ECLI:NL:GHAMS:2023:2719

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
23-000641-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging zware mishandeling en overtreding Wegenverkeerswet na verkeersincident te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1953, was betrokken bij een verkeersincident op 19 mei 2020, waarbij hij een fietser aanreed. De tenlastelegging omvatte poging tot zware mishandeling en overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over het voorval, wat leidde tot tegenstrijdigheden in zijn verhaal. Getuigenverklaringen wezen echter op opzet van de verdachte om de fietser aan te rijden, wat het hof als geloofwaardig beschouwde. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan de fietser, wat resulteerde in een gebroken sleutelbeen en andere verwondingen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De straf die werd opgelegd bestond uit een geldboete van € 1.000,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000641-21
datum uitspraak: 2 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-247260-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1953,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de advocaat van het slachtoffer naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen tegen voornoemde [slachtoffer01] en/of de fiets van voornoemde [slachtoffer01] aan te rijden (met een auto), ten gevolge waarvan, althans waarbij, voornoemde [slachtoffer01] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 19 mei 2020 te Amsterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door tegen voornoemde [slachtoffer01] en/of de fiets van voornoemde [slachtoffer01] aan te rijden (met een auto), ten gevolge waarvan, althans waarbij, voornoemde [slachtoffer01] ten val is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen, en/of een of meerdere diepe schaafwonden en/of kneuzingen ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 19 mei 2020 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (bestelbus), daarmee rijdende op de weg, Hoofddorpweg, gas heeft gegeven waardoor, althans waarbij, hij tegen de fiets en of de persoon van [slachtoffer01] aan is gereden en/of deze heeft geraakt met zijn auto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof – anders dan de politierechter – tot een bewezenverklaring komt van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten.

Bewijsoverwegingen

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om aangever aan te rijden en zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dde advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor het onder 2 tenlastegelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte gevaarzettend gedrag in het verkeer heeft vertoond door op een drukke en smalle weg vanuit bijna stilstand gas te geven, enkele meters achter aangever te rijden en deze af te snijden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Hij heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de aanrijding met aangever. Daarnaast is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen aannemen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan onvoorzichtig en gevaarlijk rijgedrag.
Oordeel hof
Feit 1 primair
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft verschillende verklaringen afgelegd over het incident dat zich tussen hem en aangever op 19 mei 2020 in Amsterdam heeft voorgedaan. De door de verdachte afgelegde verklaringen zijn wat betreft de feitelijke toedracht tegenstrijdig met elkaar. Zo heeft hij bij de politie verklaard dat hij in zijn bestelbus reed en dat de aangever hem op zijn fiets voorlangs afsneed, de verdachte om die reden daarop in de richting van aangever mee naar rechts stuurde, en hij kort daarna de aangever heeft geraakt omdat aangever waarschijnlijk had afgeremd. Hij verklaarde niet achter aangever te zijn aangereden. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij, nadat aangever voorlangs de bestelbus naar rechts was gefietst en hij met aangever had meegestuurd, wat gas had gegeven om aangever links te passeren. Aangever zou daarop abrupt naar links zijn gezwenkt, waarna de verdachte hem met zijn bestelbus raakte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij bewust achter aangever was aangereden en hij de aangever wilde inhalen met het doel met de aangever de schade aan de autospiegel van de bestelbus te kunnen afwikkelen. De tegenstrijdigheden in de door de verdachte afgelegde verklaringen doen afbreuk aan hun geloofwaardigheid.
De verklaringen van de verdachte staan bovendien haaks op hetgeen de getuigen [getuige01] (hierna: [getuige01] ) en [getuige02] (hierna: [getuige02] ) hebben verklaard. Getuige [getuige01] heeft verklaard dat hij een fietser (het hof begrijpt: de aangever) tegen een bestelbus (het hof begrijpt: van de verdachte) zag slaan, dat de verdachte ‘klootzak’ riep naar aangever, en dat [getuige01] zag dat de verdachte in diens bestelbus achter de aangever aanreed. Hij hoorde en zag dat de bestelbus gas gaf, de snelheid verhoogde en op de aangever inreed. Getuige [getuige02] heeft verklaard dat het erg druk was en dat het verkeer langzaam reed en aan het ritsen was. Hij hoorde de bestuurder van een bestelbus (het hof begrijpt: de aangever) ‘hé klootzak’ riep, dat de bestelbus vanuit stilstand vol gas naar voren schoot, snelheid vermeerderde en rechts achter de fietser (het hof begrijpt: de aangever) aanreed en die fietser van achteren raakte. Aangever kwam hierdoor op de grond terecht en de bestelbus begon pas na de klap met remmen. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van beide getuigen, afgelegd ten overstaan van de politie, in de kern helder en eenduidig zijn en op essentiële onderdelen op elkaar aansluiten. Bovendien sluiten de getuigenverklaringen aan op de aangifte, waarin de aangever beschrijft dat hij achter zich het geluid van een motor met een hoog toerental hoorde. Beide getuigen zijn direct na het incident gehoord, zijnde een moment dat ervan uit mag worden gegaan dat hun herinnering daaraan nog vers was. Het hof heeft geen reden om aan te nemen dat zij een en ander niet goed hebben kunnen waarnemen.
Het hof acht derhalve de door de verdachte geschetste gang van zaken niet aannemelijk geworden. Het acht de verklaringen van de getuigen [getuige01] en [getuige02] geloofwaardig en betrouwbaar en zal deze voor het bewijs gebruiken. Het hof gaat daarmee uit van een andere lezing van de feiten dan die van de verdediging.
Opzet
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige01] en [getuige02] , in onderlinge samenhang bezien, volgt dat op basis van de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangenomen dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever, nu hij bezien naar die uiterlijke verschijningsvorm willens en wetens met zijn bestelbus achter de aangever is aangereden nadat die tegen diens bestelbus had geslagen, gas heeft gegeven, zijn snelheid heeft vermeerderd en de aangever heeft aangereden.
Het hof acht daarmee het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op grond van de hiervoor omschreven feitelijke toedracht acht het hof het onder 2 tenlastegelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primair
hij op 19 mei 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen tegen voornoemde [slachtoffer01] te rijden, ten gevolge waarvan, voornoemde [slachtoffer01] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 19 mei 2020 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (bestelbus), daarmee rijdende op de Hoofddorpweg, gas heeft gegeven waardoor hij tegen de persoon van [slachtoffer01] aan is gereden en deze heeft geraakt met zijn auto, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00 subsidiair twintig dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling van aangever. Hij heeft als bestuurder van een bestelbus een fietser aangereden nadat deze een klap tegen zijn spiegel had gegeven. De fietser is daardoor gevallen en heeft letsel, waaronder een gebroken sleutelbeen, opgelopen. Door aldus te handelen heeft de verdachte het slachtoffer letsel en pijn veroorzaakt. Het rijgedrag van de verdachte is bovendien gevaarzettend geweest, nu hij op een drukke weg met langzaam rijdend verkeer met hoge snelheid naar rechts is uitgeweken om achter aangever aan te rijden en hem vervolgens aan te rijden. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 oktober 2023 is de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden die door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 1.000,00 passend en geboden. Vanwege de beperkte draagkracht van de verdachte zal hij deze geldboete in termijnen mogen betalen. Ook zal het hof de verdachte een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden opleggen, nu de verdachte het feit heeft begaan als bestuurder van een voertuig dat door hem als wapen werd gebruikt en om te voorkomen dat hij in het vervolg opnieuw in de fout gaat.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 45, 62 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetemag worden voldaan in
4 (vier) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. C.J. van der Wilt en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 november 2023.
Mr. D. Abels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.