Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grieven 1 tot en met 3heeft [appellant] de juistheid en/of volledigheid van deze feiten betwist. Voor zover van belang zal het hof met deze grieven hierna rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
“Op 8 juli jl. rond 21:45 werd jij verzocht door jouw leidinggevende [naam 1] om het water van de containerzeilen af te halen. Dit weigerde je om te doen. Je weigerde dit naar eigen zeggen, omdat je nog bezig was met andere werkzaamheden en het bijna einde dienst zou zijn. Echter aldus [naam 1] , zou je nog voldoende tijd voor beide hebben gehad, maar staat hij uiteindelijk toe dat jij deze werkzaamheden dan maar niet doet omdat hij geen zin heeft in discussies.De volgende dag 9 juli tegen 21:30, weigerde je wederom om de zeilen te ontwateren maar nu omdat je “het laatst ook al gedaan had”. [naam 1] zag dit nu als een vorm van werkweigering waarop jullie beiden het gesprek hebben voortgezet bij [naam 2] . De gemoederen leken daarna bedaard, maar buiten gekomen uitte jij alsnog via de portofoon openlijk jouw ongenoegen en maakte ongefundeerde beschuldigingen aan het adres van [naam 1] (…). Door het dichtdrukken van jouw portofoon voorkwam [naam 2] dat iedereen verder nog kon meeluisteren. Later op de avond heb je alsnog een begin gemaakt met ontwateren van de zeilen. [naam 2] heeft mij diezelfde avond nog geïnformeerd over dit voorval. Daarop heb ik besloten dit gesprek met je te voeren.Vandaag heb ik in het gesprek je aangegeven dat ik niet van dit wangedrag gediend ben. Ten eerste, als je het niet eens bent met de gang van zaken of voel je je tekortgedaan dan geef je dat aan bij je direct leidinggevende. (…) Ik heb je verteld dat ik verwacht dat je de opgedragen operator werkzaamheden uitvoert zoals verwacht mag worden. Discussies over hoe vaak, wie al wat heeft gedaan is iets om in een 1op1-overleg te bespreken op een rustig moment of in een ploegoverleg. Maar nimmer door deze actie van insubordinatie, waaronder werkweigering. Het tweede punt wat we besproken hebben is het ongefundeerd beschuldigen van jouw collega en leidinggevende over de portofoon waardoor de gehele ploeg deelgenoot werd van de beschuldigingen. Hierdoor leidde je iedereen af van zijn werkzaamheden waardoor mogelijk onnodige onveilige situaties hadden kunnen ontstaan. Ook hier heb ik je aangegeven dat ik dit gedrag volledig onacceptabel vind.
“We spreken nogmaals het vertrouwen in je uit, maar rekenen wel op jouw maximale medewerking om een prettige samenwerking te bewerkstelligen.”
moet niet in de verdediging schieten bij opbouwende kritiek” en “
[appellant] moet aan zijn houding werken (…)”. De score op dit punt is gemiddeld.
“Afgelopen week was je samen met collega [naam 4] bezig met het reinigen van de tankdaken. Je concludeerde dat de wijze van werken door jullie niet veilig was. Daarop besloot je een aantal filmpjes te maken met je telefoon, waarin je duidelijk commentaar gaf dat het niet veilig was zoals jullie op dat moment de werkzaamheden uitvoerden. Ook was op een van de filmpjes duidelijk te zien dat jouw collega zijn valharnas niet correct en dus niet veilig gesloten had.Dit filmpje heb je (…) met diverse mensen gedeeld (…). Daarop ontstond een heftige discussie tussen jou en de aanwezigen over de onveilige wijze waarop het werk werd uitgevoerd, maar ook waarom jij hebt nagelaten om jouw collega direct aan te spreken over zijn onveilige gebruik van het valharnas en waarom je niet zelf het werk hebt stop gelegd toen je concludeerde dat het niet veilig was op de manier waarop jullie het werk uitvoerden. (…)Mijns inziens heb je met bovenstaande acties, de basis van onze Life Saving Rules op grove wijze geschonden door na te laten om een collega die zichzelf in een levensbedreigende situatie bracht te corrigeren alsmede een door jou zelf geconstateerde onveilige wijze van werken niet direct te stoppen.Gezien de ernst van dit voorval en na overleg met de directie hebben wij besloten om je hierbij een formele schriftelijke waarschuwing te geven. Bij een herhaling van het niet naleven van de Veiligheidsregels zullen we genoodzaakt zijn tot het nemen van verregaande disciplinaire maatregelen (w.o. ontslag). (…)”
“Incident 3 november 2021
3.Beoordeling
grief 4in principaal appel betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het ontslag onverwijld is gegeven. De directe aanleiding voor het ontslag op staande voet waren de gebeurtenissen op 3 november 2021, maar pas op 5 november 2021 heeft het ontslag op staande voet plaatsgevonden.
grief 5in principaal appel betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn gedrag op 3 november 2021, in het licht van de eerdere waarschuwingen, kwalificeert als een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Volgens [appellant] is de kantonrechter ten onrechte niet tot vernietiging van de opzegging overgegaan (
grief 6in principaal appel). [appellant] betwist dat hij [naam 5] op 3 november 2021 (tweemaal) heeft geduwd. Dat blijkt volgens hem niet uit de verklaringen van de zes betrokken personen. [appellant] meent dat [geïntimeerde] ook de overige feiten die de directe aanleiding waren voor het ontslag op staande voet niet heeft aangetoond, zodat geen sprake kan zijn van een gaaf ontslag op staande voet. Daar komt bij dat [geïntimeerde] in het bericht van 11 januari 2021 haar vertrouwen in [appellant] heeft uitgesproken; nadien zijn partijen derhalve met een schone lei begonnen (
grief 2in principaal appel). Na het incident in juni 2021 heeft [geïntimeerde] bovendien geen stappen meer ondernomen om de wijze waarop [appellant] zijn werkzaamheden uitvoert te veranderen; [geïntimeerde] heeft [appellant] geaccepteerd zoals hij is. Anders had het op de weg van [geïntimeerde] gelegen om het gedrag van [appellant] te veranderen. Ook betwist [appellant] dat het meerdere keren flink uit de hand is gelopen.
ik weet je buiten wel te vinden” en “
de blanken tegen de zwarten”. [naam 10] en [naam 6] hebben verklaard dat [appellant] heeft gezegd “
jullie blanken helpen elkaar”. Naar het oordeel van het hof kan hieruit worden afgeleid dat het door [geïntimeerde] verweten gedrag van [appellant] op 3 november 2021 voldoende is komen vast te staan. [appellant] heeft deze door [geïntimeerde] gestelde gebeurtenissen weliswaar betwist en gesteld dat hij [naam 5] niet heeft geduwd en geen (be)dreigende en/of racistische opmerkingen richting [naam 5] heeft gemaakt, maar hij heeft die stelling verder niet onderbouwd met (bewijs)stukken. Hoewel [appellant] ter zitting heeft verklaard nog goed contact te hebben met een aantal van de collegae, heeft hij hen bijvoorbeeld niet benaderd om een verklaring af te leggen, hetgeen wel op zijn weg zou hebben gelegen. Bovendien heeft hij ter zitting verklaard dat hij, nadat hij door een collega was weggestuurd om te kalmeren, zelf weer het gesprek met [naam 5] is aangegaan. Hieruit kan worden afgeleid dat [appellant] zich na een conflictsituatie en zelfs na een
time-outniet kon beheersen. Onder deze omstandigheden kan worden geconcludeerd dat [appellant] zich schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten gedrag op 3 november 2021.