ECLI:NL:GHAMS:2023:2609
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis en vrijspraak primair ten laste gelegde diefstal met braak; veroordeling subsidiair ten laste gelegde vernieling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2004, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal met braak en vernieling. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en beslissing kwam. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met braak, omdat het hof niet met de vereiste mate van zekerheid kon vaststellen dat de verdachte het primair ten laste gelegde had gepleegd. De verdediging stelde dat de verdachte geen opzet had op de braak en handelde met toestemming van haar zus, die mede-eigenaar was van de goederen.
Het hof oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de vernieling van een tuindeur en een ruit van de woning. Het hof concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte, waarbij zij met bedekte gezichten de woning binnengingen. De verdachte werd strafbaar verklaard, maar het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, mede op basis van adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de positieve ontwikkeling van de verdachte.
De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf werd afgewezen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, terwijl het subsidiair bewezenverklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd zonder oplegging van een straf of maatregel.