ECLI:NL:GHAMS:2023:269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
23-001475-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernielingen en voorhanden hebben van wapens

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 19 mei 2022, waarin hij was veroordeeld voor een reeks vernielingen en het voorhanden hebben van wapens, waaronder katapulten en pepperspray. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk beschadigen van muren en een camera in Hoorn, evenals het voorhanden hebben van wapens in maart 2022. Tijdens de zitting op 16 januari 2023 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat het binnentreden van de woning van de verdachte onrechtmatig was, wat zou moeten leiden tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft echter geoordeeld dat het binnentreden rechtmatig was, omdat er een voorafgaande schriftelijke machtiging was verleend door een hulpofficier van justitie. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor materiële schade als gevolg van de vernielingen. De vordering van de benadeelde partij VvE [benadeelde01] is toegewezen tot een bedrag van € 9.643,70, en de vordering van [benadeelde02] tot € 452,45. Het hof heeft de wettelijke rente vanaf de datum van de schadevergoeding opgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001475-22
datum uitspraak: 30 januari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 mei 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-038403-22 (zaak A) en 15-058055-22 (zaak B) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1996,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 januari 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd
in
zaak Adat:
hij op of omstreeks 24 januari 2022 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een elektriciteitshuisje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
in
zaak Bdat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2022 tot en met 15 februari 2022 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk meerdere muren en/of gebouwen en/of woningen en/of een kinderdagverblijf, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf01] en/of [slachtoffer01] en/of [benadeelde02] en/of [bedrijf02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2022 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een camera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 8 maart 2022 te Hoorn meerdere wapens van categorie I, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere katapulten voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 8 maart 2022 te Hoorn een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak B onder 3 en 4 tenlastegelegde, omdat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het binnentreden in de woning op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner op grond van artikel 2, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden in beginsel een voorafgaande schriftelijke machtiging door een daartoe bevoegde autoriteit is vereist en dat een hulpofficier van justitie op grond van artikel 3, eerste lid onder c, van de Algemene wet op het binnentreden bevoegd is een dergelijke machtiging te geven.
Het hof stelt ook dat op grond van de inhoud van het dossier vast dat een hulpofficier van justitie op
7 maart 2022 een machtiging tot het binnentreden in de woning van de verdachte heeft gegeven en dat de betrokken verbalisanten vervolgens op 8 maart 2022 – na mondelinge toestemming van de verdachte en met behulp van de door de verdachte aan hen overhandigde sleutel van zijn woning – de woning van de verdachte zijn binnengetreden.
Het hof is van oordeel dat, ook als zou blijken dat de verdachte de verbalisanten geen toestemming had gegeven, het binnentreden in de woning van de verdachte, gelet op de door een daartoe bevoegde autoriteit vooraf gegeven schriftelijke machtiging, op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden, zodat het verweer wordt verworpen.
De overige door de raadsvrouw gevoerde verweren vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen die (in die gevallen waarin de wet dit vereist) in een later bij dit verkort arrest te voegen bijlage zijn vervat.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande
in
zaak Adat:
hij op 24 januari 2022 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een elektriciteitshuisje, dat aan Liander toebehoorde, heeft beschadigd;
in
zaak Bdat:
1.
hij in de periode van 11 februari 2022 tot en met 15 februari 2022 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk meerdere muren, die aan [bedrijf01] en [slachtoffer01] en [benadeelde02] en [bedrijf02] toebehoorden, heeft beschadigd;
2.
hij op 14 februari 2022 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een camera, die aan [benadeelde02] toebehoorde, heeft vernield;
3.
hij op 8 maart 2022 te Hoorn meerdere wapens van categorie I, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere katapulten, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 8 maart 2022 te Hoorn een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-038403-22 en in de zaak met parketnummer 15-058055-22 onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in zaak B onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak B onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van drie weken schuldig gemaakt aan een reeks beschadigingen door op de muren van meerdere gebouwen graffiti te spuiten en aan de vernieling van een camera door die camera van de muur van een woning af te breken. Door aldus te handelen heeft de verdachte er niet alleen blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen, maar tevens (aanzienlijke) materiële schade en overlast veroorzaakt voor de gedupeerden.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere katapulten en een busje pepperspray. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij VvE [benadeelde01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.500,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en haar vordering aan de hand van een nieuw overgelegde offerte naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 9.643,70.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 9.643,70, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen. Zij heeft daartoe primair aangevoerd dat de benadeelde partij zich in eerste aanleg door niet gebruik te maken van het daarvoor vereiste voegingsformulier niet in het strafproces heeft gevoegd, en subsidiair dat de behandeling van de vordering, gelet op de hoogte daarvan en bij het ontbreken van een deskundigenrapport, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het hof overweegt als volgt.
Ten onrechte stelt de raadsvouw dat een vordering tot schadevergoeding slechts kan worden ingediend door middel van het bestaande standaard voegingsformulier. Een vordering kan zelfs mondeling ter terechtzitting worden ingediend. Het hof stelt daarom vast dat reeds in eerste aanleg sprake was van een rechtsgeldige voeging door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 9.643,70, bestaande uit de renovatie van de gevel van het gebouw. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde02]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 452,45 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen conform het vonnis waarvan beroep.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 452,45, bestaande uit vervanging van de camera en bijbehorende installatie- en montagewerkzaamheden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-038403-22 (zaak A) en in de zaak met parketnummer 15-058055-22 (zaak B) onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-038403-22 (zaak A) en in de zaak met parketnummer
15-058055-22 (zaak B) onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij VvE [benadeelde01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij VvE [benadeelde01] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-058055-22 (zaak B) onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 9.643,70 (negenduizendzeshonderddrieënveertig euro en zeventig cent) ter zake van materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
VvE [benadeelde01] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-058055-22 (zaak B) onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 9.643,70 (negenduizendzeshonderddrieënveertig euro en zeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 83 (drieëntachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 februari 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde02] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-058055-22 (zaak B) onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 452,45 (vierhonderdtweeënvijftig euro en vijfenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde02] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-058055-22 (zaak B) onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 452,45 (vierhonderdtweeënvijftig euro en vijfenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 9 (negen) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 februari 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. E. van Die en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 januari 2023.
Mr. A.R.O. Mooy is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]