ECLI:NL:GHAMS:2023:2922

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
23-002439-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straf voor opzetheling van bromfietsen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld voor opzetheling van bromfietsen. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde straf. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich driemaal schuldig had gemaakt aan opzetheling van gestolen bromfietsen, wat een ernstig probleem is dat veel schade en overlast veroorzaakt. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vermogensdelicten en leek niet te beseffen hoe ernstig zijn daden waren. De reclassering had geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, maar het hof vond dit niet zinvol, gezien de houding van de verdachte ten opzichte van hulpverlening.

Uiteindelijk besloot het hof om de straf te verhogen naar een taakstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van 40 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige en oordeelde dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de taakstraf. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002439-20
datum uitspraak: 1 februari 2023
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 oktober 2020 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-205405-20 en 15-212251-20 en 15-229552-20, alsmede 15-169757-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

De raadsman heeft per mail op 11 januari 2023 gesteld dat de verdediging van mening is dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard had moeten worden. Subsidiair, indien het openbaar ministerie wel ontvankelijk verklaard wordt, dat er geen straf of maatregel aan de verdachte zou moeten worden opgelegd.
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
Het standpunt van de verdediging vindt zijn weerlegging in het vonnis en de nadere strafmotivering

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken met parketnummers 15-205405-20, 15-212251-20 en 15-229552-20 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren onder verschillende bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich driemaal binnen korte tijd schuldig gemaakt aan de opzetheling van gestolen bromfietsen. Diefstal van vervoersmiddelen is een grootschalig probleem waardoor veel schade en overlast wordt veroorzaakt. Het handelen van de verdachte bewerkstelligt dat het loont om dat misdrijf te plegen. Voorts heeft de verdachte met zijn handelen ervan blijk gegeven zich niet te bekommeren om de eigendomsrechten van anderen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 januari 2023 is hij eerder ten aanzien van vermogensdelicten veroordeeld. De ernst van zijn handelen lijkt niet tot de verdachte door te dringen en de veelvuldige contacten met de politie lijken op hem geen indruk te maken.
De reclassering heeft in haar rapportage van 13 oktober 2020 te kennen gegeven dat het moeilijk is om met de verdachte in contact te komen, maar dat desondanks een plan van aanpak is opgesteld om hem te begeleiden. De reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen onder bijzondere voorwaarden.
Het hof acht het niet zinvol om dergelijke bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke straf op te leggen, nu de verdachte niet open lijkt te staan voor hulpverlening. Het hof is evenwel van oordeel dat de verdachte bij hulpverlening gebaat zou zijn.
In het kader van een taakstraf kan mogelijk begeleiding van de verdachte of contact tussen de verdachte en de reclassering tot stand worden gebracht, ook al heeft de verdachte in het verleden meermalen de vervangende hechtenis van hem opgelegde werkstraffen uitgezeten.
Het hof gaat evenwel, anders dan de politierechter, niet over tot oplegging van een (voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
In al het vorenoverwogene is gelegen dat deze taakstraf hoger is dan de politierechter heeft opgelegd en dat er geen plaats is voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. M.M.H.P. Houben en mr. P.K. van Riemsdijk, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Snellenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2023.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.