ECLI:NL:GHAMS:2023:2772

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
23-001187-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Wet milieubeheer met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van het zonder kennisgeving overbrengen van afvalstoffen, in dit geval acht gebruikte en afgedankte voertuigen, van België naar Nederland. De tenlastelegging betrof een periode van 10 tot en met 19 februari 2020, waarin de verdachte handelingen heeft verricht die in strijd zijn met artikel 10.60 lid 2 van de Wet milieubeheer en de Europese Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 september 2023 heeft het hof de argumenten van zowel het openbaar ministerie als de verdachte gehoord. De verdachte stelde dat de voertuigen geen afvalstoffen waren, omdat ze compleet en gereed voor verkoop waren. Het hof oordeelde echter dat de voertuigen, gezien hun staat, als afvalstoffen moesten worden aangemerkt, omdat ze niet zonder voorafgaande reparaties aan het verkeer konden deelnemen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van de milieuwetgeving. De opgelegde straf is een voorwaardelijke geldboete van € 2.000,00, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan, evenals de persoon van de verdachte. De beslissing is genomen om ervoor te zorgen dat de verdachte zich in de toekomst aan de regelgeving houdt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001187-22
datum uitspraak: 27 september 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 april 2022 in de strafzaak onder parketnummer 81-298423-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 in de gemeente Medemblik, in elk geval in Nederland, tesamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of sub b van Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers heeft hij acht, althans één of meer gebruikte en/of afgedankte voertuigen, in elk geval uit (een) niet in bijlage III en/of III A en/of III B en/of IV en/of IV A van genoemde verordening (niet onder één code) ingedeeld(e) (mengsel van) afvalstoffen, overgebracht of laten overbrengen van België naar Nederland, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft met zijn eenmanszaak [eenmanszaak] acht schadeauto’s laten overbrengen vanuit België naar Nederland. Vast staat dat de verdachte deze overbrenging heeft laten plaatsvinden zonder kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten. Het is verboden om zonder kennisgeving afvalstoffen over te (laten) brengen van het ene land naar het andere land. Het hof dient daarom te beoordelen of de betreffende auto’s kunnen worden gezien als afvalstoffen.
Het hof overweegt als volgt.
In artikel 1.1. van de wet Milieubeheer is bepaald dat onder afvalstoffen wordt verstaan, alle stoffen, mengsels of voorwerpen waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Deze bepaling is gebaseerd op de Europese Verordening, nr. 1013/2006, betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) en de daarin genoemde Richtlijn 2006/12/EG (nadien vervangen door Richtlijn 2008/98/EG).
Het begrip afvalstof moet worden uitgelegd met inachtneming van de door het Europese Hof van Justitie hierover gevormde rechtspraak. Het is vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie dat de vraag of een stof een afvalstof is, moet worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Een van de omstandigheden die van belang is voor het beantwoorden van die vraag is de mate waarin het waarschijnlijk is dat een voorwerp zonder voorafgaande bewerking wordt hergebruikt. Wanneer voor hergebruik van een voorwerp voorafgaande bewerking nodig is, wijst dit erop dat de houder zich van het voorwerp heeft ontdaan en dat brengt mee dat het voorwerp een afvalstof is.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de betreffende auto’s geen afvalstoffen waren, aangezien de auto’s compleet waren en gereed voor de verkoop. Hij heeft de auto’s gekocht met het doel van hergebruik. De auto’s zijn door hem op internet te koop aangeboden en hij heeft een aantal, een of twee, ook daadwerkelijk verkocht. De andere auto’s zijn uiteindelijk naar de sloop gegaan.
Gelet op de foto’s en de beschrijving van de betreffende auto’s in het dossier, stelt het hof vast dat deze auto’s herstelbaar dan wel onherstelbaar zwaar beschadigd waren. Gezien de staat waarin de auto’s verkeerden, zouden deze niet aan het wegverkeer hebben mogen deelnemen en hergebruikt kunnen worden zonder voorafgaande reparaties. Een reparatie is een bewerking, zoals hiervoor genoemd. Dit brengt mee, en zo concludeert het hof, dat de auto’s moeten worden aangemerkt als afvalstoffen zoals bedoeld in de wet. Dat verschillende onderdelen van de auto’s misschien hadden kunnen worden gerecycled, maakt dat niet anders. Dit betekent dat de verdachte zonder kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten afvalstoffen heeft laten overbrengen. Dat de verdachte dit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gedaan, is niet gebleken. Verdachte zal van dit onderdeel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 10 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 in de gemeente Medemblik, opzettelijk een handeling heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a van Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers heeft hij acht gebruikte en afgedankte voertuigen, in elk geval niet onder één code van bijlage III of III B of IV of IV A van genoemde verordening ingedeelde afvalstoffen, laten overbrengen van België naar Nederland, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De economische politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 2000,00 waarvan € 1000,00 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de bepalingen van milieuregelgeving met betrekking tot afvalstoffen door zonder kennisgeving acht schadeauto’s te laten overbrengen vanuit België naar Nederland. De geschonden bepalingen hebben tot doel het toezicht en de controle op internationale transporten van afvalstoffen te organiseren en te reguleren en er voor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten zich goed op de hoogte kunnen stellen en alle nodige maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu. Gezien de persoon van de verdachte en zijn presentatie en uitleg van zijn beweegredenen ter terechtzitting in hoger beroep acht het hof het passend en geboden een geldboete van € 2.000,00 geheel voorwaardelijk op te leggen. Dit dient ook als stok achter de deur om ervoor zorgen dat de verdachte zich in het vervolg wel aan de regelgeving houdt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht,
1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en
10.6
van de Wet milieubeheer en
2 onder 35 sub a van Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking met dagtekening 2 december 2020 onder CJIB nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. A.R.O. Mooy en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2023.
mr. B.E. Dijkers is niet in staat dit arrest mede te ondertekenen.