ECLI:NL:GHAMS:2023:2716
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging verstekvonnis en toewijzing van vordering tot betaling van uitvaartkosten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een verstekvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij De Jongh Uitvaartverzorging B.V. (hierna: De Jongh) een vordering had ingesteld tegen een geïntimeerde die niet verschenen was. De Jongh vorderde betaling van een factuur van € 4.343,60, die voortkwam uit een overeenkomst van opdracht voor het verzorgen van een uitvaart. In eerste aanleg werd de vordering afgewezen omdat De Jongh niet had aangetoond dat zij voldeed aan de precontractuele informatieplichten. In hoger beroep heeft De Jongh echter voldoende bewijs geleverd dat zij aan deze informatieplichten had voldaan. Het hof oordeelde dat De Jongh de geïntimeerde op duidelijke wijze had geïnformeerd over de voorwaarden van de overeenkomst, inclusief de prijs en de identiteit van de handelaar. Het hof vernietigde het verstekvonnis en wees de vordering van De Jongh alsnog toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werd de proceskostenveroordeling in eerste aanleg in stand gelaten.