ECLI:NL:GHAMS:2023:2741

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
23-000574-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor afpersing met gevangenisstraf en tbs met voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, was eerder veroordeeld voor afpersing, gepleegd op 10 maart 2022 te Amsterdam, waarbij hij een tankstation overviel en het slachtoffer bedreigde met een mes. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en tbs met voorwaarden, welke beslissing door de verdachte werd aangevochten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar komt tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, namelijk het dwingen van het slachtoffer tot de afgifte van 140 euro door bedreiging met geweld. De verdachte is strafbaar verklaard en het hof legt een gevangenisstraf van tien maanden op, met aftrek van voorarrest, en een tbs-maatregel met voorwaarden. Het hof oordeelt dat de tbs-maatregel noodzakelijk is voor de behandeling van de verdachte, die lijdt aan een ernstige alcoholverslaving en PTSS. De verdachte heeft blijk gegeven van spijt en is gemotiveerd om aan zijn behandeling mee te werken. Het hof legt diverse voorwaarden op aan de tbs-maatregel, waaronder opname in een intramurale instelling en reclasseringstoezicht. Tevens wordt de teruggave van het gestolen bedrag aan het tankstation gelast.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000574-23
datum uitspraak: 16 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-060025-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 10 maart 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van (enig) geldbedrag(en) van 140 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met een capuchon over zijn hoofd de winkel (van het tankstation) inlopen en/of
- op een dreigende manier naar de toonbank lopen en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] tonen en/of voorhouden en/of
- daarbij/vervolgens aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden: “geef me al het geld” en/of “ik ben in staat om je iets aan te doen, ik ben helemaal para. Dus, schiet op en snel een beetje!””, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiairhij op of omstreeks 10 maart 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (enig) geldbedrag(en) van 140 euro, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] (perceel [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met een capuchon over zijn hoofd de winkel (van het tankstation) inlopen en/of
- op een dreigende manier naar de toonbank lopen en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] tonen en/of voorhouden en/of
- daarbij/vervolgens aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden: “geef me al het geld” en/of “ik ben in staat om je iets aan te doen, ik ben helemaal para. Dus, schiet op en snel een beetje!”” althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Het hof sluit wel aan bij de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de opgelegde straf en maatregel, met enkele (actuele) aanvullingen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 maart 2022 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 140 euro, toebehorende aan [tankstation] , welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- met een capuchon over zijn hoofd de winkel van het tankstation inlopen en
- een mes aan [slachtoffer] tonen en voorhouden en
- daarbij het aan [slachtoffer] toevoegen van de woorden: “Ik ben in staat om je iets aan te doen, ik ben helemaal para. Dus, schiet op en snel een beetje!”
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De in eerste aanleg genomen beslissingen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank aan de verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden opgelegd en bepaald dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het hof verzocht af te zien van oplegging van tbs met voorwaarden en daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de maatschappij met het stellen van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf voldoende kan worden beschermd. De veiligheid van anderen kan zo voldoende worden gewaarborgd en recidive kan worden beperkt. Tbs met voorwaarden is daarom niet noodzakelijk om het gevaar af te wenden. In dat kader heeft de raadsvrouw het hof verzocht om aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en daarbij bijzondere voorwaarden te stellen.
Het oordeel van het hof
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation, waarbij hij het slachtoffer heeft bedreigd door een mes te tonen en dreigende woorden te uiten. Overvallen zijn heftige en angstaanjagende feiten, voor het slachtoffer in het bijzonder en voor de samenleving in het algemeen. Het slachtoffer is door dit voorval zeer geschokt. In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat hij ook ter zitting in hoger beroep heeft laten blijken zich bewust te zijn van de impact van zijn daad. De verdachte heeft spijt betuigd en heeft aangegeven met het slachtoffer – mocht zij daarmee instemmen – in gesprek te willen gaan.
De persoon van verdachte
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 oktober 2023. Uit dit strafblad blijkt dat de verdachte veelvuldig in aanraking is gekomen met politie en justitie. In de afgelopen tien jaren is hij echter niet veroordeeld voor gewelddadige feiten zoals in deze zaak bewezen is verklaard.
Ook heeft het hof kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages opgemaakt door psycholoog [psycholoog] en psychiater [psychiater] , van respectievelijk 30 september 2022 en 21 september 2022. Met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte maakt het hof gebruik van deze rapportages aangezien de dagtekening van deze rapportages eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gelegen. Door beide rapporteurs worden bij de verdachte een posttraumatische stressstoornis (hierna: PTSS) en een (ernstige) stoornis in het alcoholgebruik vastgesteld, die zeer waarschijnlijk invloed hebben gehad op het tenlastegelegde. De psycholoog heeft bij de verdachte ook een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van cocaïne en (momenteel) een depressieve stoornis vastgesteld. De psychiater heeft ter terechtzitting in eerste aanleg aangegeven dat hij, in tegenstelling tot de psycholoog, geen antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft vastgesteld, omdat de verdachte een geruime periode geen antisociaal gedrag heeft laten zien en de delicten van de afgelopen jaren als recalcitrant gedrag als gevolg van het alcoholmisbruik worden beschouwd. Door het overmatig alcoholgebruik van de verdachte kan volgens de psychiater niet worden vastgesteld of er daarnaast sprake is van een andere stoornis. Beide deskundigen zien aanleiding om het tenlastegelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen door de doorwerking van (in ieder geval) de stoornis in het gebruik van alcohol en de waarschijnlijkheid dat de verdachte het feit onder invloed van alcohol heeft gepleegd.
Uit de Pro Justitia rapportages komt verder naar voren dat de verdachte verschillende behandelingen heeft gehad voor zijn alcoholverslaving, maar dat hij vroeg of laat telkens in overmatig alcoholgebruik is teruggevallen. Met name het bespreken van jeugdtrauma's wordt gezien als een risicofactor voor het gebruik van alcohol. De verdachte heeft onvoldoende alternatieve manieren en handvatten om met zijn trauma's en de verwerking daarvan om te gaan. Wanneer de verdachte onder invloed is van alcohol handelt hij impulsief en pleegt hij strafbare feiten, hetgeen ook uit zijn strafblad blijkt. Beide rapporteurs schatten de kans op recidive door de verdachte bij onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog in. Het behandelen van de stoornis in het gebruik van alcohol, in combinatie met een traumabehandeling, lijkt dan ook noodzakelijk. Dit kan zorgen voor een lager recidiverisico. Toch blijft de kans op een terugval in overmatig alcoholgebruik bestaan, net als in het verleden.
De psycholoog adviseert gelet op het bovenstaande een behandeling van de verdachte binnen het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, omdat in het verleden, ondanks de goede wil bij de verdachte, sprake is geweest van vroegtijdige beëindiging van de behandeling en een terugval van de verdachte in ernstig gebruik van alcohol. Mocht de verdachte binnen een tbs-kader te maken hebben met een terugval, dan kan de behandeling worden voortgezet zonder dat de verdachte gedetineerd raakt en niet meer wordt behandeld voor zijn alcoholverslaving. De psychiater adviseert daarentegen een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden. De behandeling en het voorkomen van recidive worden daarbij bewaakt door reclasseringstoezicht. Het grootste probleem van de verdachte bestaat uit een zeer hardnekkige alcoholverslaving, waarvoor de psychiater een tbs-maatregel disproportioneel vindt.
Het hof heeft ook kennis genomen van de reclasseringsrapporten van 10 maart 2022, 24 oktober 2022 en 12 januari 2023. Uit deze rapporten blijkt, in lijn met de Pro Justitia rapportages, dat de verdachte in zijn gedrag wordt beperkt door zijn ernstige alcoholverslaving maar dat hij bereid is mee te werken aan behandeling
Uit het reclasseringsrapport van 17 oktober 2023 blijkt, samengevat, dat de verdachte sinds
16 maart 2023 is opgenomen bij de [instelling] . Voorts is gebleken dat de verdachte sindsdien een positieve ontwikkeling heeft laten zien; hij werd steeds opener en spraakzamer in het contact en nam trouw deel aan alle geboden therapie- en programmaonderdelen. De verdachte toont zich gemotiveerd voor het doorlopen van zijn behandeltraject en laat daarin inmiddels de benodigde inzet zien, echter heeft het recente verleden laten zien dat het lijntje dun is (terugval en recidive tijdens ISD-maatregel waarbij de indruk op dat moment was dat de verdachte redelijk functioneerde) en dat de verdachte erg kwetsbaar blijft.
Met betrekking tot de vraag in hoeverre de huidige behandeling ook zou kunnen worden voortgezet in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, heeft de reclassering, in lijn met het eerdere advies, aangegeven dat deze mogelijkheid bestaat, waarbij de reclassering wel enkele risico’s ziet en enkele kanttekeningen plaatst. De reclassering vindt het lastig in deze situatie tot een éénduidig advies te komen. De verdachte toont zich zonder meer gemotiveerd voor zijn behandeling en de reclassering heeft ook vertrouwen in een goede afloop van het klinisch behandeltraject, maar niet kan worden ingeschat of de behandeling daadwerkelijk wordt afgerond (waarbij binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel de verdachte in detentie terugkomt en nadien buiten komt zonder zijn behandeling te hebben afgerond). Indien de verdachte de klinische behandeling wel afrondt, breekt erna voor hem een belangrijke (en bij momenten wellicht moeilijke) periode aan, waarbij hij – meer dan in de kliniek – geconfronteerd zal worden met moeilijke situaties en/of triggers. Het kader van de tbs met voorwaarden biedt dan meer interventiemogelijkheden (bijvoorbeeld middels een time-out plaatsing) dan een regulier voorwaardelijk kader. Het kader van de tbs met voorwaarden biedt dus meer waarborg voor het succesvol doorlopen van zowel het behandel- als resocialisatietraject. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft reclasseringswerker [naam] dit advies nader toegelicht en onderschreven.
Strafmaat
Het hof neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater met betrekking tot de aanwezigheid van (in elk geval) PTSS en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol alsmede de verminderde toerekenbaarheid over en maakt deze tot de zijne.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, passend en geboden. De gevangenisstraf is daarmee gelijk aan het al ondergane voorarrest.
Naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het hof gelet op bovengenoemde rapporten en adviezen, ook een tbs-maatregel met voorwaarden aan de verdachte opleggen.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2o, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld), tijdens het begaan van dit feit bestond bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel.
Het hof acht het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden noodzakelijk, omdat het van oordeel is dat de verdachte binnen dat kader de grootste kans heeft op een succesvolle behandeling van zijn ernstige alcohol- en traumaproblematiek. Het hof heeft daarbij oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn oprecht overkomende spijtbetuiging op zitting en voor de motivatie van de verdachte om zijn behandeling te laten slagen. De verdachte heeft ook ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat hij bereid is om zich aan alle te stellen voorwaarden te houden. Het hof heeft van de verdachte ook gehoord dat hij een negatief beeld heeft van een tbs-maatregel, omdat de verdachte zichzelf kortgezegd niet als 'tbs-er' ziet.
Het hof ziet echter dat eerdere behandelingen van de verdachte niet zijn geslaagd. Dit heeft niet te maken met onwil van de verdachte, maar met onmacht. Eerder is de verdachte binnen het ISD-kader met traumabehandeling gestart, maar hij is daarmee gestopt omdat de behandeling te confronterend werd. Toen de verdachte in de extramurale fase zat, ging het geruime tijd goed, tot de verdachte werd geconfronteerd met jeugdtrauma's en teruggreep naar de alcohol en opnieuw recidiveerde. De verdachte vindt het begrijpelijkerwijs erg moeilijk om met die jeugdtrauma's geconfronteerd te worden en omdat het hem teveel werd, is hij (eerder) gestopt met de traumabehandeling. Hoewel de verdachte de afgelopen periode bij [instelling] een voorzichtig positieve ontwikkeling heeft laten zien, waarbij een andersoortige traumabehandeling is ingezet, acht het hof het, net zoals de rechtbank, noodzakelijk dat de jeugdtrauma's en het alcoholgebruik, die in samenhang lijken te staan, (verder) worden behandeld en wil het hof voorkomen dat de verdachte bij een eventuele terugval (in alcoholgebruik) in 'kale detentie' terechtkomt. In dat geval zal de verdachte immers niet meer (verder) worden behandeld voor zijn gecombineerde problematiek, hetgeen nu juist zo belangrijk is. Dit zou betekenen dat de al geruime tijd aan de orde zijnde (zeer) zorgelijke situatie van de verdachte in stand blijft, waarmee de verdachte en de maatschappij niet geholpen is. De verdachte, maar ook de maatschappij, hebben er baat bij dat de verdachte blijvend wordt geholpen met zijn langdurige en hardnekkige problematiek. Daarbij speelt mee dat de verdachte na de klinische behandeling zal worden geplaatst in een forensische beschermende woonvorm. Daarmee komen de strakke kaders waarbij de verdachte goed lijkt te gedijen te vervallen, met alle risico’s op een terugval (in alcoholgebruik) - gelet op de ervaringen in het ISD-kader - van dien. Daarom is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden in het geval van de verdachte een passender juridisch kader is dan het kader van de voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van bijzondere voorwaarden. Zo kent de tbs-maatregel met voorwaarden de mogelijkheid van een time-out, terwijl dat bij een voorwaardelijk strafdeel niet mogelijk is. Het hof benadrukt daarbij dat zij, net zoals de rechtbank, vertrouwen heeft in de motivatie van de verdachte om zijn leven op de rit te krijgen en de motivatie om mee te werken aan de behandeling. De verdachte zal bij het naleven van deze voorwaarden dan ook niet in een tbs-kliniek terechtkomen.
Het hof zal de voorwaarden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, opleggen.
Het hof acht termen aanwezig toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Het hof overweegt ten slotte dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Het hof gelast de teruggave aan [tankstation] van € 140,00

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
- veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
- veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
o veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
o veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
o veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
o veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
o veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
o veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
o veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
o veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het openbaar ministerie buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie beslist;
- veroordeelde wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in de intramurale instelling [instelling] of een vergelijkbare instelling, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. Veroordeelde neemt indien voorgeschreven door de behandelaars, medicatie in, zolang als zijn behandelaars nodig achten;
- veroordeelde werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de ambulante behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van deze behandeling. Als de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde daarmee instemt, kan de veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK), een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) of soortgelijke instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar. Indien de veroordeelde niet instemt met een crisisopname, biedt artikel 6:6:10a van het Wetboek van Strafvordering een wettelijke grondslag voor het aanvullend opleggen van de voorwaarde van een crisisopname in een zorginstelling door de rechter;
- veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht en draaglast;
- veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties;
- veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject;
- veroordeelde onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs en alcohol. Veroordeelde werkt mee aan urine-, en ademanalysecontroles indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht. Bij overtreding van de voorwaarde zal het behandelteam in samenspraak met de reclassering besluiten of sanctionering noodzakelijk is.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Gelast de
teruggaveaan [tankstation] van de beslag genomen, nog niet teruggegeven
€ 140,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. N. van der Wijngaart en mr. M. Lolkema in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 november 2023.
mr. M. Lolkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.