Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Schuldbekentenis, winst- en rente dragende lening
Allonge behorende bij de schuldbekentenis, winst- en rente dragende lening
3.De beoordeling
KWIJTING’aanhef en sub i en p. 4 onder ‘
AANVULLING INGEVOLGE VONNIS’aanhef en sub i) heeft plaatsgevonden. Partijen verschillen echter van mening over het volgende.
plus50% van de winst op het project. Dit betekent dat (onlosmakelijke) tegenprestatie voor de financiering door [geïntimeerde] was – naast de uit de verstrekking van de lening ontstane verplichting tot terugbetaling van de lening door [bedrijf] B.V. – betaling van 4% rente én het voor 50% delen in de op het project te behalen (beoogde) winst. Dat impliceert dat de overeenkomst niet uit twee afzonderlijke overeenkomsten bestaat, maar slechts één overeenkomst bevat waarbij de door [bedrijf] B.V. te leveren tegenprestatie voor de financiering door [geïntimeerde] uit meerdere elementen bestaat. Dit strookt met de formulering van artikel 5. Hiermee is ook artikel 4 van de overeenkomst in overeenstemming: om de winst (voor [geïntimeerde] ) te maximaliseren zal [bedrijf] B.V. uitsluitend tegen kostprijs en zonder marge werken.
KWIJTING’aanhef en sub i) gedefinieerd wat moet worden verstaan onder de ‘Schuld’ die daarbij werd verrekend. Vervolgens is in die akte (op p. 4 onder ‘
AANVULLING INGEVOLGE VONNIS’), onder verwijzing naar het (onder 2 sub (viii) genoemde) vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2020, het volgende bepaald (waarbij [geïntimeerde] als ‘Koper’ en [bedrijf] B.V. als ‘Verkoper’ wordt aangeduid):
grieven 1 tot en met 5slagen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover dit tussen [geïntimeerde] en [appellant] is gewezen. De vorderingen van [geïntimeerde] zullen worden afgewezen en de vordering van [appellant] [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van alles wat [appellant] hem ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, zal worden toegewezen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in beide instanties. Dit betekent dat ook
grief 6slaagt, terwijl [appellant] bij bespreking van
grief 7– die betrekking heeft op de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bestreden, maar thans vernietigde vonnis – geen belang meer heeft.