ECLI:NL:GHAMS:2023:2817

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
23-001156-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met een bromfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van poging tot woninginbraak, gepleegd op 12 juli 2019 te Amsterdam. De verdachte heeft samen met een medeverdachte geprobeerd in te breken in een woning door met een bromfiets tegen de toegangsdeur te rijden. De verdediging stelde dat er geen sprake was van een poging tot inbraak, maar enkel van vernieling. Het hof oordeelde echter dat de uiterlijke verschijningsvormen en de omstandigheden wijzen op een poging tot inbraak. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de schade volledig voor rekening van de benadeelde kwam. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001156-21
datum uitspraak: 7 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-168261-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 12 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan [adres 2]) een of meer goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde], weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemde woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met een bromfiets (kenteken: [kenteken]) eenmaal of meermalen tegen/op de (toegangs)deur van voornoemde woning heeft/hebben gereden en/of gebotst en/of voornoemde (toegangs)deur en/of een of meerdere slot(en) aan voornoemde (toegangs)deur daarbij heeft verbroken en/of geforceerd en/of (vervolgens) voornoemde woning heeft/hebben doorzocht;
subsidiair
hij op of omstreeks 12 juli 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (toegangs)deur van een woning (gelegen aan [adres 2]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander toebehorende(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde omdat geen sprake is van een poging inbraak en alleen sprake is van vernieling. Op grond van de uiterlijke verschijningsvormen ligt het ook niet in de rede dat de verdachte en zijn medeverdachte de bedoeling hadden om in te breken. Het was op het moment van het tenlastegelegde feit nog licht buiten en het gaat om een drukke straat, wat de kans op betrappen erg groot maakt. Daarnaast ligt het meer voor de hand om een koevoet te gebruiken als die voorhanden is in plaats van een scooter. Dit laatste valt immers veel meer op. Dan speelt ook nog mee dat het hier gaat om een gemeenschappelijke voordeur en dat de kans groot is dat de bewoners van de woningen (mede gelet op het tijdstip waarop het gebeurde) thuis zijn.
Beoordeling hof
Op 12 juli 2019 komt een melding bij de politie binnen dat er twee verdachten met een bromfiets tegen een voordeur zijn aangereden en nog binnen waren. Naar aanleiding daarvan komen de verbalisanten ter plaatse die een scooter met twee opzittenden zien wegrijden en zien dat het sluitmechanisme van de deur waarop de melding zag kapot is. Daarnaast wordt in een tas die van de scooter is gevallen een breekijzer aangetroffen. De verdachte heeft bekend dat hij samen met de medeverdachte op de scooter zat, hij deze bestuurde en dat hij tegen de deur is aangereden. Het hof is van oordeel dat op grond van de uiterlijke verschijningsvormen – anders dan door de raadsman is betoogd – sprake is van een poging tot inbraak. Daarbij betrekt het hof het feit dat voornoemde modus operandi door verbalisanten wordt herkend als een werkwijze om in te breken, dat de verdachten een breekijzer bij zich hadden en dat door de melder werd gezegd dat de verdachten binnen waren en de scooter voor de deur stond.
Op grond van het hetgeen hiervoor is overwogen is naar het oordeel van het hof tevens sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, aangezien zij samen met de scooter tegen de deur aanreden, zij ook gezamenlijk op de scooter wegreden en zij beiden binnen zijn geweest.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juli 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om uit een woning (gelegen aan De [adres 2]) goederen van hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, naar voornoemde woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en zijn mededader met een bromfiets (kenteken: [kenteken]) tegen de (toegangs)deur van voornoemde woning hebben gereden en een slot aan voornoemde toegangsdeur daarbij heeft verbroken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de poging tot (woning)inbraak. Hij is met een scooter ingereden op de centrale toegangsdeur van de woningen aan de [adres 2] te Amsterdam en is daarna, samen met de medeverdachte, het gebouw ingegaan. Dit soort gedragingen dragen bij aan de onveiligheidsgevoelens van de bewoners.
Het feit is ernstig en een gevangenisstraf is daarbij op zijn plaats. Het hof weegt daarbij mee dat de verdachte blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2023 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een woninginbraak.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 290,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadevergoeding ziet op de schade die is ontstaan aan de centrale toegangsdeur waarachter verschillende woningen zijn gelegen. Niet is gebleken dat deze schade (geheel) voor rekening komt van [benadeelde]. De vordering zal daarom worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. A.R.O. Mooy en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2023.
mrs. Mooy en De Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]