ECLI:NL:GHAMS:2023:2620
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure tussen moeder en zoon
In deze zaak heeft [verzoeker], de zoon van [verweerster], een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam om een voorlopig getuigenverhoor te houden in het kader van een hoger beroep tegen zijn moeder. [verzoeker] stelt dat hij vanaf zijn achtste jaar tot en met 2008 zijn inkomsten en studiefinanciering aan [verweerster] in bewaring heeft gegeven, met een geschat totaalbedrag van € 285.776,00. Hij heeft herhaaldelijk verzocht om teruggave van deze gelden, maar [verweerster] heeft hieraan geen gehoor gegeven. Na een eerdere afwijzing van zijn vordering door de rechtbank Amsterdam, heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopig getuigenverhoor om zes getuigen te horen over de beweerdelijk in bewaring gegeven gelden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2023 heeft [verweerster] niet deelgenomen, maar haar advocaat heeft namens haar verweer gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] zijn verzoek niet voldoende heeft onderbouwd met feiten of bewijsstukken. Het hof oordeelt dat er geen concreet bewijs is dat zonder het houden van een voorlopig getuigenverhoor verloren dreigt te gaan. Daarom heeft het hof het verzoek afgewezen, met compensatie van de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is op 17 oktober 2023 openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van het hof.