ECLI:NL:GHAMS:2023:3100

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.295.604/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar rol voor het stellen van een nieuwe advocaat na overlijden van geïntimeerde

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is de geïntimeerde overleden na een tussenbeschikking waarin hij was toegelaten tot bewijslevering. De advocaat van de geïntimeerde heeft zich onttrokken zonder informatie te verstrekken over de erfgenamen. Het hof heeft navraag gedaan bij het boedelregister, maar zonder resultaat. Op basis van artikel 6.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken heeft het hof besloten de zaak naar de rol te verwijzen, zodat de erfgenamen de gelegenheid krijgen om een nieuwe advocaat te stellen. De zaak is op 31 oktober 2023 behandeld door een meervoudige kamer, waarbij een van de raadsheren langdurig ziek is geworden. Het hof heeft de partijen verzocht om uiterlijk 14 november 2023 te laten weten of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen. Indien partijen geen gebruik maken van dit recht, is de beoogde uitspraakdatum vastgesteld op 2 januari 2024. De beslissing houdt in dat de zaak wordt aangehouden totdat de erfgenamen zich hebben gemeld met een nieuwe advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer: 200.295.604/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: 8980221 / AO VERZ 21-8
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 oktober 2023
inzake

1.GRIEKS RESTAURANT METEORA,

gevestigd te Oostzaan,

2. [appellant 2] ,

3. [appellant 3] ,

beiden wonende te [woonplaats 1] ,
appellanten,
advocaat: mr. M.H. Horst te Landsmeer,
tegen
[geïntimeerde] ,
voorheen wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. B.W.P.M. van Orsouw te Uden.

1.Het verdere procesverloop in hoger beroep

Appellanten 1-3 worden hierna tezamen Meteora genoemd en geïntimeerde [geïntimeerde] .
In deze zaak heeft op 13 juli 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Verwezen wordt naar de tussenbeschikking van 27 september 2022. Hierbij
is – samengevat – geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] meer dan gemiddeld zestig uren per maand bij Meteora werkte en een deel van zijn salaris contant ontving.
[geïntimeerde] is bij voornoemde tussenbeschikking toegelaten tot bewijslevering van zijn stelling dat hij gemiddeld 54 uren per week werkte, althans meer dan gemiddeld zestig uren per maand en/of dat hij naast de salarisbetalingen die hij per bank van Meteora ontving, ook contante betalingen ontving voor de door hem verrichte werkzaamheden ten behoeve van Meteora.
Daarbij is [appellant 2] (bedoeld is: Meteora) in de gelegenheid gesteld ter rolle van 25 oktober 2022 een akte te nemen met opgave van de personeelsleden die gedurende de periode van 21 februari 2020 tot 8 oktober 2020 werkzaam waren in het restaurant.
Het hof heeft hierop in oktober 2022 bericht ontvangen van mr. Van Orsouw dat [geïntimeerde] is overleden, waarna aan mr. Van Orsouw uitstel is verleend om het hof te laten weten of de erven de procedure willen voortzetten.
In april 2023 heeft mr. Van Orsouw zich onttrokken als advocaat van [geïntimeerde] , zonder het hof in kennis te stellen van eventuele erfgenamen van [geïntimeerde] . Navraag door het hof bij het boedelregister heeft geen informatie opgeleverd waaruit kan worden afgeleid of en wie de erven zijn.
Het hof zal op grond van artikel 6.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (LPR) de zaak verwijzen naar de roldatum gelegen op een termijn van twee weken later voor het stellen van een nieuwe advocaat, ambtshalve peremptoir.
Dit arrest zal worden verzonden naar het laatst bekende adres van [geïntimeerde] en naar mr. Van Orsouw. Indien zich geen nieuwe advocaat stelt voor (de erven van) [geïntimeerde] vervalt op grond van artikel 6.4 LPR het recht om de proceshandeling waar de zaak voor stond (in casu de bewijslevering door [geïntimeerde] ), te mogen verrichten.
Een van de behandelend raadsheren is langdurig ziek geworden en het is op dit moment onduidelijk wanneer de betreffende raadsheer zal zijn hersteld. Als gevolg daarvan heeft het hof besloten de betreffende raadsheer te vervangen. Voor het vervolg van de procedure bestaan de volgende mogelijkheden:
(i) er wordt uitspraak gewezen door een combinatie waarbij een van de drie raadsheren zal worden vervangen, na een nieuwe mondelinge behandeling ten overstaan van die (nieuwe) combinatie;
(ii) er wordt uitspraak gewezen door een combinatie waarbij een van de raadsheren zal worden vervangen, waarbij partijen ermee instemmen dat geen nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
Het hof verzoekt partijen uiterlijk 14 november 2023 te laten weten of zij gebruik wensen te maken van hun recht een nieuwe mondelinge behandeling te verzoeken. Indien partijen daarvan geen gebruik maken is de beoogde uitspraakdatum 2 januari 2024. Indien partijen wel een nieuwe mondelinge behandeling verzoeken, zal het hof die inplannen.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

2.Beslissing

Het hof:
  • verwijst de zaak naar de rol van 14 november 2023 teneinde (de erven van) [geïntimeerde] de gelegenheid te bieden een nieuwe advocaat te (doen) stellen;
  • bepaalt dat geen uitstel hiervoor wordt verleend;
- stelt beide partijen in de gelegenheid zich erover uit te laten of de hiervoor genoemde wisseling van raadsheren hen aanleiding geeft een nieuwe mondelinge behandeling te verzoeken, in welk geval zij verhinderdata voor de eerste helft van 2024 dienen over te leggen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T.S. Pieters, I.A. Haanappel-van der Burg en bij ontstentenis van mr. J.W. Rutgers door mr. M.C. Bosch en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.