ECLI:NL:GHAMS:2023:305
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over herstelkosten en waarborgsom tussen verhuurder en huurder
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen Lebo Vastgoed B.V. (hierna: Lebo) en een huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. Lebo is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de vorderingen van Lebo tot schadevergoeding en betaling van herstelkosten zijn afgewezen. De huurder had de woning van Lebo gehuurd van 1 juni 2018 tot 1 augustus 2020. Na de beëindiging van de huurovereenkomst heeft Lebo de huurder aansprakelijk gesteld voor schade aan het gehuurde, waaronder herstelkosten voor schilderwerk. De kantonrechter heeft de vordering van Lebo slechts gedeeltelijk toegewezen en de reconventionele vordering van de huurder tot restitutie van de waarborgsom toegewezen.
Lebo heeft in hoger beroep aangevoerd dat de huurder verplicht was om het gehuurde in de oorspronkelijke staat op te leveren, zoals dat was bij aanvang van de huurovereenkomst. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze verplichting niet expliciet was vastgelegd in de huurovereenkomst of de vaststellingsovereenkomst. Het hof heeft de argumenten van Lebo verworpen en geconcludeerd dat de huurder niet gehouden was om de kosten van herstel te betalen, afgezien van de niet betwiste kosten voor het schilderen van de muur. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en Lebo veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.