ECLI:NL:GHAMS:2023:27

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
23-001400-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens weigering ademanalyse zonder opzet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het weigeren van een ademanalyse op 28 augustus 2021 te Badhoevedorp. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 december 2022 heeft de advocaat-generaal betoogd dat het strafbare feit is voltooid op het moment dat er geen goede ademtest kan worden afgenomen, zonder dat opzet vereist is. De raadsman van de verdachte heeft echter aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moet worden van het tenlastegelegde.

Het hof heeft vastgesteld dat het weigeren van de ademanalyse enkel strafbaar is indien er sprake is van opzet. Het hof concludeert dat uit het dossier onvoldoende blijkt van concrete omstandigheden die erop wijzen dat de verdachte opzettelijk de ademanalyse heeft geweigerd. De verdachte had na mislukte pogingen instructies gekregen over hoe hij moest blazen in het apparaat, maar er zijn geen aanwijzingen dat hij opzettelijk heeft geweigerd. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak benadrukt het belang van opzet in de beoordeling van strafbare feiten in het kader van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001400-22
datum uitspraak: 5 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer
96-239462-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 december 2022.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. P.J. Hoogendam, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een snorfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ter zake het tenlastegelegde vrijgesproken.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 900,-, subsidiair 18 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden met aftrek, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het strafbare feit is voltooid op het moment dat er geen goede ademtest kan worden afgenomen, tenzij er sprake is van een bijzondere geneeskundige reden als bedoeld in artikel 163 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), hetgeen in onderhavige zaak niet het geval is. Voor een bewezenverklaring is, aldus de advocaat-generaal, geen opzet vereist.
De raadsman heeft aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities bepleit dat de verdachte van het aan hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Het hof stelt voorop dat overtreding van artikel 163, tweede lid, WVW 1994 ingevolge artikel 176, derde lid in verbinding met artikel 178, eerste lid, WVW 1994, als misdrijf strafbaar is gesteld. Het weigeren van de ademanalyse, is, anders dan de advocaat-generaal heeft gesteld, enkel strafbaar indien sprake is van opzet (vgl. ECLI:NL:HR:2007:AZ6664).
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het dossier onvoldoende welke concrete omstandigheden
-waaronder het gedrag van de verdachte - maken dat daaruit feitelijk kan worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk de ademanalyse heeft geweigerd. In het proces-verbaal van de politie staat vermeld dat aan de verdachte na eerste mislukte pogingen is uitgelegd dat hij goed zijn best moet doen, dat hij moet uitademen op het ademanalyse-apparaat en niet voorafgaand aan zijn blaaspoging, en voorts dat de verbalisant zag en hoorde dat de verdachte meermalen, ondanks de aanwijzingen, geen goed ademmonster kon produceren. Daaruit valt niet af te leiden dat de verdachte opzettelijk geweigerd heeft en evenmin dat hij het opzet daarop in voorwaardelijke zin heeft gehad. De verdachte moet aldus worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R.D. van Heffen en mr. J. Steenbrink,
in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 januari 2023.
Mrs. N. Kwak en J. Steenbrink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.