ECLI:NL:GHAMS:2023:2698

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
23-000022-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing tot geweld tegen openbaar gezag via sociale media

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van opruiing tot geweld tegen het openbaar gezag. De tenlastelegging betrof het aanzetten van anderen tot geweld tegen handhavers van de gemeente Amsterdam door middel van opruiende uitspraken die hij deed in een video die hij op een openbaar profiel op een sociale media platform plaatste. De verdachte had in de periode van 9 tot en met 16 augustus 2022 in Amsterdam, in het openbaar, mondeling en bij afbeelding, opgeroepen tot geweld tegen de handhavers door te zeggen: "Kijk goed naar deze gasten he, jongens F-site, als jullie ze zien he, rellen oude. He rellen zegt een dichter he, benen breken, de kanker. Rellen zeg ik tegen jullie." Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair tenlastegelegde en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar het hof vond deze straf niet passend gezien de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. Het hof legde een gevangenisstraf op van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, die immateriële schadevergoeding eisten, volledig toegewezen. Het hof benadrukte de ernst van de opruiing en de gevolgen voor de handhavers, die zich door de publicatie van de video onveilig voelden in zowel hun werk- als privéleven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000022-23
datum uitspraak: 30 oktober 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-300407-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1967,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en (de gemachtigde van) de benadeelde partij [benadeelde partij01] naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij in of omstreeks 09-08-2022 t/m 16-08-2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door in een park en/of op (een openbaar profiel op) [website] te zeggen: "Kijk goed naar deze gasten he, jongens F-site, als jullie ze zien he, rellen oude. He rellen zegt een dichter he, benen breken, de kanker. Rellen zeg ik tegen jullie." en/of "rellen jongens, hoor wat ik zeg jongens. Aanpakken dat soort gasten, hier, hier zijn ze.", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of daarbij een filmpje waarop handhavers van de gemeente Amsterdam te zien zijn;
subsidiair
hij in of omstreeks 09-08-2022 t/m 16-08-2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde partij01] en/of [benadeelde partij02] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, door die [benadeelde partij01] en/of [benadeelde partij02] dreigend de woorden toe te voegen: "Kijk goed naar deze gasten he, jongens F-site, als jullie ze zien he, rellen oude. He rellen zegt een dichter he, benen breken, de kanker. Rellen zeg ik tegen jullie." en/of "rellen jongens, hoor wat ik zeg jongens. Aanpakken dat soort gasten, hier, hier zijn ze.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging en andere beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 9 augustus 2022 tot en met 16 augustus 2022 te Amsterdam, in het openbaar mondeling en bij afbeelding tot enig strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door in een park en op een openbaar profiel op [website] te zeggen: "Kijk goed naar deze gasten he, jongens F-site, als jullie ze zien he, rellen oude. Hé rellen zegt een dichter he, benen breken, de kanker. Rellen zeg ik tegen jullie." en "rellen jongens, hoor wat ik zeg jongens. Aanpakken dat soort gasten, hier, hier zijn ze.", en daarbij een filmpje te plaatsen waarop handhavers van de gemeente Amsterdam te zien zijn.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte van 16 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (dossierpagina’s 7 tot en met 9).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van [benadeelde partij01] :
Op 9 augustus 2022 was ik samen met mijn collega [benadeelde partij02] werkzaam in dienst van de gemeente Amsterdam als buitengewoon opsporingsambtenaar, belast met toezicht en handhaving openbare orde. Wij waren in het Westerpark in Amsterdam. Wij hebben een man en een vrouw aangesproken. Deze personen lagen te slapen in het park en zagen er uit alsof ze geen vaste woon- of verblijfplaats hadden. Ik heb de identiteit van de vrouw gevorderd, mijn collega heeft de identiteit van de man gevorderd. Ik zag en hoorde dat de beide personen verbaal agressief reageerden en kwaad keken naar ons. Ik zag op enig moment dat de man ons aan het filmen was. Ik zag dat de man de hele tijd om ons heen aan het lopen was.
Op 16 augustus 2022 kreeg ik een berichtje met een link naar een filmpje op [website]. Ik heb de link geopend en daar zag ik het filmpje dat de man in het Westerpark heeft gemaakt. In het filmpje is te horen dat de man mij en mijn collega bedreigd. Ik hoorde de man een oproep doen aan de F-Side om de handhaving de benen te breken en te rellen.
Ik heb op [website] gezien dat het filmpje inmiddels 370 keer gezien is en ik ben bang dat het filmpje iemand zal aanmoedigen om mij, mijn collega's, mijn familie of mijn vrienden op te zoeken en deze te mishandelen.
Dit filmpje heb ik veilig gesteld en zal ik toevoegen aan mijn aangifte.

2. Een proces-verbaal van aangifte van 16 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (dossierpagina’s 10 tot en met 12).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van [benadeelde partij02] :
Ik en mijn collega [benadeelde partij01] deden op 9 augustus 2022 een ochtendronde in het Westerpark te Amsterdam. Wij zagen twee personen die aan het slapen waren.
De man bleek te zijn: [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] 1967.
Ik zag op enig moment dat de man zijn telefoon pakte. Ik zag dat hij de telefoon recht voor zich hield en in onze richting hield alsof hij aan het filmen was. Op een gegeven moment liep de man achter mij langs en toen zag ik op zijn scherm dat hij aan het filmen was.
Terwijl de man aan het filmen was hoorde ik hem zeggen: "F-Side kijk goed naar deze gasten, als je ze ziet rellen, rellen, benen breken, de kanker!” of woorden van soortgelijke strekking.
Vandaag, 16 augustus 2022, ontving ik van mijn collega [benadeelde partij01] een bericht. Hij zei we gaan viraal.

3. Een proces-verbaal van onderzoek van 13 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] (dossierpagina’s 13 tot en met 20).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Ik heb de beelden bekeken die door de aangevers zijn geleverd.
Ik zie twee handhavers staan. Degene die filmt draait om de handhavers heen waarbij er een persoon in beeld komt die op de grond zit.
Ik hoor de stem van een man, vermoedelijk degene die de opname maakt. Ik hoor de verdachte zeggen:
“Ja jongens Amsterdam hoor deze, deze jongens komen ons lastig vallen”
en
“Hoe dan, kijk jongens zie je ze. A de stad jongens handhavers. Hoe dan Amsterdam. Kijk goed naar deze gasten he, jongens F-site, kijk goed naar deze gasten. Hé kijk goed naar deze gasten, als jullie ze zien he, rellen oude. Hé rellen zegt een dichter he, benen breken, de kanker. Rellen zeg ik tegen jullie. Hé kijk hier zijn ze, rellen jongens, hoor wat ik zeg jongens. Aanpakken dat soort gasten, hier, hier zijn ze.”

4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 november 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (dossierpagina’s 31 tot en met 34).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van de verdachte:
V: Klopt het dat je bijnaam de [bijnaam] is?
A: Ja.
V: Klopt het dat je op 9 augustus 2022 in het Westerpark aan het slapen was?
A: Handhavers kwamen het park in, zij wilden ons identiteitsbewijs.
V: Op een gegeven moment lopen de handhavers weg, en pak jij je telefoon, wat heb je
toen gedaan?
A: Ik ben blijven filmen.
V: Heb je toen op [website] een live filmpje geplaatst ?
A: Wij (het hof begrijpt: de verdachte en [naam], de vrouw met wie hij toen in het park was) hebben dat samen gedaan.
V: Klopt het dat je zei: “Ja jongens Amsterdam hoor deze, deze jongens komen ons lastig vallen”?
A: Tuurlijk.
V: Klopt het dat je zei: “Hoe dan, kijk jongens zie je ze. De stad jongens handhavers. Hoe dan Amsterdam. Kijk goed naar deze gasten he, jongens F-side, kijk goed naar deze gasten. He kijk goed naar deze gasten, als jullie ze zien he, rellen oude. He rellen zegt een dichter he, benen breken, de kanker. Rellen zeg ik tegen jullie”?
A: (…) op dat moment voelde ik mij zo.
V: Waarom heb je dit allemaal gezegd en verspreid via social media?
A: Ik ben ook maar een mens. (…) Ik wil dat de mensen Amsterdam zien.
V: Wil je verder nog wat verklaren?
A: Ik zal niet de enige zijn die filmpjes van handhavers online plaatst.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
in het openbaar, mondeling en bij afbeelding, tot enig strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren.
De raadsman heeft het hof verzocht een geldboete op te leggen, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij heeft de raadsman aandacht gevraagd voor het feit dat de verdachte vanuit een emotionele opwelling tot zijn handelen is gekomen en dat het aantal views van de beelden relatief beperkt is gebleven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing door supporters van een voetbalvereniging aan te zetten tot geweld tegen twee handhavers van de gemeente Amsterdam. De verdachte heeft hiertoe de twee handhavers – die bezig waren met de rechtmatige uitvoering van hun werkzaamheden – gefilmd terwijl hij daarbij goed hoorbaar opruiende teksten sprak en heeft deze film vervolgens op een openbaar [website]-profiel geplaatst. Voor de aangevers heeft de opruiende film op [website] een grote impact gehad. Zij zijn beiden goed herkenbaar op het sociale media platform in beeld gebracht, waardoor zij bang waren op straat herkend te worden en zij zich onveilig voelden. Zij hebben zich hierdoor beknot gevoeld in zowel hun werk- als hun privélevens. Dit klemt temeer nu het heel moeilijk is om dit soort filmpjes permanent van het internet te verwijderen. Het handelen van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor personen die belast zijn met openbaar gezag. Dit rekent het hof de verdachte ernstig aan.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ook heeft het hof acht geslagen op de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte, zij het langer geleden, meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten gepleegd jegens het openbaar gezag (met name artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht); en in juli 2019 is een strafbeschikking onherroepelijk geworden, opgelegd wegens belediging van een politieagent.
Gelet op de aard en de ernst van het feit en de gevolgen die dit heeft gehad voor de aangevers, is het hof van oordeel dat een geldboete, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf, geen passende sanctie is. Nu de verdachte voorts een taakstraf volgens zijn raadsman hoogstwaarschijnlijk niet zal uitvoeren, en de verdachte niet zelf ter terechtzitting is verschenen om het hof daarover duidelijkheid te verschaffen, resteert naar het oordeel van het hof enkel een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passende reactie op het laakbare handelen van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Met oplegging van deze straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, maar anderzijds de strafoplegging ook dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij01] en [benadeelde partij02]

De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding. Deze bedragen € 700,00. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vorderingen.
De advocaat-generaal heeft kenbaar gemaakt dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen, met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft het hof verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, nu onvoldoende concreet is onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) houdt in dat de benadeelde partij onder meer recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit op andere wijze in haar persoon is aangetast.
Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 28 mei 2019 (ECLI:NL:HR:2019:793) volgt dat van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
In hun schriftelijke vorderingen en ter terechtzitting in eerste aanleg hebben de benadeelde partijen toegelicht wat de gevolgen van het handelen van de verdachte voor hen zijn geweest. Ter terechtzitting in hoger beroep is dit namens de benadeelde partij [benadeelde partij01] nog nader toegelicht.
Gezien de ingrijpende aard van het handelen van de verdachte - het plaatsen van een opruiende video op een openbaar [website]-profiel waarbij beide benadeelde partijen herkenbaar in beeld zijn - en de inbreuk die daarmee op zowel de werk- als privésfeer van de benadeelde partijen is gemaakt, is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte op andere wijze in hun persoon zijn aangetast en daardoor immateriële schade hebben geleden. Gelet hierop, acht het hof het telkens gevorderde bedrag billijk en ziet het hof geen aanleiding om dit bedrag te matigen zoals de politierechter heeft gedaan.
De vorderingen zullen worden toegewezen tot het gevorderde bedrag, te weten € 700,00.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 131 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 700,00 (zevenhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 700,00 (zevenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 9 augustus 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij02] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 700,00 (zevenhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij02] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 700,00 (zevenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 9 augustus 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. S. Jongeling en mr. G.J.M. Kruizinga, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 oktober 2023.
Mr. Jongeling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.