ECLI:NL:GHAMS:2023:2824

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
23-001321-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling en vrijspraak voor bedreiging van een ander slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2006, was eerder veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling van zijn zus [slachtoffer 1] en vrijgesproken van de bedreiging van zijn andere zus [slachtoffer 2]. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 augustus 2022 in Zaandam met een vleesmes dreigend is opgetreden tegenover [slachtoffer 1], door haar te bedreigen met de woorden: 'Als je geen kind had, had ik je gestoken'. De bedreiging heeft bij [slachtoffer 1] gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht, wat het hof als voldoende bewijs heeft beschouwd voor de bedreiging met zware mishandeling. De verklaring van [slachtoffer 2] over de bedreiging door de verdachte werd echter niet voldoende ondersteund door ander bewijs, waardoor het hof de verdachte van deze beschuldiging heeft vrijgesproken.

Het hof heeft de strafmaat bepaald op een deels voorwaardelijke werkstraf van 50 uur en 25 dagen jeugddetentie, waarvan 11 dagen onvoorwaardelijk. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verblijf bij een zorginstelling en deelname aan hulpverlening. Tevens is het beslag op het mes dat in de zaak is gebruikt, teruggegeven aan [slachtoffer 1], aangezien niet is komen vast te staan dat het mes aan de verdachte toebehoorde. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf is afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001321-23
datum uitspraak: 9 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 april 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 15-216264-22 en 15-137070-22 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De rechtbank heeft de verdachte bij voormeld vonnis vrijgesproken van hetgeen onder 1 is ten laste gelegd en veroordeeld voor hetgeen onder 2 is ten laste gelegd. Tegen dit vonnis is namens de verdachte beperkt hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is blijkens de akte instellen rechtsmiddel van 1 mei 2023 namelijk enkel gericht tegen de bewezenverklaring van feit 2. Derhalve is het hoger beroep beperkt tot het onder 2 ten laste gelegde.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door uit de keuken een vleesmes te pakken en vervolgens dat vleesmes op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten, althans te tonen, en hen daarbij dreigend de woorden toe te voegen:
- ( aan die [slachtoffer 1]) "Als je geen kind had, had ik je gestoken" en/of
- ( aan die [slachtoffer 2]) “als je me nu niet loslaat ga ik je neersteken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft hij aangevoerd dat door de ten laste gelegde uitlating, te weten “als je geen kind had, had ik je gestoken”, bij [slachtoffer 1] geen redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Zij heeft immers een kind, wat betekent dat het een loze bedreiging was. Ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte bedreigende woorden heeft geuit. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte uit boosheid handelde. Onder die omstandigheid kon ook bij [slachtoffer 2] niet de redelijke vrees ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Het hof overweegt als volgt.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 1] de volgende feiten en omstandigheden vast. [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zij ruzie had met de verdachte in de woning van hun beider moeder. Op een gegeven moment kwam de verdachte uit de keuken met een vleesmes in zijn handen. Hij zei toen tegen haar: “Als je geen kind had, dan had ik je gestoken.” Vervolgens kwam hij met het mes haar richting op en probeerde haar te steken. [slachtoffer 1] was op dat moment bang. Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard haar aangifte naar waarheid te hebben gedaan. [slachtoffer 2], die ten tijde van het incident ook in de woning aanwezig was, heeft bij de politie verklaard dat de verdachte de keuken in was gelopen en dat hij terugkwam met een vleesmes. Zij zag dat hij met het mes in zijn hand dreigend op [slachtoffer 1] afkwam. Op de live-foto die zich in het dossier bevindt, is te zien dat de verdachte het mes bij de linkerslaap van [slachtoffer 1] houdt.
Het hof acht niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, zoals door de verdachte ter terechtzitting geopperd. Het hof heeft ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat de verdachte het mes uit de keuken heeft gepakt. Zij hebben zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris consistent verklaard en niet is gebleken dat de twee zussen hun verklaringen naadloos op elkaar hebben afgestemd. Het hof gaat er daarom van uit dat de verdachte degene is geweest die het mes uit de keuken heeft gepakt. Daarbij betrekt het hof dat [slachtoffer 1] reeds in haar eerste contact met de politie, toen de politie de woning betrad, heeft verklaard dat de verdachte uit de keuken terugkwam met een vleesmes in zijn handen. Ook [slachtoffer 2] heeft in haar eerste verklaring tegenover de politie gezegd dat de verdachte haar zus [slachtoffer 1] aanviel met een mes.
Het hof is van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde gedraging en uitlating van de verdachte in de gegeven omstandigheden zonder meer een bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 1] oplevert. De door de verdachte geuite bewoordingen en verrichte handelingen waren van dien aard en onder zodanige omstandigheden gedaan en geuit dat bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat deze woorden ook daadwerkelijk hun uitwerking hadden op [slachtoffer 1] volgt ook uit haar verklaring dat zij bang was toen de verdachte het mes vasthield en dat zij tegen haar zus heeft gezegd: "Bel de politie, ik weet niet wat hij verder gaat doen.” Dat [slachtoffer 1] een kind heeft, maakt het oordeel niet anders. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 2] overweegt het hof als volgt. [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte tegen haar, tijdens de ruzie tussen hem en [slachtoffer 1], heeft gezegd: “Als je me nu niet loslaat ga ik je neersteken.” Dit zou de verdachte hebben gezegd nog voordat hij het mes uit de keuken had gepakt. Bij de rechter-commissaris heeft zij niet verklaard over deze uitlating. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt naar het oordeel van het hof op dit punt in onvoldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal. Evenmin blijkt uit het dossier dat de bedreiging met het mes door de verdachte was gericht tegen [slachtoffer 2]. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van de bedreiging van [slachtoffer 2].

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 26 augustus 2022 te Zaandam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door uit de keuken een vleesmes te pakken en vervolgens dat vleesmes op die [slachtoffer 1] te richten en haar daarbij dreigend de woorden toe te voegen: "Als je geen kind had, had ik je gestoken".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie van 27 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 27 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) ter terechtzitting in hoger beroep geadviseerd.
De raadsman heeft, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, verzocht een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Een hogere straf acht de raadsman niet passend, gelet op het ten laste gelegde feit. Voorts heeft de raadsman verzocht geen voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. De raadsman acht bijzondere voorwaarden in een strafrechtelijk kader niet noodzakelijk, aangezien er reeds een civiel traject loopt waarin meer mogelijkheden zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn zus met een mes. Tijdens een ruzie met zijn zussen heeft hij een vleesmes uit de keuken gepakt, dit op een van zijn zussen gericht en dreigende taal geuit. Door zijn handelen heeft de verdachte bij zijn zus gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 oktober 2023, waaruit blijkt dat hij eerder voor bedreiging onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft kennisgenomen van het pro Justitia rapport van 23 december 2022 opgesteld door GZ-psycholoog drs. [psycholoog], het rapport van 27 maart 2023 van de Raad en de brieven van William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSS) van 20 maart 2023 en 30 maart 2023. Het hof neemt het advies van de psycholoog om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen over.
In aanvulling op voornoemde rapporten heeft het hof acht geslagen op hetgeen de deskundigen namens de WSS en de Raad naar voren hebben gebracht.
De deskundige van de WSS, die in het kader van de ondertoezichtstelling betrokken is bij de verdachte, heeft verklaard dat de begeleiding enigszins is afgeschaald. De verdachte is op dit moment hard aan het werk en is ingeschreven op het [school]. De verdachte wil graag naar de semi-onbegeleid wonen fase bij [instelling]. De deskundige vindt dat daarvoor wel de voorwaarde moet gelden dat hij behandeling zal ondergaan.
De deskundige van de Raad heeft naar voren gebracht dat de verdachte goed gedijd bij het begeleid wonen bij [instelling], dat hij een baan heeft en naar school wil gaan. Een deel van de problematiek is dat de verdachte de oorzaak van problemen steeds buiten zichzelf legt en geen inzicht heeft in het aandeel dat hijzelf heeft in die problemen. Hij heeft behandeling nodig om dat in te zien. De verdachte is echter niet gemotiveerd voor behandeling. Het risico bestaat dat de andere hulpverlening daardoor onder druk komt te staan. De Raad wil voorkomen dat de verdachte wordt overvraagd. Hulpverlening in het civiele kader acht de Raad niet afdoende. Ook toen in het verleden het civiele traject al liep, was sprake van meerdere terugmeldingen. De verdachte heeft een stok achter de deur nodig. De Raad adviseert het opleggen van een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte verblijft bij [instelling] en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die deze zorginstelling geeft voor het verblijf, dat hij een dagbesteding in de vorm van werk, school en/of stage heeft en dat hij meewerkt aan hulpverlening die de WSS noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt een behandeling bij de Waag.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof tot slot gelet op de straffen die doorgaans bij bedreiging aan minderjarigen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daar wordt in het geval van bedreiging met het tonen van een mes een taakstraf vanaf 60 uren genoemd.
Gelet op het voorgaande acht het hof noodzakelijk dat aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd. Met de Raad is het hof van oordeel dat hulpverlening enkel in het civiele kader, zoals verzocht door de raadsman, ontoereikend is. De verdachte heeft een stok achter de deur nodig in de vorm van een voorwaardelijke straf, zodat hij blijft meewerken aan hulpverlening. Daarbij betrekt het hof ook dat ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte veel kritiek heeft op anderen en weinig reflecteert op zijn eigen handelen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur met aftrek van voorarrest en met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd, passend en geboden.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes wordt verbeurd verklaard.
Het hof overweegt als volgt. Hoewel het bewezen verklaarde is begaan met behulp van het mes, is niet komen vast te staan dat het mes aan de verdachte toebehoort. Uit de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 66 van het dossier volgt immers dat [slachtoffer 1] de eigenaar van het mes is. Het hof is daarom van oordeel dat het mes dient te worden teruggegeven aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken [slachtoffer 1].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 juli 2022 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, te vervangen door 15 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu het hof is gebleken dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voornoemde straf reeds is toegewezen, zal het hof de vordering afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
22 (tweeëntwintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
11 (elf) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zal verblijven bij [instelling] en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die deze zorginstelling geeft voor het verblijf;
- een dagbesteding in de vorm van werk, school en/of stage heeft;
- meewerkt aan hulpverlening die de William Schrikker Stichting noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK mes (goednummer: 1401956, Neumann).
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Noord-Holland van 8 maart 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 juli 2022, parketnummer 15-137070-22, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 30 uren, te vervangen door 15 dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. C.J. van der Wilt en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 november 2023.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]