2.Feiten
Het hof Den Haag heeft in het arrest van 28 augustus 2018 onder 1.a tot en met 1.o de feiten vastgesteld die het tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook dit hof als uitgangspunt.
a. Bij akte van 25 februari 1976 heeft de Staat aan [naam 1] (de vader van [appellant] ) een perceel landbouwgrond, groot 54 hectare en 29 are, met terugwerkende kracht tot 1 november 1975 in erfpacht uitgegeven. Het perceel bestaat uit twee kavels, kadastraal genummerd [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] en is thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , [...] . Op de erfpachtuitgifte zijn algemene voorwaarden van toepassing. De aanvangscanon bedroeg ƒ 20.739 (€ 9.410,95) per jaar. Ingevolge artikel 1 lid 3 van de algemene voorwaarden wordt de canon telkens na zes jaren op verzoek van een der partijen herzien. Het recht van erfpacht is uitgegeven voor 40 jaren en eindigde derhalve op 31 oktober 2015.
b. Het in erfpacht uitgegeven perceel ligt in de nabijheid van de luchthaven [gemeente] . Hierdoor kon [naam 1] , naar hij wist bij het aangaan van de erfpacht, de boerderij niet in het midden van het perceel bouwen zoals hij wilde. De boerderij met bedrijfsgebouwen is na totstandkoming van de erfpachtovereenkomst gebouwd in een hoek van kavel [kadasternummer 1] .
Hieronder staat een tekening van de situatie ter plaatse, waarop kadasternummer [kadasternummer 1] is aangegeven als kadasternummer 1 en [kadasternummer 2] als kadasternummer 2.
c. De boerderij met het erf ter grootte van 88,8 are op perceel [kadasternummer 1] is in 1999 door de Staat aan de vader van [appellant] verkocht. Per 1 mei 2000 heeft [appellant] het agrarisch bedrijf van zijn vader overgenomen door de boerderij met erf en het resterende erfpachtrecht (van ongeveer 53 hectare) van zijn vader te kopen.
d. Omdat de boerderij aan de rand van de kavels ligt (‘excentrische ligging’) moet over de openbare weg worden gereden om de kavels te bereiken en de oogst af te voeren, hetgeen (extra) tijd kost. De kavels hebben bovendien enkele niet evenwijdig lopende zijden (‘geren’). Hierdoor kost het bewerken van de kavels meer tijd en arbeid dan wanneer de grenzen recht zouden zijn.
e. Onder de met [appellant] ’s vader gesloten erfpachtovereenkomst werd de hoogte van de canon op grond van artikel 1 lid 2 van de algemene voorwaarden bepaald op de pachtprijs, en dus aan de hand van het Pachtnormenbesluit 1977 (gewijzigd in 1992, 1995 en 1998) en, later, het Pachtprijzenbesluit 2007 (gewijzigd in 2009 en 2011). Deze besluiten schrijven alleen voor pachtovereenkomsten de prijzen dwingend voor, niet voor erfpachtovereenkomsten.
f. In het Pachtnormenbesluit worden onder externe productieomstandigheden verstaan: de waterhuishouding, de ontsluiting, de verkaveling, de perceelsvorm, de perceelsgrootte, de ligging en de bereikbaarheid van het land ten opzichte van de gebouwen (zie o.m. artikel 2 lid 5 van het besluit uit 1977 en artikel 2 lid 4 van het besluit uit 1992).
g. In 1981 is de canon voor [appellant] ’s perceel voor het eerst herzien. Daarbij is de erfpachtcanon berekend conform het Pachtnormenbesluit 1977 waarin is bepaald dat ingeval de (feitelijke) externe productieomstandigheden afwijken van de
gemiddelde(cursivering hof) externe productieomstandigheden een aftrek of een toeslag wordt toegepast (artikel 2 lid 6). Met betrekking tot kavel [kadasternummer 2] is een aftrek gegeven van in totaal ƒ 30 per hectare wegens de excentrische ligging ten opzichte van de boerderij en de kavelvorm. Op kavel [kadasternummer 1] is een aftrek vanwege ‘gerende vorm’ gegeven van ƒ 15 per hectare. De Staat heeft op basis van voornoemde berekening de canon verhoogd naar (inclusief verrekening waterschapslasten) ƒ 27.394 (afgerond € 12.431) per jaar. Hierna wordt de canon telkens vermeld met inbegrip van verrekening van de waterschapslasten.
h. In 1988 de canon voor de tweede maal herzien. Hij is toen vastgesteld op ƒ 35.129 (afgerond € 15.941).
i. In 1993 was er een derde herzieningsmoment van de canon. Inmiddels was sprake van een andere berekeningssystematiek door de wijziging van het Pachtnormenbesluit in 1992. In het gewijzigde Pachtnormenbesluit werd uitgegaan van optimale externe productieomstandigheden en dus niet meer van gemiddelde productieomstandigheden met toeslag- en aftrekmogelijkheden. Als in de nieuwe systematiek een of meer externe productieomstandigheden van het optimale afweken, diende een aftrek te worden toegepast (artikel 2 lid 5). De Staat heeft bij brief van 29 november 1993 voorgesteld de canon te wijzigen naar ƒ 41.432 per jaar. De vader van [appellant] is hier niet mee akkoord gegaan. Hij stelde in dat verband dat in de berekening onvoldoende rekening was gehouden met de vorm van zijn perceel en de excentrische ligging van kavel [kadasternummer 2] ten opzichte van de bedrijfsgebouwen. De canon is vervolgens door deskundigen vastgesteld. In het taxatierapport staat onder meer het volgende vermeld:
a. vorm zie kaart; aan de oostzijde geert het perceel sterk en aan de noordwestzijde enigszins;
(…)
16. Bijzonderheden
(…). Een en ander brengt mede dat de deskundigen bij hun taxatie niet hebben betrokken de omstandigheid dat – naar hen tijdens de taxatie is gebleken – de erfpachter de indertijd door hem gestichte opstallen niet op de door hem gewenste locatie heeft kunnen realiseren.’
De deskundigen kwamen tot een basiscanon van ƒ 895 per hectare. Zij verhoogden de aftrek voor ‘
e.p’ (externe productieomstandigheden) naar ƒ 105 per hectare. In het advies is niet met zoveel woorden vermeld op basis van welke omstandigheden de deskundigen tot deze aftrek zijn gekomen. De totale hoogte van de canon is bepaald op ƒ 38.663 (afgerond € 17.544,50).
j. De erfpachtcanon is – voor het gedeelte dat na de verkoop van de boerderij met erf nog in erfpacht is gebleven (zie rov. 2.c.) – in 1999 voor de vierde maal herzien. Conform het in 1998 gewijzigde Pachtnormenbesluit is de canon verhoogd tot
ƒ 49.403 (afgerond € 22.418).
k. Bij brief van 1 juli 2005 heeft de Staat een vijfde canonherziening aangekondigd per 1 november 2005. Hiertegen heeft [appellant] bezwaar gemaakt. De Staat heeft bij brief van 1 februari 2006 aan [appellant] bericht dat op basis van diens argumentatie tegen de voorgestelde canonherziening is besloten deze herziening niet door te voeren. Tevens is in deze brief het volgende vermeld:
‘Tijdens uw gesprek met de heer de heer [naam 2] op 9 januari 2006 heeft de excentrische ligging van uw erf en gebouwen ten opzichte van de cultuurgrond de doorslag tot dit besluit gegeven. U moet onevenredig veel gebruik maken van de openbare weg ( [straatnaam] ), terwijl tegelijkertijd deze weg door de jaren heen een steeds hoogwaardiger karakter heeft gekregen vanwege de toegang tot het vliegveld en andere belangrijke voorzieningen. Dit gaat voor u gepaard met aanzienlijke hogere bedrijfskosten (milieumaatregelen). (...)’.
l. Bij brief van 28 juli 2011 heeft de Staat een zesde canonherziening aangekondigd, en wel per 1 november 2011. Voorgesteld werd de canon te verhogen tot € 39.495,58. Hiertegen heeft [appellant] bezwaar gemaakt. Na een taxatie door deskundigen is de canon vastgesteld op het door Staat voorgestelde bedrag.
m. Bij brief van 19 september 2013 heeft de Staat [appellant] gelet op het naderende einde van de 40-jarige erfpachtovereenkomst per 31 oktober 2015 geïnformeerd over de mogelijkheid tot heruitgifte in erfpacht. De Staat heeft hierbij vermeld dat conform een in 1997 ingezet beleid de 40-jarige erfpachtovereenkomsten bij ommekomst van de termijn tegen de alsdan geldende marktconforme voorwaarden worden heruitgegeven en dat de canon voor los land op grond van dat beleid (hierna: het 1997-Beleid) wordt vastgesteld op 125% van de regionorm volgens het Pachtprijzenbesluit 2007. Het 1997 Beleid is neergelegd in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 december 1997 aan de Tweede Kamer (TK 1997-1998, 24 490, nr.7). In punt 5.1 van die brief, onder de kop ‘
Canon’, is het volgende opgenomen:
‘
(…) (ik) heb (…) toegezegd dat na expiratie van de 40-jarige erfpachtrechten op ca. 19.000 ha cultuurgrond van de Staat heruitgifte zal plaatsvinden tegen marktconforme voorwaarden. In de opdracht aan de commissie [A.] (…) is vermeld dat de canon – evenals de overige voorwaarden – marktconform worden bepaald overeenkomstig de in de markt geldende praktijk. Het op dit punt door de commissie [A.] gegeven advies acht ik juist. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar bijlage 3.’
In bijlage 3 is onder meer het volgende te lezen:
‘
De koppeling van de canons aan de lage pachtprijzen, in combinatie met het feit dat erfpachters, in tegenstelling tot pachters, hun recht kunnen vervreemden op de vrije markt en hun financieringsruimte kunnen vergroten door op dat recht hypotheek te vestigen, heeft in de praktijk geleid tot grote vermogensvoordelen voor de erfpachters.
(…)
Het feit dat in het verleden de canons werden gekoppeld aan de pachtprijzen, impliceert niet dat de Staat daartoe op enigerlei wijze gehouden was. Het pachtnormenbesluit schrijft uitsluitend voor pachtovereenkomsten dwingend het prijsniveau voor. De wet laat het canonniveau van agrarische erfpachten vrij. Nu er op dit punt in het verleden (de uitgiftegeschiedenis) geen gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt en aan de huidige contracten geen rechten kunnen worden ontleend, adviseert de commissie [A.] de canons bij heruitgifte in erfpacht vanaf 2012 marktconform vast te stellen en te herzien volgens de in de markt geldende praktijk.’
n. Bij brief van 15 juli 2015 heeft de Staat een ontwerpakte van uitgifte in erfpacht toegezonden met een canon berekend overeenkomstig het 1997-Beleid.
o. Bij brieven van 12 oktober en 17 november 2015 heeft de advocaat van [appellant] gereageerd op de ontwerpakte. Daarbij is onder andere ter zake van de hoogte van de erfpachtcanon aangevoerd dat het niet redelijk is om in de nieuwe overeenkomst geen korting meer door te voeren, zoals in de 39 voorafgaande jaren wel is gebeurd, in verband met de excentrische ligging van het woonhuis ten opzichte van de kavels, het onevenredige gebruik van de openbare weg dat daardoor moet worden gemaakt, en de kavelvorm. [appellant] is uiteindelijk overgegaan tot ondertekening van de door de Staat toegezonden ontwerpakte uitgifte in erfpacht ingaande op 1 november 2015, met een canon van € 78.357,46 per jaar. Hij heeft zich daarbij wel het recht voorbehouden een procedure te starten over de rechtmatigheid van het niet toepassen van een korting door de Staat op de canon. Bij brief van 11 april 2016 heeft de Staat [appellant] bericht dat als mocht blijken dat een dergelijke vordering door de rechtbank tot in hoogste instantie wordt toegewezen, de Staat de uitspraak zal volgen en [appellant] een gewijzigde canon zal voorleggen.