ECLI:NL:GHAMS:2023:2805

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
23-002625-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake vuurwapens en harddrugs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van cocaïne en GHB. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van zowel de verdachte als het openbaar ministerie zich niet richtte tegen deze vrijspraken, waardoor beide partijen niet-ontvankelijk zijn verklaard in dat opzicht. De verdachte was echter wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van zes vuurwapens en bijbehorende munitie, wat ernstige risico's voor de veiligheid met zich meebrengt. Daarnaast was de verdachte in het bezit van 674 MDMA-pillen en andere verdovende middelen, wat een gevaar voor de volksgezondheid oplevert. Het hof heeft de opgelegde gevangenisstraf van de rechtbank, die 18 maanden bedroeg, vernietigd en een nieuwe straf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002625-22
datum uitspraak: 23 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-117002-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1992,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte en officier van justitie in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd, voor zover het betreft het aanwezig hebben van een materiaal bevattende cocaïne en een materiaal bevattende GHB, en van hetgeen aan hem onder 4 is tenlastegelegd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. De advocaat-generaal heeft daarnaast ter terechtzitting laten weten dat het hoger beroep van het openbaar ministerie zich niet richt tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Bij die stand van zaken en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van deze feiten, zal het hof de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren op grond van het bepaalde in artikel 416, tweede en derde lid Sv in het door hen ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Dit betekent dat het vonnis ook wat betreft de beslissingen met betrekking tot het beslag wordt bevestigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg als feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde – voor zover bewezenverklaard – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en onder overneming van de beslissingen ten aanzien van het beslag. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof voor het bewezenverklaarde een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, oplegging van bijzondere voorwaarden en met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft verzocht een op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer te laten duren dan het reeds ondergane voorarrest. Daarbij heeft de verdediging gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gesteld – anders dan het openbaar ministerie – dat nergens uit blijkt dat de verdachte zich bezig hield met zware criminaliteit.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een zestal vuurwapens en bijbehorende munitie. Dat zijn zeer ernstige feiten die een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen meebrengen. De verdachte was daarnaast in het bezit van 674 MDMA-pillen, de stof 2C-B en een flinke hoeveelheid versnijdingsmiddelen die gebruikt kunnen worden bij het bewerken van harddrugs. Verdovende middelen als deze leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik hiervan in de regel schadelijke lichamelijke en psychische gevolgen met zich brengt. De handel in harddrugs gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en regelmatig tot ernstige incidenten leidt. Drugswinsten worden vergroot door het vermengen van harddrugs met dit soort versnijdingsmiddelen.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken in de regio Amsterdam worden opgelegd. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de overige goederen die bij de verdachte zijn aangetroffen, waaronder een grote hoeveelheid al dan niet gestolen en/of vervalste of valse pasjes (onder meer identiteitsbewijzen), apparatuur om auto’s te stelen, bivakmutsen en een document met daarop achttien kentekens van burgervoertuigen van de politie. Deze omstandigheden – in het licht van het bewezenverklaarde – duiden op betrokkenheid bij ernstige strafbare feiten en zijn daarmee strafverzwarend. Hetgeen de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd, heeft dit beeld niet veranderd. Het hof heeft kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte rapport van Reclassering Nederland van 30 maart 2023 en van wat er van de zijde van de verdachte verder is toegelicht over zijn familie–omstandigheden en zijn voornemen om zijn opleiding af te maken en een eigen bedrijf te starten. Het daarin geschetste, overwegend positieve beeld van de verdachte kan het hof niet rijmen met de ten aanzien van de verdachte bewezenverklaarde strafbare feiten en de hiervoor weergegeven strafverzwarende omstandigheden. Het hof ziet daarin om die reden geen grond om te komen tot matiging van een op te leggen straf. Daarbij is meegewogen dat de verdachte ook in hoger beroep geen volledige openheid van zaken heeft gegeven.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 juni 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte, zij het in een verder verleden, eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf geen recht doet aan de ernst van de feiten. Het hof ziet dan ook aanleiding over te gaan tot het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur dan door de rechtbank is opgelegd. Het hof acht een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf bijzondere voorwaarden te verbinden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en de, bij dit arrest te bevestigen, door de rechtbank opgelegde maatregel van onttrekking aan het verkeer zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het onder 2 tenlastegelegde aanwezig hebben van een materiaal bevattende cocaïne en een materiaal bevattende GHB en van het onder 4 tenlastegelegde.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het onder 2 ten laste gelegde aanwezig hebben van een materiaal bevattende cocaïne en een materiaal bevattende GHB en van het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. J.L. Bruinsma en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 augustus 2023.
=========================================================================
[…]