In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van poging tot woninginbraak, gepleegd op 12 juli 2019 te Amsterdam. De verdachte heeft samen met een medeverdachte geprobeerd in te breken in een woning door met een bromfiets tegen de toegangsdeur te rijden. De verdediging stelde dat er geen sprake was van een poging tot inbraak, maar enkel van vernieling. Het hof oordeelde echter dat de uiterlijke verschijningsvormen en de omstandigheden wijzen op een poging tot inbraak. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de schade volledig voor rekening van de benadeelde kwam. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.