ECLI:NL:GHAMS:2023:2718

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
23-001121-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met lichamelijk letsel ten gevolge

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging met lichamelijk letsel ten gevolge. De tenlastelegging omvatte het vastpakken en slaan van de benadeelde partij, wat resulteerde in een bloeduitstorting en een scheurwond rond het linkeroog van de benadeelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, waarbij het geweld openlijk en in vereniging is gepleegd op 12 mei 2022 te Amsterdam.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, gevorderd. Het hof heeft de straffen aangepast en een taakstraf van 150 uren opgelegd, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 29 dagen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het gepleegde geweld.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door het hof is toegewezen. De totale schadevergoeding bedraagt € 860,07, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de verdachte verplicht om deze schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters de ernst van het geweld en de impact op de benadeelde partij in overweging hebben genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001121-23
datum uitspraak: 19 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 oktober 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-191120-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsman en de benadeelde partij en diens vertegenwoordiger naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Amsterdam openlijk, te weten aan de Overschiestraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij01] , door
- voornoemde [benadeelde partij01] (met kracht) vast te pakken en/of (vervolgens) tegen het lichaam te duwen en/of
- voornoemde [benadeelde partij01] (vervolgens) (met gebalde vuist) op/tegen de nek en/of schouder te slaan en/of
- voornoemde [benadeelde partij01] (vervolgens) (met gebalde vuist) op/tegen het linker oog, in ieder geval op/tegen het gezicht te slaan,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bloeduitstorting rond het linkeroog en/of een scheurwond rond het linkeroog, voor die [benadeelde partij01] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde partij01] heeft mishandeld door
- voornoemde [benadeelde partij01] (met gebalde vuist) op/tegen de nek en/of schouder te slaan en/of
- voornoemde [benadeelde partij01] (vervolgens) (met gebalde vuist) op/tegen het linker oog, in ieder geval op/tegen het gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 mei 2022 te Amsterdam openlijk, te weten aan de Overschiestraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij01] , door
- voornoemde [benadeelde partij01] vast te pakken en tegen het lichaam te duwen en met de vuist op het linker oog te slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bloeduitstorting en een scheurwond rond het linkeroog, voor die [benadeelde partij01] ten gevolge heeft gehad;
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aan te sluiten bij de straffen zoals gevorderd door de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen aangever. Naar aanleiding van een klein verkeersincident is aangever, die zijn weg vervolgde op de fiets, door de medeverdachte achterna gerend en vastgegrepen. De verdachte is aangever, kennelijk om verhaal te halen, met zijn auto achterna gereden, is uitgestapt en heeft aangever – terwijl deze werd vastgehouden door de medeverdachte – met de vuist in het gezicht geslagen. Door op deze gewelddadige wijze te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en hem pijn en letsel toegebracht. Daarnaast roept dit soort geweld niet alleen bij aangever gevoelens van onveiligheid en angst op, maar ook bij personen die er getuige van zijn.
Het hof heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij het relevante oriëntatiepunt van het LOVS, waarin voor openlijke geweldpleging, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend een taakstraf voor de duur van 150 uren als uitgangspunt wordt genoemd. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 oktober 2023 is hij eerder ter zake van openlijke geweldpleging in vereniging onherroepelijk veroordeeld. Hieruit spreekt dat de verdachte kennelijk geen lering heeft getrokken uit zijn eerdere veroordeling, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt. Om die reden en om ervoor te zorgen dat de verdachte niet nogmaals strafbare feiten pleegt, zal het hof naast een forse taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Nu het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b Sr van toepassing is, zal het hof de verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van één dag.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 860,07, bestaande uit € 110,07 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep niet verzet tegen toewijzing van de vordering. De verdachte heeft zich bereid verklaard de schadevergoeding te betalen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is voldoende onderbouwd en wordt door de verdachte niet inhoudelijk betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
29 (negenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 860,07 (achthonderdzestig euro en zeven cent) bestaande uit € 110,07 (honderdtien euro en zeven cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 860,07 (achthonderdzestig euro en zeven cent) bestaande uit € 110,07 (honderdtien euro en zeven cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 12 mei 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. E. van Die en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2023.
Mr. D. Abels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.