In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2021. De verdachte, die gedurende meerdere jaren als bemiddelaar actief was in het opmaken van valse inkomensverklaringen, salarisspecificaties en jaaropgaven, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank grotendeels bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. De verdachte was ten laste gelegd dat zij zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift en het voorhanden hebben en afleveren van valse geschriften in de periode van 1 januari 2015 tot en met 24 oktober 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat zij in de periode van de feiten nog onder een proeftijd viel. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor twee minderjarige kinderen en haar rol als mantelzorger voor haar ouders. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting was overschreden, maar heeft dit enkel geconstateerd zonder verdere gevolgen voor de straf. De in beslag genomen voorwerpen, die gebruikt zijn bij de bewezen feiten, zijn verbeurd verklaard.