ECLI:NL:GHAMS:2023:2920

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
23-002956-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging afpersing en veroordeling wederspannigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot afpersing en wederspannigheid. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot afpersing, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De camerabeelden boden ruimte voor gerede twijfel over de vraag of er daadwerkelijk sprake was van een poging tot straatroof. De verdachte had verklaard dat hij geen geweld had gebruikt en dat de beelden zijn ontkennende verklaring ondersteunden. De advocaat-generaal had echter gesteld dat de beelden en het proces-verbaal van de verbalisant voldoende bewijs boden voor de poging tot afpersing.

Wat betreft de wederspannigheid, oordeelde het hof dat de verdachte zich wel degelijk had verzet tegen zijn aanhouding, maar dat dit verzet van geringe aard en ernst was. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte eerder was veroordeeld voor wederspannigheid, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen, onder verwijzing naar artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit, terwijl het onder 2 bewezenverklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd, maar zonder oplegging van straf of maatregel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002956-21
datum uitspraak: 1 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-296244-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2021 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een onbekend gebleven persoon te dwingen tot de afgifte van sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die onbekend gebleven persoon, in elk geval aan die onbekend gebleven persoon en/of een derde toebehoorde(n)
- die onbekend gebleven persoon heeft omsingeld en/of
- die onbekend gebleven persoon bij de kraag en/of jas heeft vastgepakt en/of
- op dreigende toon tegen die onbekend gebleven persoon heeft gezegd: "geef me je sigaretten nu"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant] (hoofdagent bij de politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van de verdachte, door in tegengestelde richting te bewegen dan waar die [verbalisant] hem trachtte te geleiden en/of te trappen in de richting van het rechterbeen van die [verbalisant].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een ander oordeel komt over feit 1 en tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de camerabeelden in het dossier de ontkennende verklaring van de verdachte ondersteunen dat geen sprake is geweest van een poging tot straatroof. Op deze camerabeelden is zichtbaar dat de vrienden van de verdachte contact hebben gelegd met de (onbekende) persoon bij de muur. Vervolgens is er een sigaret opgestoken en gaat iemand zitten. Hierna komen nog twee of drie jongens erbij staan, onder wie de verdachte. De groep heeft alleen een gesprek gevoerd met de onbekende persoon en er is geen sprake geweest van een omsingeling of een andere omstandigheid die wijst op een poging tot een straatroof. Voordat er iets zou kunnen gebeuren werd de verdachte al vastgepakt door de politieman.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] en de camerabeelden. De verbalisant heeft op nauwkeurige wijze weergegeven wat hij heeft gezien en gehoord en hij stond op korte afstand van het incident. De verbalisant heeft beschreven dat de verdachte en de groep waarin hij zich bevond eerst twee andere personen had lastiggevallen en dat de verdachte daarna tegen een derde persoon heeft gezegd: ‘geef me je sigaretten nu.’ De camerabeelden zijn weliswaar op afstand opgenomen, maar deze stemmen overeen met de verklaring van de verbalisant dat sprake is geweest van een poging tot straatroof, aldus nog steeds de advocaat-generaal.
Het hof is van oordeel dat niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld hetgeen de verdachte verweten wordt. Het hof heeft niet de overtuiging dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. Hoewel uit de beelden af te leiden is dat de verdachte vervelend gedrag heeft vertoond en er aanwijzingen zijn dat er zich iets afspeelde tussen verdachte, zijn vrienden en de onbekende persoon, laten de camerabeelden (die ook ter terechtzitting zijn afgespeeld) ruimte voor gerede twijfel over het antwoord op de vraag of daadwerkelijk een poging tot straatroof heeft plaatsgevonden zoals aan de verdachte tenlastegelegd.
Bewijsoverweging en partiële vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat op basis van de camerabeelden niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich actief heeft verzet en geweld heeft gebruikt. De camerabeelden ondersteunen derhalve de verklaring van de verdachte, die heeft verklaard dat hij van achteren werd vastgepakt en zich geschrokken probeerde los te rukken. De verdachte heeft verklaard dat hij niet gehoord heeft dat de verbalisant zichzelf kenbaar heeft gemaakt als politieagent, hetgeen voor de verdachte ook niet kenbaar was omdat de verbalisant een zwart vest droeg en achter hem, de verdachte, stond. Vervolgens liep de verbalisant op de verdachte af en nam hij hem mee richting de muur en gooide hem op de grond. Niet is te zien dat de verdachte een trappende beweging heeft gemaakt of zich op enige manier heeft verzet tegen de aanhouding.
De advocaat-generaal acht het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaring van verbalisant [verbalisant], die wordt ondersteund door de camerabeelden in het dossier.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt als volgt. Het hof stelt voorop dat een redelijk vermoeden van schuld aan een poging tot straatroof bestond op het moment dat verbalisant [verbalisant] ter aanhouding van de verdachte bij hem een controleklem probeerde aan te brengen. Dat het hof de verdachte uiteindelijk van dit feit zal vrijspreken doet hieraan niet af en dus evenmin aan de rechtmatigheid van die uitoefening van de bediening.
Voorts stelt het hof vast dat de verdachte wist dat hij werd aangehouden en vastgepakt door een politieagent, nu verbalisant [verbalisant] tegen de verdachte heeft gezegd: ‘politie, je bent aangehouden.’ Uit het dossier en de camerabeelden volgt dat de verdachte zich vervolgens heeft losgerukt en is weggelopen. Kort daarop is [verbalisant] naar de verdachte gelopen en heeft een tweede confrontatie tussen hem en de verdachte plaatsgevonden waarbij de verdachte zich opnieuw heeft verzet, zij het op minimale, doch strafbare wijze. De tenlastegelegde wederspannigheid kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezenverklaard, met uitzondering van de trappende beweging die de verdachte richting de verbalisant zou hebben gemaakt, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Uit de camerabeelden blijkt niet dat de verdachte een dergelijke beweging heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 2tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 30 oktober 2021 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant] (hoofdagent bij de politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van de verdachte, door in tegengestelde richting te bewegen dan waar die [verbalisant] hem trachtte te geleiden.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit verkort arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte in aanmerking genomen. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding. Dergelijk gedrag bemoeilijkt het werk van de politie en de desbetreffende ambtenaar wordt erdoor in zijn gezag aangetast. Bovendien getuigt dergelijk gedrag jegens politieambtenaren in functie van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Politieambtenaren verrichten in onze samenleving een belangrijke publieke taak die gerespecteerd dient te worden. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 januari 2023 is hij eerder wegens wederspannigheid veroordeeld. Het voorgaande rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een straf of maatregel.
Gelet op de hierna te bespreken omstandigheden, zal het hof hiertoe echter niet overgaan.
Hoewel verdachte zich verzet heeft tegen zijn aanhouding, was dit verzet van geringe aard en ernst. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Aan de verdachte is na de pleegdatum van het onderhavige feit op 4 mei 2022 een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden opgelegd. Het hof acht het hoogst onwaarschijnlijk dat een hogere straf of maatregel opgelegd zou zijn indien ook de onderhavige zaak bij de oplegging van die straf zou zijn betrokken.
In verband met het voorgaande acht het hof het raadzaam met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9a, 63 en 180 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. M.M.H.P. Houben en mr. P.K. van Riemsdijk, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Snellenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2023.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.