Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij, op of omstreeks 28 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ramen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde01] , in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
hij, op of omstreeks 28 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een (politie)ambtenaar, te weten [slachtoffer01] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) een glazen (wijn)fles in de richting van die [slachtoffer01] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij, op of omstreeks 28 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, [slachtoffer01] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door (met kracht) een blik bier tegen de borstkas, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer01] te gooien/werpen;
hij, op of omstreeks 26 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [getuige01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een aan de vloer bevestigde toiletpot heeft losgetrokken en/of opgetild en/of (vervolgens) deze toiletpot tegen het douchescherm met daarachter die [getuige01] , in elk geval in de richting van die [getuige01] , heeft gegooid/geworpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij, op of omstreeks 26 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een toiletpot en /of een douchescherm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [getuige01] , in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
hij, op of omstreeks 26 november 2020 te Amsterdam, elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van €60,30 en/of een geldbedrag van €240 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [getuige01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (creditcard met bijbehorende pincode).
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverwegingen
Bewezenverklaring
hij op 28 november 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk ramen die aan een ander dan aan hem, verdachte, toebehoorden, heeft vernield.
hij op 28 november 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een politieambtenaar, te weten [slachtoffer01] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met kracht een glazen fles in de richting van [slachtoffer01] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op 28 november 2020 te Amsterdam een ambtenaar, [slachtoffer01] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door met kracht een blik bier tegen de borstkas van [slachtoffer01] te gooien.
hij op 26 november 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [getuige01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een aan de vloer bevestigde toiletpot heeft losgetrokken en opgetild en vervolgens deze toiletpot tegen het douchescherm met daarachter die [getuige01] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op 26 november 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een toiletpot en een douchescherm die aan [getuige01] toebehoorden, heeft vernield.
hij op 26 november 2020 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van € 60,30 en een geldbedrag van € 240,00 toebehorende aan [getuige01] waarbij verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (creditcard met bijbehorende pincode).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van maatregel
wettelijke omschrijving– en dus niet de straf die volgt uit de Oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals de verdachte lijkt te veronderstellen – een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (dan wel een specifiek in artikel 37a Sr geduid misdrijf betreft) en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Als de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eisen, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Voor oplegging van de maatregel is voorts krachtens het derde lid van artikel 37a Sr vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. In datzelfde artikellid is bepaald dat indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, de rechter hiervan slechts gebruik kan maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte. Dit is anders als de verdachte, zoals in dit geval, zijn medewerking aan een onderzoek door gedragsdeskundigen heeft geweigerd. In dat geval, zo is in het vierde lid van artikel 37a Sr bepaald, blijft het derde lid buiten toepassing, dus ook voornoemde een-jaarstermijn. Dit neemt niet weg dat de rechter zich zo goed mogelijk moet laten adviseren over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een tbs-maatregel en dat vereist blijft dat vastgesteld moet worden dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Zonder deze vaststelling is oplegging van de tbs-maatregel niet mogelijk.
- i) Bij de verdachte wordt een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een autismespectrumstoornis geconstateerd. Als gevolg daarvan worden bij de verdachte problemen in de informatie- en prikkelverwerking vastgesteld. In zijn geval werkt de modulatie (adaptatie op verandering) niet goed. Hij raakt dan snel overprikkeld, ontregelt in zijn reacties en verliest het vermogen om zijn ontstemming en verwarring af te remmen, met agressie, intimidatie en woede tot gevolg.
- ii) Onderzoekers stellen bij de verdachte tevens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens vast in de vorm van een tenminste lichte stoornis in alcoholgebruik en wellicht ook andere middelen (zoals cocaïne en GHB) omdat hij als gevolg van dit (middelen)gebruik in de problemen komt. Door het gebruik van alcohol of middelen kunnen de problemen in de impuls en/of agressieregulatie, behorend bij de autismespectrumstoornis, toenemen.
- iii) De autismespectrumstoornis was ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten aanwezig en onderzoekers zien een verband tussen de beschreven beperkingen en de tenlastegelegde feiten. De feiten 4, 5 en 6 zijn de verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De verdachte heeft vanwege zijn stoornis een beperkt oplossingsvermogen, is naïef en argeloos en kampt met een slecht adaptievermogen op veranderingen. In zijn antisociaal handelen herkennen de onderzoekers een autistisch onvermogen en empathiegebrek. Ten aanzien van de feiten 1, 2, en 3 is niet ondenkbaar dat hij overspoeld werd door emoties met invloed op zijn handelen, maar onderzoekers hebben niet kunnen uitzoeken in welke mate de verdachte op dat moment over vrijheid van keuze beschikte, zodat geen uitspraak kan worden gedaan over de beïnvloeding door de autismespectrumstoornis op de feiten.
- iv) Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. Risicohanteringsitems wijzen op de aanwezigheid van veel risicofactoren wat betreft recidive in agressief, gewelddadig gedrag. Respons op eerdere behandeling was beperkt en er is sprake van een gebrek aan zelfinzicht. Daartegenover bestaan er nauwelijks beschermende factoren in de persoonlijkheid of functioneren. Het risico op recidive van het gebruik van geweld zal daardoor bij gelijksoortige omstandigheden voor de korte en langere termijn blijven bestaan.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Vordering tenuitvoerlegging
BESLISSING
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd.