ECLI:NL:GHAMS:2023:2923

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
23-000661-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring mishandeling ex-vrouw en overtreden gedragsaanwijzing met oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van zijn ex-vrouw en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De mishandeling vond plaats op 5 augustus 2020 in Dordrecht, waar de verdachte de aangeefster bij haar hals/nek heeft vastgepakt. Daarnaast heeft hij in de periode van 2 tot en met 12 september 2020 in strijd met de gedragsaanwijzing gehandeld door contact met haar op te nemen. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en getuige als geloofwaardig beoordeeld, ondanks de verdediging die twijfels uitte over de geloofwaardigheid van deze verklaringen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000661-22
datum uitspraak: 1 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 28 januari 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 10-217921-20 en 10-231489-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1960,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-217921-20:
hij, op of omstreeks 5 augustus 2020 te Dordrecht, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar hals/nek/keel vast te pakken en/of in haar hals/nek/keel te knijpen;
Zaak met parketnummer 10-231489-20 (gevoegd):
hij, in of omstreeks 2 september 2020 tot en met 12 september 2020 te Dordrecht, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 28 augustus 2020 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met mevrouw [slachtoffer], (geboren [geboortedag 2] 1973) en zich niet mag bevinden op de gehele [adres 2], door die voornoemde [slachtoffer] één of meerdere (telefonische) berichten te sturen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging in zaak met parketnummer 10-217921-20:

De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde mishandeling. De verdachte heeft verklaard dat hij erg boos was, maar dat hij zijn ex-vrouw niet heeft aangeraakt. Hoewel zich in het dossier voldoende wettig bewijs bevindt, ontbreekt in de opvatting van de raadsman de overtuiging om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen komen. Niet is gebleken dat pijn of letsel is ontstaan bij de aangeefster en de verklaringen van de aangeefster en getuige [getuige] zijn ongeloofwaardig. Aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de aangeefster moet worden getwijfeld, nu het vermeende incident heeft plaatsgevonden terwijl een echtscheidingsprocedure tussen de verdachte en zijn ex-vrouw liep. Bovendien heeft de aangeefster bij de raadsheer-commissaris verklaard dat er striemen in haar nek zijn toegebracht, terwijl daarvan tot dan toe niet was gebleken en de politie de aanwezigheid ervan niet heeft geverbaliseerd. Volgens de raadsman zou de aanwezige politie, in een zodanig geval ook de verdachte hebben meegenomen. Bovendien is gebleken dat de aangeefster bepaalde zaken overdrijft, gelet op het proces-verbaal van bevindingen waarin berichten van de verdachte, die volgens de aangeefster bedreigingen zijn, door een verbalisant worden aangeduid als ‘ik hou van jou, ik blijf je trouw-literatuur.’ De verklaring van getuige [getuige] is ongeloofwaardig, nu zij verklaard heeft dat de politie slechts aanwezig was om op de spullen die op straat stonden te letten.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de aangifte, de verklaring van de aangeefster bij de raadsheer-commissaris en de verklaringen van getuige [getuige] bij de politie en de raadsheer-commissaris. De aangeefster heeft verklaard dat zij door de verdachte bij haar keel is gegrepen en dat daardoor bij haar paniek en striemen in de nek zijn veroorzaakt. Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij gezien heeft dat de verdachte de aangeefster bij de keel greep en dat zij rode vlekken en schrammen in haar nek heeft gezien, hetgeen de verklaring van de aangeefster ondersteunt.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt als volgt.
Het hof ziet geen reden om aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de aangeefster en getuige [getuige] bij politie en de raadsheer-commissaris te twijfelen, temeer nu zij bij de raadsheer-commissaris gelijkluidend hebben verklaard. De door de verdediging genoemde omstandigheden doen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen geen afbreuk. Het hof overweegt in het bijzonder dat het gegeven dat de aangeefster en de getuige pas in een later stadium bij de raadsheer-commissaris hebben verklaard ten aanzien van de door de verdachte toegebrachte striemen, geen contra-indicatie is voor de geloofwaardigheid van hun verklaringen.
Het hof is er derhalve van overtuigd dat de verdachte de tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd, zodat het feit bewezen kan worden verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken met parketnummers 10-217921-20 en 10-231489-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-217921-20:
hij, op 5 augustus 2020 te Dordrecht, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar nek/keel vast te pakken;
Zaak met parketnummer 10-231489-20 (gevoegd):hij, in de periode van 2 september 2020 tot en met 12 september 2020 te Dordrecht, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 28 augustus 2020 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met mevrouw [slachtoffer], (geboren [geboortedag 2] 1973) en zich niet mag bevinden op de gehele [adres 2], door die voornoemde [slachtoffer] (telefonische) berichten te sturen.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 10-217921-20 en in de zaak met parketnummer 10-231489-20 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit verkort arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 10-217921-20 en in de zaak met parketnummer 10-231489-20 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 10-217921-20 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 10-231489-20 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 10-217921-20 en in de zaak met parketnummer 10-231489-20 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Rotterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken met parketnummers 10-217921-20 en 10-231489-20 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren voorwaardelijk onder verschillende bijzondere voorwaarden met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken met parketnummers 10-217921-20 en 10-231489-20 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als opgelegd in eerste aanleg. Zij is er niet van overtuigd dat de verdachte vrij is van middelengebruik en voldoende aan zichzelf heeft gewerkt. De advocaat-generaal acht het opleggen van bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke straf, zo lang de reclassering dan wel GGZ [instelling] dat noodzakelijk acht, derhalve nog steeds noodzakelijk.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof overgaat tot oplegging van een voorwaardelijke straf, alleen de algemene voorwaarde op te leggen en daaraan geen bijzondere voorwaarden te koppelen. Het hof is niet recentelijk door de reclassering geïnformeerd ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De tenlastegelegde feiten zijn in 2020 gepleegd en sindsdien is in het leven van de verdachte veel veranderd en zo is hij niet meer dakloos.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-vrouw door haar bij de keel/nek vast te pakken. Hij heeft door zo te handelen een voor het slachtoffer intimiderende situatie geschapen waarbij haar lichamelijke integriteit is geschonden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een aan hem opgelegde gedragsaanwijzing door zijn ex-vrouw meermalen berichten naar haar telefoon te sturen. De verdachte heeft daarmee een aan hem, door het daartoe bevoegde gezag opgelegde, aanwijzing bewust genegeerd.
Het hof betrekt bij de strafoplegging dat de verdachte reeds in een proeftijd liep van een voorwaardelijk sepot in verband met huiselijk geweld.
Het hof houdt in het voordeel van de verdachte rekening met de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het feit dat het reclasseringsadvies bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke straf op te leggen gedateerd is en het hof daarover niet recentelijk geïnformeerd is, acht het hof het op dit moment niet meer opportuun dergelijke bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, anders dan de politierechter, enkel een (deels voorwaardelijke) taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 184a en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-217921-20 en in de zaak met parketnummer 10-231489-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-217921-20 en in de zaak met parketnummer 10-231489-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. M.M.H.P. Houben en mr. P.K. van Riemsdijk, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Snellenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2023.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.