ECLI:NL:GHAMS:2023:3056

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.327.781/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van een conflict tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders van de kinderen zijn verwikkeld in een langdurige en heftige strijd, die hun kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigt. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter die de ondertoezichtstelling met een jaar heeft verlengd. De moeder stelt dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer is en dat de hulpverlening niet effectief is geweest. De gecertificeerde instelling, De Jeugd- en Gezinsbeschermers (GI), en de vader zijn het echter eens met de beslissing van de kinderrechter en pleiten voor voortzetting van de ondertoezichtstelling. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de voortdurende strijd tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de belangen van de kinderen te beschermen en om hen te helpen in hun ontwikkeling. De beslissing van de kinderrechter om de ondertoezichtstelling te verlengen wordt dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.327.781/01
zaaknummer rechtbank: C/15/335617 / JU RK 23-60
beschikking van de meervoudige kamer van 12 december 2023 in de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.W. Castelijns te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn tevens aangemerkt:
- [de vader] (hierna te noemen: de vader);
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kinderrechter) van 28 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 26 mei 2023 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking.
2.2
De GI heeft op 29 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de moeder van 20 oktober 2023 met bijlagen (productie 2-12);
- een bericht van de moeder van 27 oktober 2023 met bijlage (aanvulling productie 6).
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 3 november 2023 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanagers;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
De GI heeft ter zitting een e-mailbericht van de Opvoedpoli van 3 november 2023 overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de (in 2019 verbroken) relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk: de ouders) zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2013 te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2015 te [plaats A] ,
(hierna gezamenlijk: de kinderen).
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
De kinderen verblijven in het kader van een zorgregeling om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school en van woensdag uit school tot donderdag naar school bij de vader.
Daarnaast geldt er een vakantie- en feestdagenregeling.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 22 maart 2021 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter, op het daartoe strekkende verzoek van de GI, de ondertoezichtstelling van de kinderen met een jaar verlengd, tot 22 maart 2024.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij verzoekt de bestreden
beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling alsnog af te wijzen althans te bepalen dat de ondertoezichtstelling van de kinderen zo spoedig mogelijk eindigt op een door het hof te bepalen termijn.
4.3
De GI is het eens met de beslissing van de kinderrechter en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Voordat het hof ingaat op de grieven van de moeder waarbij zij de verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen aan de orde stelt, zal het hof eerst de grief van de moeder dat de rechtbank niet alle door de moeder ingediende stukken heeft betrokken in haar oordeel, bespreken. De moeder stelt dat zij in eerste aanleg op 24 februari 2023 stukken (productie D) heeft overgelegd, maar dat die door de kinderrechter niet genoemd worden in de bestreden beschikking en derhalve niet bij de beoordeling betrokken zijn geweest.
Wat door ook van zij, het hof wijst erop dat het hoger beroep mede ertoe dient om eventuele omissies die in eerste aanleg zijn begaan, te herstellen. Het hof zal alle overgelegde stukken in zijn oordeel betrekken, ook de stukken waarop de moeder doelt. Haar eerste grief faalt dan ook wegens gebrek aan belang.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 260, eerste lid, in verband met artikel 255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien deze minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.3
Het hof moet beoordelen of de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] terecht is verlengd en of deze maatregel ook nu nog moet voortduren.
5.4
De moeder is van mening dat dit niet het geval is. Bij de kinderen is geen sprake meer van een ontwikkelingsbedreiging en als die er wel zou zijn, dan kan die niet door hulpverlening of bemoeienis van de GI worden weggenomen. De ouders hebben alle hulpverlening gevolgd die de GI heeft voorgeschreven en de kinderrechter als doel heeft geformuleerd in de verlengingsbeschikking van 14 maart 2022. Slechte communicatie tussen de ouders is als zodanig geen reden voor een ondertoezichtstelling. De maatregel heeft de situatie voor de kinderen op geen enkel vlak verbeterd. Tot op heden hebben zij niet de benodigde specialistische hulp kunnen ontvangen, omdat de GI alleen maar aanstuurt op verbetering van de communicatie tussen de ouders. De problemen zijn onverminderd aanwezig. De betrokkenheid van de GI lijkt de strijd tussen de ouders juist te doen verergeren. De ondertoezichtstelling is dan ook niet (langer) in het belang van de kinderen, aldus de moeder.
5.5
De GI meent dat is voldaan aan de vereisten voor de verlenging van de ondertoezichtstelling.
De ouders zijn nog altijd niet in staat om samen zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen weg te nemen, ook niet na de afronding van het Kinderen uit de Knel (KUK) traject. Er is sprake van een (verhevigd) loyaliteitsconflict bij zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 1] en de ouders blijven strijd met elkaar voeren over allerlei onderwerpen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om de ouders verder te ondersteunen en te helpen bij het verminderen van hun onderlinge strijd, in de hoop dat er rust ontstaat voor de kinderen en zij zich kunnen focussen op hun eigen ontwikkeling, zonder klem te zitten tussen hun ouders. De GI is voornemens om op 6 november 2023 bij de rechtbank een verzoek in te dienen om de bestaande zorgregeling te wijzigen in een fiftyfifty regeling, aldus de GI ter zitting in hoger beroep.
5.6
De vader staat achter de beslissing van de kinderrechter. Een ondertoezichtstelling is nog altijd nodig. Hij verwacht niet dat de situatie van de ouders en de kinderen zal verbeteren binnen het vrijwillige kader. De moeder blijft strijd voeren over de rug van de kinderen. Er zit geen enkele vooruitgang in, aldus de vader.
5.7
De raad is het eens met de beslissing van de kinderrechter en adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen. De situatie is voor de kinderen enorm belastend. De relatie tussen de ouders is ernstig verstoord. Dat het KUK-traject niet is gelukt, betreurt de raad en dat de ouders nog altijd strijden (bijvoorbeeld over de kleding van de kinderen), acht de raad bijzonder kwalijk. In het belang van de kinderen moet geprobeerd worden om de ouders naar een Parallel Solo Ouderschap (PSO-)traject te krijgen, waarbij de ouders kunnen leren op een zakelijke manier met elkaar te communiceren en de kinderen niet langer te belasten met hun conflicten. Nu de GI daarnaast nog bezig is met een vertrouwenspersoon voor de kinderen en – naar de raad begrijpt – een verzoek tot wijziging van de zorgregeling aanstaande is, acht de raad de ondertoezichtstelling nog altijd noodzakelijk. Op die manier kan de GI erop toezien dat de kinderen niet verder klem komen te zitten tussen hun ouders, aldus de raad.
5.8
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. Sinds de beëindiging van hun relatie in 2019 zijn de ouders in een hevige (juridische) strijd verwikkeld, die tot op heden voortduurt. Zo hebben de ouders (meermalen) geprocedeerd over de zorgregeling, kinderalimentatie, informatieplicht, vervangende toestemming voor reizen en aanvragen van identiteitsbewijzen, al dan niet met dwangsommen, waarbij in de periode 2020 – 2022 ook viermaal een kort geding werd gevoerd. De ouders zijn onvoldoende in staat gebleken om de kinderen buiten deze strijd te houden, waardoor de kinderen in een ernstig loyaliteitsconflict zijn beland. Hulpverlening binnen het vrijwillige kader is niet van de grond gekomen. Het is de moeder niet gelukt om samen met de vader een De-Escalatie bij EchtScheiding (DEES-) traject te volgen bij Samen in Spel. Ook het door de GI ingezette SCHIP-traject via BuroTROOST is niet van de grond gekomen, omdat het de moeder niet lukte zich te committeren aan de aanpak.
In september 2021 heeft de GI intensieve opvoedondersteuning via NiCare ingezet om meer zicht te krijgen op de situatie. Deze hulpverlening is echter in maart 2022 geëindigd na een vertrouwensbreuk tussen de begeleiders en de ouders. Dit heeft geleid tot het advies van NiCare aan de ouders om apart van elkaar in behandeling te gaan bij een orthopedagoge en eerst te werken aan het verminderen van hun onderlinge strijd, zodat er rust komt voor de kinderen en de ouders. Daarnaast heeft Nicare aangegeven dat de interventie van Kinderen uit de Knel pas succesvol kan zijn als is voldaan aan de randvoorwaarden, zoals het niet mer voeren van gerechtelijke procedures en dat beide ouders de samenwerking aangaan.
Omdat de ouders in september 2022 nog verwikkeld waren in een procedure bij de rechtbank, kon niet worden gestart met het KUK-traject. In maart 2023 kon het traject alsnog aanvangen via de Opvoedpoli in [plaats] . Ook dit traject bleek niet succesvol. In het eindverslag van 5 september 2023 heeft de Opvoedpoli de aanbeveling gedaan om het traject Parallel Solo Ouderschap (PSO) in te zetten, omdat het binnen het KUK-traject de ouders niet is gelukt om op een gezamenlijke manier met elkaar in overleg te treden. Daarnaast is de aanbeveling gedaan om de kinderen een sterkere stem te geven, zodat zij kunnen omgaan met de conflictueuze situatie tussen de ouders. Individuele hulpverlening voor de kinderen wordt niet geadviseerd.
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het de GI nog niet is gelukt om met de ouders in gesprek te gaan over de inzet van een therapeutisch vertrouwenspersoon voor de kinderen en dat het PSO-traject nog niet is opgepakt.
5.9
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat de kinderen (nog steeds) ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat het dwingende kader van een ondertoezichtstelling ter afwending van deze ontwikkelingsbedreiging (nog steeds) noodzakelijk is. De door de GI ingezette hulpverleningstrajecten hebben duidelijk gemaakt hoezeer de kinderen klem zitten tussen de ouders en daardoor belast worden. Ondanks de omstandigheid dat inmiddels meerdere jaren zijn verstreken sinds de beëindiging van hun relatie, lijken de ouders zich in toenemende mate te verliezen in hun onderlinge strijd. De belangen van de kinderen raken daarbij steeds meer ondergesneeuwd. Er is sprake van een verhevigd loyaliteitsconflict bij beide kinderen, omdat de ouders strijd blijven voeren over allerhande onderwerpen. Een voorbeeld daarvan is de voortdurende discussie tussen de ouders over het meegeven van de kleding van de kinderen rondom de zorgregeling. Beide ouders lijken zich niet te realiseren welke gevolgen dit heeft voor de kinderen. Geen van de ouders lijkt op dit moment in staat te zijn om zijn of haar ouderlijke verantwoordelijkheid te nemen en deze strijd te staken. Beide ouders wijzen naar elkaar en lijken niet bereid of in staat tot enige zelfreflectie. De stelling van de moeder dat de situatie sinds de ondertoezichtstelling niet is verbeterd, onderschrijft voor het hof de noodzaak van de maatregel. Tot op heden zijn partijen niet in staat gebleken om op ouderniveau overleg te voeren over de kinderen en tot afspraken te komen. Keer op keer is bemiddeling van de GI nodig of wordt de rechter om een beslissing gevraagd. Het lukt de ouders evenmin om overeenstemming te bereiken over een nog aan te stellen vertrouwenspersoon voor de kinderen. Zolang de ouders de belangen van de kinderen uit het oog verliezen en niet kunnen laten prevaleren boven hun eigen belangen, acht het hof het noodzakelijk dat de GI deze belangen bewaakt.
5.1
Ter zitting in hoger beroep hebben de GI en de raad duidelijk gemaakt dat een PSO-traject de laatste vorm van hulpverlening is, die nog kan worden ingezet om de situatie voor de kinderen te verbeteren. Het doel van dat traject is dat de ouders leren zich uitsluitend te focussen op het eigen ouderschap en de eigen relatie met de kinderen, waarbij de onderlinge communicatie tussen de ouders tot een minimum wordt beperkt. Het hof gunt de ouders, maar vooral de kinderen die het slachtoffer zijn van de voortdurende strijd tussen hun ouders, deze kans op verbetering van de situatie. Er dient rust te komen, ook omdat dan duidelijk kan worden of de kinderen daadwerkelijk kampen met kindeigen problematiek zoals de moeder stelt of dat de problemen van reactieve aard zijn, zoals NiCare en de GI vermoeden.
Anders dan de moeder betoogt, is het hof niet gebleken dat de GI onderdeel van de strijd tussen de ouders is geworden en niet langer neutraal kan zijn. Voor het hof is duidelijk dat de GI zich focust op de belangen van de kinderen. De moeder meent dat de GI met haar aangekondigde verzoek tot wijziging van de zorgregeling slechts de vader in de kaart speelt om verzekerd te zijn van zijn deelname aan het PSO-traject. Het hof acht dit niet aannemelijk. Zoals de GI op de zitting in hoger beroep heeft aangegeven, kan en zal zij zo nodig een schriftelijke aanwijzing geven aan de ouder die weigert mee te werken. De GI meent dat een wijziging van de zorgregeling in het belang van de kinderen is. Of de kinderrechter dit oordeel ook is toegedaan, zal moeten blijken. In ieder geval is duidelijk dat de situatie voor de kinderen moet verbeteren. Het hof acht het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de GI hierop in ieder geval nog tot 22 maart 2024 toeziet. Het hof is dan ook van oordeel dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de kinderen terecht heeft verlengd en dat deze maatregel ook nu nog moet voortduren.
5.11
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F Miedema, mr. C.E. Buitendijk en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier, en is op 12 december 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.