In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 16 mei 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1957, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 27 juni 2021 te Heerhugowaard, waarbij de verdachte het slachtoffer meermaals had geduwd tegen een fiets en/of muur. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 januari 2023 heeft de verdachte zijn grieven niet nader onderbouwd en is hij niet verschenen. Het hof heeft de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld en het beroep op noodweer verworpen. Het hof achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair tien dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte niet eerder voor een misdrijf was veroordeeld. Het hof heeft uiteindelijk een voorwaardelijke geldboete van € 500,00 opgelegd, met een vervangende hechtenis van tien dagen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, die in eerste aanleg gedeeltelijk was toegewezen. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van € 162,55 toegewezen, bestaande uit immateriële en materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en opnieuw recht wordt gedaan, waarbij de verdachte wordt veroordeeld tot de opgelegde straf en schadevergoeding.