ECLI:NL:GHAMS:2023:2815

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
23-002478-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake het kwijtmaken van een wapen in een moordpoging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld voor het kwijtmaken van een wapen dat was gebruikt bij een poging tot moord. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straffen, die zijn vernietigd. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 31 augustus 2021, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 januari 2023 heeft de raadsman aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de bijzondere strafuitsluitingsgrond van artikel 189, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen steun voor deze stelling in het dossier te vinden was, aangezien de verdachte hierover geen verklaring had afgelegd. Het hof heeft de straffen opnieuw vastgesteld, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Het hof heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 189 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002478-21
datum uitspraak: 7 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 augustus 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-298061-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straffen – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof een in hoger beroep gevoerd verweer zal bespreken.

Bespreking verweer

De raadsman heeft ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de bijzondere strafuitsluitingsgrond van artikel 189, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft namelijk uitgemaakt dat onder deze grond tevens handelingen vallen die mede zijn ingegeven om gevaar voor vervolging voor zichzelf te ontgaan. Hiervan is volgens de raadsman sprake.
Het hof overweegt dat de stelling dat de verdachte het wapen zou hebben weggemaakt om gevaar voor zijn eigen vervolging te ontlopen geen steun vindt in het dossier. De verdachte heeft hier nimmer een verklaring over afgelegd. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het kwijtmaken van een wapen waarmee gepoogd is een moord te plegen. Dit is een zeer ernstig feit. In beginsel acht het hof op dergelijk feiten een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van enkele maanden passend en geboden. Mede in aanmerking genomen artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal het hof overgaan tot het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 189 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. P. Greve en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2023.
mrs. Mooy en De Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]