ECLI:NL:GHAMS:2023:2625

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
200.316.851/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verlof tot conservatoir beslag onder banken in verband met schadevergoeding wegens schending van het kartelverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van verlof tot conservatoir beslag door de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De appellanten, Krone-Mur Servifrio S.L., Primafrio S.L., en Doctrans-Transportes Rodoviários de Mercadorias LDA, hebben verzocht om verlof tot beslaglegging onder DAF Trucks N.V. ter verzekering van hun vorderingen tot schadevergoeding wegens schending van het kartelverbod. DAF Trucks, als geïntimeerde, heeft zich verzet tegen dit verzoek.

De voorzieningenrechter had eerder het verlof tot beslaglegging geweigerd op basis van een belangenafweging. Het hof heeft deze afweging herhaald en geconcludeerd dat het belang van DAF Trucks bij het voortzetten van haar bedrijfsvoering zwaarder weegt dan het belang van Krone-Mur c.s. bij het verkrijgen van beslag. Het hof heeft vastgesteld dat DAF Trucks een voorziening heeft getroffen van € 560 miljoen voor schadeclaims, maar dat dit bedrag mogelijk niet voldoende is om aan alle benadeelden te voldoen. De vorderingen van Krone-Mur c.s. zijn niet onmiskenbaar vaststaand, en het hof heeft geoordeeld dat de kans op verhaal voor hen niet illusoir is zonder beslag.

Het hof heeft ook overwogen dat de mogelijkheid voor DAF Trucks om zekerheid te stellen om beslaglegging te voorkomen niet relevant is voor de belangenafweging. Daarnaast is het subsidiair verzoek tot beslaglegging op onroerend goed afgewezen, omdat er geen gegronde vrees voor verduistering was aangetoond. De beslissing van de voorzieningenrechter is bekrachtigd, en Krone-Mur c.s. zijn veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.316.851/01
zaak-/rekestnummer rechtbank Amsterdam : C/13/716466 / KG RK 22-432
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 oktober 2023
inzake
1. de rechtspersoon naar Spaans recht
KRONE-MUR SERVIFRIO S.L.,
gevestigd te Murcia, Spanje,
2. de rechtspersoon naar Spaans recht
PRIMAFRIO S.L.,
gevestigd te Murcia, Spanje,
3. de rechtspersoon naar Portugees recht
DOCTRANS-TRANSPORTES RODOVIÁRIOS DE MERCADORIAS LDA,
gevestigd te Azambuja, Portugal,
appellanten,
advocaat: mr. E.M. Boter te Amsterdam,
tegen
DAF TRUCKS N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.V.E.E. de Monchy te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Krone-Mur c.s. en DAF Trucks genoemd.
Krone-Mur c.s. zijn bij beroepschrift tevens houdende akte wijziging verzoek, ontvangen ter griffie van het hof op 30 september 2022, onder aanvoering van beroepsgronden in hoger beroep gekomen van de beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 30 juni 2022, onder bovenvermeld zaak-rekestnummer gegeven tussen Krone-Mur c.s. als verzoeksters en DAF Trucks als verweerster. Het beroepschrift strekt, zakelijk weergegeven, tot - uitvoerbaar bij voorraad - toewijzing alsnog van het in eerste aanleg verzochte, althans van het in hoger beroep in aanvulling daarop verzochte, met veroordeling van DAF-Trucks in de kosten van beide instanties, met nakosten en rente.
Op 23 januari 2023 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep houdende een voorwaardelijk tegenverzoek van DAF Trucks ingekomen, met conclusie zoals in het verweerschrift weergegeven, met - uitvoerbaar bij voorraad - hoofdelijke veroordeling van Krone-Mur c.s. in de kosten van het hoger beroep, met rente.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft op 13 september 2023 plaatsgevonden. Bij die gelegenheid hebben Krone-Mur c.s. door mr. Boter voornoemd en mr. M. Bahl, advocaat te Amsterdam, en DAF Trucks door mr. De Monchy voornoemd, en mrs. J.K. de Pree en C.A van Senten, beiden advocaat te Amsterdam, het woord gevoerd, aan beide zijden mede aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Door DAF Trucks zijn nog producties in het geding gebracht.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
DAF Trucks is fabrikant van vrachtwagens. Bij besluit van de Europese Commissie van 19 juli 2016 is vastgesteld dat DAF Trucks van 17 januari 1997 tot 18 januari 2011 met andere vrachtwagenfabrikanten (Volvo/Renault, MAN, Iveco, Daimler en Scania) een voortdurende inbreuk heeft gemaakt op het kartelverbod van artikel 101 VWEU.
2.2.
Krone-Mur c.s. zijn afnemers/gebruikers van vrachtwagens uit het kartel. Zij hebben vorderingen ingesteld tot schadevergoeding bij de rechtbank Amsterdam tegen DAF Trucks en andere deelnemers aan het kartel (hierna ook: DAF Trucks c.s.).
2.3.
In Amsterdam lopen meerdere andere inbreukzaken tegen DAF Trucks c.s. waarin duizenden eisers schadevergoeding vorderen in verband met honderdduizenden vrachtwagens die DAF Trucks c.s. in de inbreukperiode op de markt hebben gebracht. Omwille van de ‘behapbaarheid’ van het grote aantal zaken zijn die in vier groepen verdeeld met elk een eigen tijdslijn. Krone-Mur c.s. zitten met hun zaak in groep drie. Ter zitting in hoger beroep is verklaard dat DAF Trucks inmiddels van antwoord heeft gediend en dat de zaken weer op de rol stonden voor uitlating door partijen. Ook in andere landen lopen procedures tegen deelnemers aan het kartel. In sommige van die procedures is ook al uitspraak gedaan met wisselende uitkomsten.

3.Beoordeling

3.1.
Krone-Mur c.s. vragen in dit geding om begroting van hun gezamenlijke vordering op DAF Trucks met inbegrip van rente en kosten op € 44.591.704,00, althans van ieders afzonderlijke vordering op DAF Trucks op - bij elkaar opgeteld - € 45.251.704,00 en tot verzekering van verhaal van hun vordering(en) om verlof tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van DAF Trucks onder de in het beroepschrift randnummer 7 onder a) t/m d) genoemde banken, althans (in hoger beroep) op de in het beroepschrift in randnummer 13 omschreven onroerende zaak.
3.2.
De voorzieningenrechter heeft, alhoewel haar summierlijk was gebleken van de deugdelijkheid van de vordering, het verlof tot beslaglegging onder de banken geweigerd op grond van een belangenafweging. Tegen die beslissing komen Krone-Mur c.s. op met hun beroepsgronden en aanvulling van het verzochte met een subsidiair beslagobject. Het hof overweegt als volgt.
3.3.
Niet is in geschil dat een beslagverlof kan worden geweigerd op grond van een belangenafweging. De verzoeker (Krone-Mur c.s.) zal daarom de noodzaak van het beslag moeten toelichten, waarna diens belang bij verlof tot beslaglegging moet worden afgewogen tegen dat van de verweerder (DAF Trucks) bij weigering van het verlof. Hierbij dient de ingrijpendheid van het beslag in ogenschouw te worden genomen.
3.4.
Ter zitting in hoger beroep is aan de hand van de door DAF Trucks als productie 9 overgelegde jaarstukken gedebatteerd over de noodzaak van het beslag. DAF Trucks heeft toen toegelicht en onderbouwd dat zij voor de schadeclaims uit het kartel een voorziening heeft getroffen van € 560 mln. Zij erkent dat dit bedrag ontoereikend is om jegens alle benadeelden hoofdelijk met de andere deelnemers aan het kartel in te staan voor hun schadeclaims. Krone-Mur c.s. lopen dus het risico dat zij bij DAF Trucks achter het net vissen, tegen de tijd dat zij een voor executie vatbaar vonnis hebben, omdat andere benadeelden hen voor zijn geweest. DAF Trucks heeft echter ook gesteld dat het streven is dat de karteldeelnemers jegens de benadeelden instaan voor de eigen aansprakelijkheid waarvoor zij in hun onderlinge verhouding aansprakelijk zijn, naar rato van het aantal vrachtwagens dat zij op de markt hebben gebracht. Dat wijst erop dat de karteldeelnemers uit zijn op een zo eerlijk en ordentelijk mogelijke afwikkeling van de schade. In dat licht bezien lijkt verhaal voor Krone-Mur c.s. ook zonder de verlangde beslagen niet op voorhand illusoir, te minder omdat van de 2.455 vrachtwagens waar het in het geval van Krone-Mur c.s. om gaat er slechts vier van DAF Trucks afkomstig zijn. Daarbij komt dat DAF Trucks de omvang van de vordering van Krone-Mur c.s. betwist en dus nog geenszins vaststaat dat het daarbij om een bedrag gaat van inclusief rente en kosten afgerond € 45 mln.
3.5.
Tegen de achtergrond van het voorgaande is het hof met de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van Krone-Mur c.s. bij verlof tot beslaglegging onder in elk geval de banken het moet afleggen tegen het belang van DAF Trucks bij weigering van dat verlof. Voldoende aannemelijk is dat DAF Trucks voor haar bedrijfsvoering over de saldi op die bankrekeningen moet kunnen beschikken. Het hof deelt met DAF Trucks en de voorzieningenrechter de verwachting dat na beslag door Krone-Mur c.s. vele andere benadeelden beslag zullen willen leggen ten laste van DAF Trucks, met alle risico’s van dien voor haar bedrijfsvoering. Niet is in geschil dat - zoals de voorzieningenrechter heeft meegewogen - DAF Trucks de enige fabrikant is van het kartel die - zo zal zijn bedoeld - in Nederland voor beslag vatbare vermogensbestanddelen heeft, terwijl bovendien in Nederland anders dan in andere landen, relatief eenvoudig beslag kan worden gelegd. Het argument dat DAF Trucks bedoeld risico aan zichzelf te weten wijten heeft, moge zo zijn, maar wordt in dit bestek buiten beschouwing gelaten. Dat geldt ook voor de vraag of het, mede gezien de planning van de bodemzaken door de rechtbank en het beoogde samen optrekken van de eisers, fatsoenlijk is als Krone-Mur c.s. zich met een afgedwongen zekerheidstelling een preferente positie ten opzichte van de overige eisers zouden verschaffen.
3.6.
Gelet op het voorgaande kan bij gebrek aan belang onbesproken blijven of reeds van beslaglegging door alleen Krone-Mur c.s. een acuut gevaar voor de bedrijfsvoering van DAF Trucks te verwachten valt; dat doet immers niet af aan de verwachting dat daarop een veelheid aan beslagen ten laste van DAF Trucks zal volgen. Overigens ligt niet aanstonds voor de hand dat beslaglegging door alleen Krone-Mur c.s. onder de banken serieuze risico’s oplevert voor de bedrijfsvoering van DAF Trucks, nu de door haar getroffen voorziening het bedrag waarvoor Krone Mur c.s. beslag wensen te leggen ruimschoots overtreft.
3.7.
Het voorgaande brengt het hof met de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verlof tot beslaglegging onder de banken moet worden geweigerd op grond van een belangenafweging. Het hof merkt nog op dat – anders dan Krone-Mur c.s. kennelijk menen – de mogelijkheid van DAF Trucks om zekerheid te stellen teneinde beslaglegging te voorkomen niet van belang is in het kader van de door de rechter te maken belangenafweging als hier aan de orde.
3.8.
Het subsidiair gevraagde verlof tot beslaglegging op de in het beroepschrift omschreven onroerende zaak stuit af op het in artikel 725 Rv jo. artikel 711 lid 1 Rv vereiste van gegronde vrees voor verduistering. Krone-Mur c.s. hebben die vrees niet anders onderbouwd dan met het argument dat zonder beslag de verhaalbaarheid van hun vordering in gevaar komt. Dat is echter niet redengevend voor de gevreesde verduistering. Of de verhaalbaarheid van de vordering al dan niet in gevaar komt kan een gevolg zijn van de gevreesde verduistering van een beoogd beslagobject, aan de beoordeling waarvan zonder door degene die het beslag wil leggen te stellen aanwijzingen voor verduistering echter niet wordt toegekomen.
3.9.
De slotsom is dat ook in hoger beroep het verlof tot beslaglegging wordt geweigerd. Aan het door DAF Trucks voorwaardelijk gedane tegenverzoek komt het hof niet toe. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd en Krone-Mur c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het voor het eerst in hoger beroep subsidiair verzochte af;
veroordeelt Krone Mur c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van DAF Trucks gevallen, op € 783,00 aan verschotten en € 2.366,00 voor salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen indien niet binnen veertien dagen aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.S. Arnold, R.J.M. Smit, en I.A. Haanappel-van der Burg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.