In deze zaak heeft klager, een inwoner van Griekenland, een klacht ingediend tegen een kandidaat-notaris in verband met de afhandeling van de aankoop van een woning door zijn kinderen. De klacht betreft onder andere het inhouden van het honorarium van de kandidaat-notaris op de waarborgsom en het vermeende onterecht vertragen van de akte van levering. Klager heeft op 25 augustus 2022 de waarborgsom van € 28.500 betaald, maar de kandidaat-notaris heeft deze teruggestort met inhouding van haar honorarium van € 5.235,16. Klager betwist dat hij de opdrachtgever was en verwijt de kandidaat-notaris dat zij zonder zijn toestemming haar honorarium heeft ingehouden. De kamer voor het notariaat heeft de klacht deels gegrond verklaard, maar zonder maatregel opgelegd. In hoger beroep heeft het hof de zaak behandeld op 5 oktober 2023, waarbij klager en de kandidaat-notaris beiden hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft geoordeeld dat de kandidaat-notaris niet zorgvuldig heeft gehandeld door haar honorarium in te houden zonder toestemming van klager, terwijl zij wist dat hij niet haar opdrachtgever was. De klachtonderdelen met betrekking tot het vertragen van de akte en de informatieverzoeken zijn ongegrond verklaard. Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd en de kandidaat-notaris een waarschuwing opgelegd, evenals een kostenveroordeling voor de griffierechten en de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep.