22 november 2022 verstek verleend.
Hierna heeft Berend Botje een memorie van grieven ingediend, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Berend Botje heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - haar in eerste aanleg ingestelde vordering zoals hierna onder 2.1 vermeld, alsnog zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2016 tot de dag van voldoening, althans de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding (6 mei 2021) tot de algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en wettelijke rente.

2.Beoordeling

2.1.
In eerste aanleg heeft Berend Botje gevorderd dat [geïntimeerde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling aan Berend Botje van:
-€ 4.911,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2016 tot de dag der voldoening, subsidiair met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot de dag der voldoening;
-€ 871,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der voldoening;
-de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.
2.2.
Berend Botje heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. Tussen partijen zijn op 1 augustus 2016 twee overeenkomsten gesloten op grond waarvan Berend Botje kinderopvang heeft verzorgd voor de twee minderjarige kinderen van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft de van Berend Botje ontvangen facturen voor deze kinderopvang over de maanden augustus 2016 tot en met december 2016 onbetaald gelaten, in totaal een bedrag van € 8.683,77. Het gaat om de volgende facturen:
-factuur EDM16-01109 van 23 augustus 2016 € 719,98
-factuur EDM16-01106 van 23 augustus 2016 € 2.136,14
-factuur EDM16-01263 van 21 september 2016 € 1.942,55
-factuur EDM00696 van 21 oktober 2016 € 1.942,55
-factuur EDM16-01540 van 22 november 2016 € 1.942,55.
2.3.
[geïntimeerde] heeft vervolgens een bedrag van € 1.771,90 op deze facturen betaald. Nadat in 2017 een betalingsregeling was getroffen, heeft [geïntimeerde] nog eens € 2.000,-- betaald zodat in hoofdsom een bedrag van € 4.911,87 resteert. Ondanks diverse aanmaningen heeft [geïntimeerde] laatstgenoemd bedrag onbetaald gelaten.
2.4.
Berend Botje maakt voorts aanspraak op wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de facturen en op buitengerechtelijke incassokosten te bedrage van € 871,79 (inclusief btw). Berend Botje was genoodzaakt incassomaatregelen te nemen die uiteindelijk ertoe hebben geleid dat een betalingsregeling is getroffen. Voorts heeft Berend Botje voldaan aan haar verplichting om de zogenoemde veertien dagen brief te sturen, hetgeen zij op 16 augustus 2017 heeft gedaan, zodat de termijn uiterlijk op 5 september 2017 is verstreken.
2.5.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat - samengevat weergegeven - sprake is van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument en dat bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2b van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet zijn voldaan. De stelplicht ter zake rust op Berend Botje, en de kantonrechter dient ambtshalve te onderzoeken of deze voorschriften zijn nageleefd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Berend Botje niet gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. Daarom heeft de kantonrechter de vordering afgewezen op grond van artikel 111 lid 2 aanhef en onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Voorts heeft de kantonrechter Berend Botje in de proceskosten van [geïntimeerde] veroordeeld, welke kosten zijn begroot op nihil.
2.6.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Berend Botje met één grief op. Met deze grief betoogt Berend Botje - samengevat - dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat Berend Botje niet aan haar precontractuele verplichtingen heeft voldaan.
2.7.
Ter onderbouwing van haar grief stelt Berend Botje dat zij wel aan haar precontractuele verplichtingen op grond van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 7 BW heeft voldaan. Berend Botje stelt in dit kader dat zij de twee overeenkomsten voor kinderopvang voor de kinderen van [geïntimeerde] (hierna ‘de overeenkomsten’) op 1 augustus 2016 aan [geïntimeerde] heeft verzonden, waarna op 5 augustus 2016 met [geïntimeerde] een intake gesprek op het kantoor van Berend Botje heeft plaatsgevonden. Daarbij zijn alle relevante zaken besproken en doorgenomen waaronder de door Berend Botje te leveren diensten, de identiteit en het adres van Berend Botje, de prijzen, de wijze van betaling en het feit dat [geïntimeerde] de overeenkomsten kon opzeggen voordat de dienstverlening zou aanvangen. [geïntimeerde] heeft de overeenkomsten op 5 augustus 2016 ten kantore van Berend Botje ondertekend. In de overeenkomsten zijn de prijzen genoemd, aldus steeds Berend Botje.
2.8.
Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] een consument is en Berend Botje een handelaar, zodat sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 6:230h lid 1 BW. Omdat geen van de uitzonderingen van artikel 6:230h lid 2 BW zich voordoet, is Afdeling 2b van Titel 5 van Boek 6 BW op de overeenkomst van toepassing. Er is, gelet op hetgeen Berend Botje onweersproken heeft aangevoerd over de totstandkoming ervan, geen sprake van een overeenkomst op afstand zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 aanhef sub e BW, zodat de zaak beoordeeld dient te worden aan de hand van de maatstaf van artikel 6:230l BW.
2.9.
Daarin is bepaald dat de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie dient te verstrekken, voor zover deze niet reeds duidelijk uit de context blijkt, voor zover hier van belang: (a) de voornaamste kenmerken van de zaken of de diensten, (b) de identiteit van de handelaar, zoals zijn handelsnaam, het geografische adres en zijn telefoonnummer, en (c) de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend.
2.10.
Zowel in de overeenkomsten zelf als in “Bijlage 1: Bepalingen voor de dagopvang”, die alle door [geïntimeerde] zijn ondertekend, zijn de hierboven weergegeven elementen beschreven, terwijl [geïntimeerde] voorts niet heeft weersproken dat deze documenten op het kantoor van Berend Botje op 5 augustus 2016 zijn doorgenomen en toegelicht. Daarmee heeft Berend Botje alle vereiste informatie duidelijk en begrijpelijk aan [geïntimeerde] verstrekt en aan haar precontractuele verplichtingen voldaan.
2.11.
Het voorgaande betekent dat de grief slaagt. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd behoudens de veroordeling van Berend Botje in de proceskosten van [geïntimeerde] (welke op nihil waren gesteld) en de vordering van Berend Botje tot betaling van haar facturen zal alsnog worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2017 gelet op hetgeen hiervoor onder 2.4 is vermeld. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn berekend conform de gebruikelijke staffel en daarom eveneens toewijsbaar. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in hoger beroep worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en wettelijke rente. De proceskostenveroordeling in eerste aanleg blijft in stand omdat Berend Botje in eerste aanleg niets, althans te weinig, had gesteld over de totstandkoming van de overeenkomst.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis behoudens de proceskostenveroordeling, en doet overigens opnieuw recht:
-veroordeelt [geïntimeerde] te betalen aan Berend Botje een bedrag van € 4.911,87, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 september 2017 tot de dag der voldoening;
-veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Berend Botje van € 871,79 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 mei 2021 tot de dag der voldoening;
-veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep tot op heden aan de zijde van Berend Botje begroot op € 890,22 aan verschotten en € 863,-- voor salaris en op € 173,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, M.L.D. Akkaya en I.A. Haanappel-van der Burg en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023.