In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1967, heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor het onttrekken van geld aan de G-rekening van zijn vennootschap door gebruik te maken van vijf valse facturen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en ontzetting uit het recht om gedurende drie jaren het beroep van bestuurder van een vennootschap uit te oefenen. Het hof heeft de opgelegde straf in hoger beroep herzien, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een bipolaire stoornis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij de samenleving heeft benadeeld door het frustreren van het verhaalsrecht van de ontvanger. Het hof heeft de straf gematigd tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden, wat heeft geleid tot een verdere matiging van de straf. De beslissing van het hof is in lijn met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen.