In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 23 februari 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1987, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor een groot aantal vermogensdelicten en het voorhanden hebben van een handelshoeveelheid amfetamine. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. Het hof heeft de gevangenisstraf aangepast naar vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en zonder bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan meerdere inbraken en diefstallen, wat niet alleen materiële schade veroorzaakte, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast was hij in het bezit van amfetamine, wat een bedreiging voor de volksgezondheid vormt.
De verdachte had een strafblad en was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Het hof heeft echter ook positieve ontwikkelingen in de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen, zoals een stabilisatie in werk en financiën. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met de mogelijkheid om de straf te herzien indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.