ECLI:NL:GHAMS:2023:293

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
200.317.991/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling op grond van artikel 1:265g BW in een familiezorgzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie van de moeder en de vader. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verzocht om een zorgregeling waarbij de kinderen meer tijd bij haar zouden doorbrengen. De vader en de gecertificeerde instelling, De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI), verzetten zich tegen deze wijziging. De zaak is complex, met een lange voorgeschiedenis van ondertoezichtstelling en eerdere beschikkingen die de zorgregeling betroffen. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen twee keer per week bij de moeder zijn, goed verloopt. De moeder heeft echter behoefte aan meer duidelijkheid en een uitbreiding van de zorgregeling. Het hof heeft de zorgen van de GI over de emotionele stabiliteit van de moeder en de impact op de kinderen in overweging genomen. Uiteindelijk heeft het hof besloten de zorgregeling te wijzigen, zodat de kinderen elke week van vrijdag uit school tot zaterdag 14.30 uur bij de moeder zijn, onder regie van de GI. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof heeft de eerdere beschikking van de kinderrechter vernietigd en de zorgregeling aangepast, met de mogelijkheid voor verdere uitbreiding in de toekomst, afhankelijk van de ontwikkeling van de situatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.317.991/01
zaaknummer rechtbank: C/15/328232 / JU RK 22-780
beschikking van de meervoudige kamer van 7 februari 2023 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. van der Weide te [plaats B] ,
en
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn door het hof aangemerkt:
  • [de vader] (hierna: de vader);
  • de na te noemen minderjarige [kind 1] (hierna: [kind 1] );
  • de na te noemen minderjarige [kind 2] (hierna: [kind 2] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) (hierna: de kinderrechter) van 20 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 20 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 juli 2022.
2.2
De vader heeft op 29 november 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De GI heeft op 30 november 2022 een verweerschrift ingediend.
2.4
De moeder heeft op 15 december 2022 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.5
Bij het hof is voorts ingekomen een bericht van de zijde van de GI van 5 december 2022.
2.6
De mondelinge behandeling van de zaak heeft op 16 december 2022 plaatsgevonden, gelijktijdig met de behandeling van de zaak met zaaknummer 200.317.360/01.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de gezinsmanager namens de GI;
- de vader, bijgestaan door mr. J.H.M. de Boer, advocaat te Alkmaar;
- de heer W. Daalderop namens de raad.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
- [kind 1] , [in] 2013 en
- [kind 2] , [in] 2017 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
3.2
De moeder heeft uit eerdere relaties twee zoons, [kind 3] , geboren [in] 1999, en [kind 4] , geboren [in] 2006. [kind 4] woont bij de vrouw.
3.3
[kind 1] is vóór haar geboorte door de vader erkend.
Bij beschikking van 5 december 2018 heeft de kinderrechter aan de vader vervangende toestemming verleend tot erkenning van [kind 2] . Deze beschikking is door dit hof bekrachtigd bij beschikking van 17 november 2020. De vader heeft [kind 2] erkend op 23 april 2021.
3.4
Bij beschikking van 16 september 2020 van de kinderrechter zijn de vader en de moeder samen met het gezag over [kind 1] belast. Bij beschikking van 24 augustus 2021 van dit hof zijn de moeder en de vader ook gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [kind 2] belast.
3.5
[kind 1] en [kind 2] staan sinds 28 maart 2019 onder toezicht van de GI. Deze ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 28 maart 2023.
3.6
Bij beschikking van 8 maart 2021 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader voor de duur van vier weken. De maatregel is nadien enkele keren verlengd.
De kinderen verblijven sindsdien bij de vader en hebben een zorgregeling met de moeder.
3.7
Bij beschikking van 23 november 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) onder andere, kort gezegd, de raad verzocht onderzoek te doen naar de vraag waar de kinderen het best kunnen opgroeien, welke zorgregeling in het belang van de kinderen is en welke hulpverlening noodzakelijk is.
3.8
Bij beschikking van 21 maart 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing voor beperkte duur verlengd (tot 28 juni 2022), omdat het rapport van de raad nog niet gereed was.
Bij beschikking van 22 juni 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing ambtshalve verlengd voor de duur van drie weken.
3.9
De zorgregeling tussen de kinderen en de moeder is meerdere keren gewijzigd.
Bij beschikking van 21 maart 2022 van de kinderrechter is een zorgregeling bepaald waarbij de kinderen de moeder iedere vrijdag gedurende drie uur zien bij de moeder thuis, de eerste keren nog onder begeleiding en bij goed verloop het eerste uur onbegeleid en de laatste twee uur onder begeleiding, met wijziging van de beschikking van 2 november 2021 van dit hof in zoverre.
3.1
Bij de stukken bevindt zich een rapport van de raad van 3 mei 2022. Daarin heeft de raad de rechtbank geadviseerd de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen en de zorgregeling met de moeder uit te breiden. De raad heeft vraagtekens geplaatst bij het perspectiefbesluit van de GI (inhoudende dat de kinderen niet bij de moeder opgroeien), omdat nog onvoldoende is gekeken naar de mogelijkheden van de moeder.
De raad achtte het op dat moment niet in het belang van de kinderen om vast te stellen waar zij het best kunnen opgroeien, omdat de opvoedsituaties bij de vader en de moeder beide te kwetsbaar zijn. Het is onverstandig om de situatie opnieuw te wijzigen, maar de mogelijkheid van parallel ouderschap moet worden bekeken. Er dient voorts te worden toegewerkt naar meer contact met de moeder, onder regie van de GI. De moeder heeft laten zien dat zij goed kan aansluiten bij de kinderen, aldus de raad.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad – de zorgregeling tussen de kinderen en de moeder gewijzigd als volgt:
- de regeling tot week 31 is nog op de huidige manier;
- vanaf maandag 8 augustus (week 32 en week 33) zijn de kinderen op maandag-/ dinsdag- of woensdagmiddag (afhankelijk van wat prettig is voor de kinderen en wanneer de begeleiding kan) bij de moeder met één uur onbegeleid en vervolgens twee uur begeleid. De kinderen zijn in dezelfde week ook bij de moeder op de vrijdag met één uur onbegeleid en twee uur begeleid;
- vanaf maandag 22 augustus (week 34) zijn de kinderen op maandag-/ dinsdag- of woensdagmiddag (afhankelijk van wat prettig is voor de kinderen en wanneer de begeleiding kan) bij de moeder met twee uur onbegeleid en vervolgens één uur begeleid. De kinderen zijn in dezelfde week ook bij de moeder op vrijdag met één uur onbegeleid en twee uur begeleid;
- vanaf maandag 29 augustus (week 35 en verder) zijn de kinderen op maandag-/ dinsdag- of woensdagmiddag (afhankelijk van wat prettig is voor de kinderen en wanneer de begeleiding kan) bij de moeder met drie uur onbegeleid en vervolgens één uur begeleid. De kinderen zijn in dezelfde week ook bij de moeder op vrijdag met één uur onbegeleid en twee uur begeleid;
- in week 36 wordt door de GI, in samenspraak met de omgangbegeleiders, geëvalueerd hoe de zorgregeling is verlopen (toetsmoment). Als de onafhankelijke omgangsbegeleiders positief adviseren en het toetsmoment positief is, kan de zorgregeling verder op regie van de GI. Er kan dan worden toegewerkt naar een dag in het weekend, naar een overnachting bij de moeder en verdere uitbreiding.
Deze beschikking is gegeven op het inleidend verzoek van de GI om te bepalen dat wijziging van de omgang onder regie van de GI gebeurt, met wijziging van de beschikking van 21 maart 2022 in zoverre.
De moeder had bij zelfstandig verzoek verzocht de beschikking van 21 maart 2022 te wijzigen en, kort gezegd, een zorgregeling te bepalen waarbij wordt opgebouwd naar een gelijke verdeling van de zorg per 1 januari 2023.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de GI af te wijzen en het zelfstandig verzoek van de moeder toe te wijzen in die zin dat binnen twee maanden met een concreet in de beschikking op te nemen schema wordt toegewerkt naar een nacht per week slapen en vervolgens twee nachten per week en per 1 januari 2023 een zorgregeling vast te stellen in die zin dat de kinderen op maandag, dinsdag en woensdag (wisseldag) bij de vader verblijven en vanaf woensdagmiddag (uit school) bij de moeder tot en met vrijdag en waarbij de kinderen het ene weekend bij de vader en het andere weekend bij de moeder verblijven en de vakanties bij helfte worden gedeeld, althans een zodanige zorgregeling vast te stellen als het hof juist zal achten, naar het hof begrijpt met wijziging van de beschikking van 21 maart 2022 in zoverre.
4.3
De GI verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
In haar brief van 5 december 2022 stelt de GI niet toe te werken naar een zorgregeling van een weekend per twee weken, maar naar een wekelijkse regeling van vrijdag uit school tot zaterdag 14.30 uur.
4.4
De vader verzoekt het verzoek van de moeder af te wijzen.
In incidenteel hoger beroep verzoekt hij te bepalen dat de kinderen elke week op zaterdag van 9.30 tot 18.00 uur bij de moeder zijn, welke regeling met een nacht kan worden uitgebreid onder regie van de GI.
4.5
De moeder verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

In principaal en incidenteel hoger beroep
Procesorde
5.1
De moeder heeft vier grieven geformuleerd tegen de bestreden beschikking.
In haar derde grief heeft zij aan de orde gesteld dat de enkelvoudige kamer van de rechtbank de bestreden beschikking heeft gegeven terwijl de rechtbank in een eerdere beschikking had overwogen dat een meervoudige kamer zou dienen te beslissen op het verzoek van de GI. Dat gegeven maakt dat volgens de moeder het beginsel van een goede procesorde is geschonden.
Daarnaast voert de moeder aan dat op de zitting van de rechtbank geen raadsvertegenwoordiger aanwezig was, terwijl de raad onderzoek had gedaan en advies had gegeven, maar er ook de nodige vragen waren over het opgestelde rapport. Door deze gang van zaken heeft de moeder niet het gevoel dat serieus naar de zaak en het belang van de kinderen is gekeken.
Wat daar ook van zij, nu het hoger beroep mede dient om fouten en omissies uit eerste aanleg te herstellen en de raad ter zitting in hoger beroep wel aanwezig was en het hof van advies heeft voorzien, behoeft deze grief geen verdere bespreking meer.
Standpunt van de moeder
5.2
De moeder is het om meerdere redenen niet eens met de zorgregeling die is bepaald door de rechtbank. Ten eerste moet die worden uitgebreid. Uit de observatieverslagen blijkt dat de zorgregeling goed verloopt en de kinderen hebben er behoefte aan om meer bij de moeder te zijn. De GI zegt zorgen te hebben over de emotieregulatie van de moeder, maar de genoemde voorbeelden dateren van anderhalf à twee jaar geleden en zijn deels (zoals door de huisarts en de school) gerectificeerd. Tijdens de omgang wordt niet gezien dat de moeder moeite zou hebben om haar emoties onder bedwang te houden.
Ten tweede wenst de moeder duidelijkheid. Doordat weer een tijdelijke zorgregeling is bepaald, is niet duidelijk waar naartoe wordt gewerkt. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek op dit punt aangepast in die zin dat zij, naar aanleiding van het hierna weer te geven advies van de raad, primair verzoekt om een voorlopige zorgregeling met overnachting te bepalen en subsidiair een definitieve zorgregeling zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Voorts wil de moeder niet dat de regie over de zorgregeling bij de GI ligt. De GI vaart haar eigen koers en blijft zich aan het opvoedbesluit houden, ondanks het advies van de raad om opnieuw te kijken naar het perspectief van de kinderen. De GI breidt de zorgregeling niet uit, ondanks de bestreden beschikking.
Tot slot heeft de moeder aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zonder nadere motivering het verzoek van de moeder om [X] of een andere dergelijke deskundige te benoemen, heeft afgewezen.
Standpunt van de GI
5.3
De GI heeft in haar verweer bevestigd dat zij blijft werken vanuit het in november 2021 genomen opvoedbesluit dat de kinderen niet bij de moeder opgroeien, omdat de omstandigheden sindsdien niet zijn gewijzigd. De zorgen om de emotieregulatie van de moeder zijn nog steeds aanwezig. Daarom heeft de GI er geen vertrouwen in dat de emotionele veiligheid van de kinderen kan worden gewaarborgd als zij langere tijd bij de moeder zijn. Het rapport van de raad heeft daarin voor het standpunt van de GI geen verandering gebracht. De raad heeft de noodzaak van passende hulp genoemd. Die komt echter nog steeds niet van de grond of heeft niet het gewenste effect. Beide ouders tonen weinig inzicht. De uitbreiding van de zorgregeling stagneerde meermaals omdat de moeder zich niet aan de voorwaarde hield dat huisartsbezoek en medicatieaanvraag in overleg met de GI moesten plaatsvinden.
Een gelijke zorgverdeling is volgens de GI niet haalbaar omdat de opvoedstijlen van de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan en de ouders strijd blijven voeren. Zelfs over het lidmaatschap van een sportvereniging worden zij het niet eens en zij stellen elkaar ook niet op de hoogte.
In haar brief van 5 december 2022 heeft de GI gesteld niet toe te werken naar een zorgregeling van een weekend per twee weken, maar naar een wekelijkse regeling van vrijdag uit school tot zaterdag 14.30 uur. Op die manier is er slechts één overdrachtsmoment, houdt de vader een weekendmoment en zijn de kinderen niet te lang bij de moeder. Wat de GI betreft is dit het definitieve perspectief van de kinderen.
Standpunt van de vader
5.4
De vader stelt dat de huidige zorgregeling waarbij de kinderen twee dagdelen per week bij de moeder verblijven op zichzelf goed verloopt, maar dat deze wat onrustig is, om welke reden de vader in zijn incidenteel appel heeft verzocht de twee dagdelen samen te voegen tot één dag, bijvoorbeeld op zaterdag van 9.30 uur tot 18.00 uur. Voor uitbreiding met een nacht vindt de vader het te vroeg, maar als het goed gaat kan dat te zijner tijd wel onder regie van de GI.
De vader krijgt signalen dat de moeder de kinderen dingen influistert en hij maakt zich zorgen over de zeer frequente bezoeken van de moeder met de kinderen aan de huisarts. Punt van geschil is vaak het afdwingen van medicijnen door de moeder. Dit maakt dat de vader zich zorgen maakt over een uitbreiding van de (onbegeleide) omgang. Ook vreest hij dat de kinderen meer klem komen te zitten vanwege de slechte communicatie tussen de ouders. Verder is hij bang dat de kinderen pleziertjes zoals basketbal, judo en bibliotheekbezoeken moeten opgeven als zij meer bij de moeder zijn, omdat de moeder daar niet achter staat.
Advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het opvoedbesluit door de GI prematuur is genomen. Wel is het in dat verband van groot belang dat de moeder meer openheid geeft over haar emotieregulatie en dat het hulpverleningstraject van Koel & Co bij de vader wordt voortgezet. Totdat er meer informatie is over de emotieregulatie van de moeder en de opvoedsituatie bij de vader, adviseert de raad de huidige voorlopige zorgregeling voort te zetten, met dien verstande dat een overnachting kan worden toegevoegd. De raad kan de werkwijze van de GI bij de huidige gang van zaken goed volgen. Doordat de GI over te weinig informatie over de persoonlijkheid van de moeder beschikt, komt de GI niet verder dan een beperkte zorgregeling. De raad is echter van mening dat de moeder toch nog een kans moet worden geboden om inzicht te geven. Thans is het te vroeg om een definitieve zorgregeling vast te stellen en om een opvoedbesluit te nemen.
De raad adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen en de huidige voorlopige zorgregeling voort te zetten, met inachtneming van voornoemde aanwijzingen aan de moeder, de vader en de GI.
Wettelijk kader
5.6
Ingevolge artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. De kinderrechter kan op grond van het tweede lid van voornoemd artikel de hiervoor genoemde regeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Wijziging van omstandigheden
5.7
Met de kinderrechter is het hof van oordeel dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. In de beschikking van de kinderrechter van 21 maart 2022 is een deels begeleide zorgregeling vastgelegd. Deze verloopt volgens alle betrokkenen goed. Het hof dient te beoordelen of dit een reden is om de regeling in de beschikking van 21 maart 2022 te wijzigen.
Oordeel van het hof
5.8
Het hof constateert dat de moeder de kinderen thans twee keer per week gedurende vier uur ziet. De moeder haalt hen op vrijdagmiddag op uit school waarna zij bij haar thuis zijn en de vader hen ophaalt om 18.30 uur. Ook op zaterdag zijn de kinderen vier uur bij de moeder, waarbij de vader de kinderen brengt om 10.30 uur en haalt om 14.30 uur. De regeling wordt deels begeleid door [Y] van Koel & Co. De GI wil deze regeling aldus aanpassen dat de kinderen bij de moeder blijven overnachten op vrijdag. Anders dan de vader, ziet het hof geen aanleiding om deze overnachting niet toe te voegen aan de zorgregeling. De huidige zorgregeling verloopt goed, zo blijkt ook uit de observatieverslagen. De moeder reageert sensitief en responsief op de kinderen. De kinderen en de moeder brengen graag tijd met elkaar door.
De vragen die er zijn over de persoonlijkheid van de moeder, in die zin dat niet duidelijk is wat in het verleden maakte dat zij haar emoties niet de baas was en dat evenmin duidelijk is of zij daartoe nu wel in staat is, staan op dit moment wel in de weg aan een uitbreiding van de zorgregeling zoals de moeder die voorstaat, namelijk een regeling waarbij de kinderen de helft van de tijd bij haar zijn. Met de raad en de GI deelt het hof de zorg dat de moeder te veel emotionele prikkels krijgt als de kinderen langer dan een dag bij haar zouden zijn en dat zij wellicht (weer) emotionele uitbarstingen krijgt. Op dit moment is niet duidelijk waarom de moeder in het verleden heftig heeft gereageerd. Aan haar is herhaaldelijk gevraagd om openheid van zaken te geven. De moeder heeft dat keer op keer geweigerd. Ter zitting in hoger beroep heeft zij uitgelegd dat die weigering vooral voortkomt uit haar wantrouwen jegens de GI die zaken naar haar idee steeds ten nadele van haar uitlegt. Het hof spreekt de hoop uit dat de moeder daartoe nu wel bereid is, na het advies van de raad ter zitting te hebben gehoord, welk advies door het hof wordt onderschreven. Indien zij alsnog spreekt met een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige of haar behandelend psycholoog informatie laat verschaffen, kan zij de GI meer inzicht in haar emotionele gesteldheid geven.
Dit alles maakt dat het hof van oordeel is dat het nog te vroeg is om de nu vast te stellen zorgregeling als definitieve zorgregeling te zien, zoals de GI dat wenst.
Ook de resultaten van de begeleiding van Koel & Co bij de vader thuis moeten naar het oordeel van het hof worden afgewacht. [Y] van Koel & Co is sinds 19 maart 2021 bij de kinderen betrokken; bij de moeder begeleidt zij de omgang en bij de vader geeft zij opvoedingsondersteuning. Zij is van januari 2022 tot september 2022 niet bij de vader geweest. Sinds de vader weer toestemming heeft gegeven om bij hem thuis te komen, heeft [Y] echter niet of nauwelijks de gelegenheid gekregen om de kinderen buiten aanwezigheid van de vader te spreken en die gelegenheid zou zij wel meer moeten krijgen, zo vaak en zo veel zij dat voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk acht. Het hof acht de zorgregeling zoals die nu wordt uitgevoerd, met daaraan toe te voegen een overnachting bij de moeder van vrijdag op zaterdag, thans het meest in het belang van de kinderen. Het hof zal het door de moeder en de vader meer of anders verzochte dan ook in zoverre afwijzen.
5.9
Indien de moeder alsnog inzicht geeft, kan dat, ook afhankelijk van de verdere resultaten van de begeleiding door Koel & Co, ertoe leiden dat de zorgregeling bij de moeder verder wordt uitgebreid. Evenals de kinderrechter zal het hof bepalen dat die uitbreiding onder regie van de GI kan plaatsvinden, omdat de GI het beste in staat is de situatie van de kinderen te beoordelen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de GI de mogelijkheid van een ruimere zorgregeling zorgvuldig in overweging zal nemen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en een zorgregeling bepalen zoals hieronder is weergegeven.
Benoeming deskundige of bijzondere curator
5.1
In eerste aanleg heeft de moeder verzocht [X] of een andere deskundige op het gebied van ouderonthechting te benoemen om te adviseren over een passende interventie en antwoord te geven op de vragen die ook al aan de raad zijn gesteld, met als reden de toegenomen zorgen over de thuissituatie van de vader, die Koel & Co niet meer thuis toeliet. In hoger beroep heeft de moeder verder toegelicht dat de door Benschop genoemde zorgen over oudervervreemding onderzoek door een deskundige noodzakelijk maken, alsook de zorgen die zij heeft over de GI die star haar koers vervolgt. Zij heeft ook de mogelijkheid van benoeming van een bijzondere curator genoemd.
5.11
Het hof stelt vast dat Benschop namens Eigenwijzer een psychologisch onderzoek bij de kinderen heeft uitgevoerd, dat de raad onderzoek heeft verricht en dat Koel & Co (inmiddels weer) bij beide ouders thuis komt. De informatie die uit voornoemde bronnen bekend is, levert voor het hof voldoende informatie op om te beslissen; een onderzoek naar ouderonthechting en/of in verband met de zorgen van de moeder over de koers van de GI acht het hof voor de onderhavige beslissing niet nodig.
De benoeming van een bijzondere curator acht het hof -in deze procedure- niet noodzakelijk in het belang van de kinderen.
5.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
bepaalt, met wijziging van de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 21 maart 2022 in zoverre, dat de kinderen in het kader van een zorgregeling bij de moeder zijn iedere week van vrijdag uit school tot zaterdag 14.30 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag uit school haalt en de vader de kinderen op zaterdag bij de moeder ophaalt, dit alles onder regie van de GI en waarbij de zorgregeling verder kan worden uitgebreid dan wel worden aangepast onder regie van de GI;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Kloosterhuis, mr. C.E. Buitendijk en mr. M.C. Schenkeveld, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 7 februari 2023 in het openbaar uitgesproken door de jongste raadsheer.