In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 februari 2023 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd op 11 juli 2021 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, die zijn gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, die voorwaardelijk is opgelegd, en daarnaast een taakstraf van 100 uren. De gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist, bijvoorbeeld als de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier, D.M.M. Linskens, en de verdachte heeft afstand gedaan van het recht om in cassatie te gaan.
De relevante wettelijke voorschriften die van toepassing zijn in deze zaak zijn de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de zaak met zorg behandeld en de belangen van de verdachte en de maatschappij afgewogen in zijn beslissing.