ECLI:NL:GHAMS:2023:2657

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
23-000225-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met uitzondering van straffen en maatregelen in hoger beroep inzake woninginbraken en autodiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 januari 2021. De verdachte, geboren in 1996, was eerder veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder twee woninginbraken, een autodiefstal en gevaarzettend rijgedrag. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straffen en maatregelen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, maar het hof besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd een taakstraf van 120 uren opgelegd en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Het hof hield rekening met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals deelname aan een werk-leertraject en verbetering van zijn financiële situatie. De verdachte had zich ook gehouden aan zijn meldplicht bij de reclassering en werkte mee aan urinecontroles. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk was, gezien de positieve veranderingen in het leven van de verdachte en het belang van de maatschappij bij het voorkomen van recidive. De beslissing over in beslag genomen goederen werd ook behandeld, waarbij het hof gelastte dat deze goederen bewaard zouden worden ten behoeve van de rechthebbende. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000225-21
datum uitspraak: 26 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-118025-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1996,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 december 2022 en 12 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen (met inbegrip van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij), behalve ten aanzien van de opgelegde straffen en de maatregel tot onttrekking aan het verkeer van een gasdrukwapen - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof alsnog een beslissing zal nemen over een inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedrag, en het als tweede opgenomen bewijsmiddel op blad 20 van (de bijlage bij) het vonnis (te weten: het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van het gerechtshof Amsterdam van 2 september 2020) vervangt door de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 11 mei 2022, inhoudende:
‘Waar ik van word beschuldigd, heb ik allemaal gedaan. Ik heb de feiten gepleegd waar ik door de rechtbank voor ben veroordeeld.’

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek van voorarrest, en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid van negen maanden en een hechtenis van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaren. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd de verdachte middels het stellen van bijzondere voorwaarden wordt verplicht tot de interventies die door de reclassering zijn geadviseerd in het rapport van 10 oktober 2022, met uitzondering van de verplichting tot een klinische opname.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de positieve wending die de verdachte aan zijn leven heeft gegeven wordt doorkruist op het moment dat hij weer opnieuw gedetineerd raakt en heeft het hof verzocht daarmee rekening te houden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met twee anderen schuldig gemaakt aan vier gekwalificeerde diefstallen, te weten twee woninginbraken, een autodiefstal en een inbraak in een kantoor. Dit zijn hinderlijke strafbare feiten die bij de gedupeerden voor veel overlast zorgen. Daarbij veroorzaken woninginbraken gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers daarvan en vaak ook bij omwonenden. Een woning is bij uitstek de plaats waar de bewoner zich veilig dient te voelen. De verdachte heeft zich hier niets van aangetrokken en heeft vanuit puur eigen belang gehandeld. Hij heeft zich daarnaast, terwijl hij op de vlucht was voor de politie, schuldig gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag en geen gevolg gegeven aan het bevel om mee te werken aan een onderzoek naar de aanwezigheid van verdovende middelen in zijn bloed. Daarmee heeft hij zich bijzonder onverantwoordelijk gedragen en risico’s voor de verkeersveiligheid veroorzaakt. Bovendien kan door het weigeren van medewerking aan een bloedonderzoek niet worden vastgesteld of de verdachte onder invloed was en zo ja, in welke mate. Juist om die reden wordt een dergelijke weigering doorgaans relatief zwaar bestraft.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 december 2022 is de verdachte eerder ter zake van (soortgelijke) misdrijven onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
De ernst en het aantal van de bewezen geachte feiten en de recidive van de verdachte rechtvaardigen, mede in het licht van de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden uitgesproken, zonder meer oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien maanden. Toch zal het hof hiervan in het voordeel van de verdachte afwijken, om reden van het volgende.
Blijkens rapporten van de reclassering van 10 augustus 2020 en 8 januari 2021 ontbrak het de verdachte in het verleden aan (legaal) inkomen, startkwalificaties voor de arbeidsmarkt, een zinvolle dagbesteding en een officieel inschrijfadres, had hij een negatief sociaal netwerk en schulden en heeft hij gekampt met problematisch middelengebruik. Een eerder in 2020 ingezet reclasseringstraject is door toedoen van de verdachte hoegenaamd niet van de grond gekomen.
Het hof heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 3 september 2020 geschorst en hem onder reclasseringstoezicht geplaatst. Uit het door de reclassering op 5 december 2022 opgemaakte rapport blijkt dat de verdachte sindsdien een werk-leertraject tot [werk-leertraject] is gaan volgen en daarmee vijf dagen per week aan de slag is. Daarnaast staat hij onder bewind en is er een grotere mate van financiële stabiliteit bereikt. Hij heeft afstand genomen van zijn negatieve sociale netwerk en meer grip op zijn middelengebruik gekregen. Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdachte naar voren gebracht dat hij zelfs in het geheel geen harddrugs meer gebruikt. Verder houdt de verdachte zich blijkens het rapport aan zijn meldplicht, werkt hij mee aan urinecontrole en komt hij zijn behandelverplichting bij de GGZ na. Ter beteugeling van het als ‘gemiddeld’ ingeschatte recidivegevaar dat de verdachte in zich bergt adviseert de reclassering de verdachte middels het stellen van bijzondere voorwaarden te verplichten tot (i) het naleven van een meldplicht bij de reclassering, (ii) deelname aan de gedragsinterventie Leefstijl 24/7 (indien nodig), (iii) het ondergaan van een ambulante behandeling bij GGZ Noord-Holland Noord, (indien nodig) met inbegrip van de inname van medicijnen en, bij een terugval, een klinische opname ter detoxificatie en stabilisatie voor de duur van maximaal 7 weken, (iv) medewerking aan de controle op het gebruik van middelen (door middel van urine- en ademonderzoek), (v) medewerking aan het krijgen en behouden van een structurele zinvolle dagbesteding.
Een straf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt zou de positieve ontwikkelingen die hij de afgelopen tijd heeft doorgemaakt teniet kunnen doen, hetgeen, mede gelet op het belang van de maatschappij bij het voorkomen van recidive, niet wenselijk is. Om die reden zal het hof het leeuwendeel van de op te leggen straf in voorwaardelijke vorm gieten. Het onvoorwaardelijke strafdeel stijgt daarbij niet uit boven de duur van het reeds door de verdachte ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen (met uitzondering van de klinische opname) de bijzondere voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarbij zal een relatief lange proeftijd worden vastgesteld, gelet op het hardnekkige recidivepatroon van de verdachte.
Om de strafdoelen van vergelding en speciale preventie op verantwoorde wijze met elkaar in evenwicht te brengen, zal voorts een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren worden opgelegd. Daarnaast zal voor de onder 6 bewezenverklaarde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden worden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte zijn rijbewijs al kwijt is geweest.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van zestien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, na te noemen bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden, passend en geboden.

In beslag genomen goederen

Gebleken is dat er gedurende het opsporingsonderzoek goederen onder de verdachte in beslag zijn genomen, te weten:
1. een gasdrukwapen (goednummer 1141865);
2. € 425,00 ( goednummer 1142855);
3. een paar schoenen van het merk Asics (goednummer 1141667);
4. een paar schoenen van het merk Van Bommel (goednummer 1141672).
De rechtbank heeft het gasdrukwapen onttrokken aan het verkeer en ten aanzien van de onder 2 tot en met 4 genoemde goederen geen beslissing genomen.
De verdachte heeft verzocht dat het in beslag genomen geld en de schoenen aan hem worden teruggegeven.
Het hof overweegt als volgt.
De rechter is op grond van artikel 353, eerste lid, Sv gehouden een beslissing te nemen over de met toepassing van artikel 94 Sv inbeslaggenomen voorwerpen, welke nog niet zijn teruggegeven. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 3 en 4 genoemde schoenen reeds aan de verdachte zijn geretourneerd, zodat het hof daarover niet meer heeft te beslissen.
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het onder 1 genoemde gasdrukwapen en het onder 2 in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte toebehoren. Evenmin kan op basis van het dossier een verband worden gelegd tussen die voorwerpen en enig bewezenverklaard feit (of een soortgelijk feit). Het hof zal daarom gelasten dat het onder 1 genoemde gasdrukwapen en het onder 2 genoemde geldbedrag zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 62, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 163, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en de maatregel tot onttrekking aan het verkeer van een gasdrukwapen en doet in zoverre opnieuw recht.
Ten aanzien van het onder 1 tot en met 5 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres02] , zich vervolgens blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, en zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- de veroordeelde, indien dit door de reclassering nodig wordt geacht, actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijl 24/7, of een andere door de reclassering aan te wijzen gedragsinterventie die gericht is op het tegengaan van middelengebruik, en zich in dit verband houdt aan de afspraken met en de aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- de veroordeelde zich laat behandelen door GGZ Noord-Holland Noord en/of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, zulks gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, waarbij hij zich houdt aan de huisregels van die instelling en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft, waaronder het innemen van medicijnen kan zijn inbegrepen;
- de veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van middelen door middel van urine- en/of ademonderzoek, op de dagen en in de frequentie die de reclassering aangewezen acht;
- de veroordeelde zijn medewerking verleent aan en zich actief inspant voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde
Ontzegt de verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een gasdrukwapen (goednummer 1141865);
  • € 425,00 (goednummer 1142855).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. J.J.I. de Jong en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 januari 2023.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]