ECLI:NL:GHAMS:2023:2582

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
200.272.026/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest na deskundigenbericht over vervangende schadevergoeding wegens non-conformiteit van een boot

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerde] B.V. inzake vervangende schadevergoeding wegens non-conformiteit van een boot. De zaak volgde op een eerder tussenarrest van 19 juli 2022, waarin een deskundige was benoemd om de situatie te beoordelen. Het deskundigenrapport, dat op 15 februari 2023 door het hof werd ontvangen, leidde tot verdere memoriewisseling tussen partijen. De deskundige had vragen beantwoord over de invloed van de gebruikte verf en de voorbehandeling van de boot op de roestvorming. Het hof oordeelde dat de deskundige zijn taak niet partijdig had uitgevoerd en dat de door [geïntimeerde] aangevoerde bezwaren tegen het deskundigenrapport niet opgingen. Het hof concludeerde dat de roestvorming het gevolg was van een inadequate voorbehandeling en het gebruik van een mix van verfproducten, wat niet voldeed aan de eisen van de fabrikant. Uiteindelijk oordeelde het hof dat [geïntimeerde] aansprakelijk was voor de schade en veroordeelde haar tot betaling van € 24.030,31 aan [appellant], vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd [geïntimeerde] belast met de kosten van het deskundigenoordeel en de proceskosten in beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.272.026/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 7260468/CV EXPL 18-6812
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 oktober 2023
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. C.R.T.M. van Ninhuijs te Steyl,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G. Reisenstadt te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
Op 19 juli 2022 is in deze zaak een tweede tussenarrest gewezen (hierna: het tweede tussenarrest). Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar het tweede tussenarrest.
De in het tweede tussenarrest benoemde deskundige heeft een deskundigenrapport uitgebracht, ontvangen door het hof op 15 februari 2023. Vervolgens hebben [appellant] en daarna [geïntimeerde] een (antwoord)memorie na deskundigenbericht genomen, waarbij beide partijen nog producties hebben ingebracht.
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
Aan de deskundige zijn de volgende vragen gesteld:
Is de door [appellant] geconstateerde roestvorming het gevolg van de verschillende behandelingen van het onder- en bovenwaterschip, meer specifiek: van het niet verwijderen van de grondlaag en het direct aanbrengen van AwlGrip 2k Toplac Weis in plaats van het volledig verwijderen van de grondlaag (‘volledig kaal’) en het aansluitend aanbrengen van Awl Grip 2k Epoxy-Primer (roestbescherming)?
Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: wat zijn redelijke herstelkosten van de door [appellant] geconstateerde roestvorming?
A) Kunt u aangeven of AwlGrip 2k Epoxy-Primer kan/mag worden toegepast op plaatsen waar zich reeds roest bevindt?
B) Welke invloed heeft dit op de bescherming tegen roestvorming indien een dergelijke toepassing op plaatsen met roest wordt vergeleken met de toepassing van AwlGrip 2k Epoxy-Primer conform de voorwaarden van de fabrikant?
4.
In hoeverre leveren de volgens [appellant] uitgevoerde herstelwerkzaamheden in 2016/2017 een zogenaamd “nieuw voor oud voordeel” op? Kunt u dit voordeel uitdrukken in een percentage van de door het gerechtshof (in vraag 2) bedoelde redelijke herstelkosten?
5.
In hoeverre was het door [appellant] uitgevoerde herstelwerk redelijk en noodzakelijk? Had hij met een minder omvangrijke herstelwijze eveneens een redelijk herstel kunnen bewerkstelligen?
2.2
De deskundige heeft op 9 december 2022 een conceptrapport opgesteld, en dit aan partijen doen toekomen. De advocaat van [appellant] heeft daar op 12 januari 2023 op gereageerd en de advocaat van [geïntimeerde] op 16 en 23 januari 2023 (beide bestaande uit een reactie van [naam 1] van Vijzelaar Expertise (hierna: [naam 1] ) op het conceptrapport). De deskundige heeft in zijn deskundigenrapport onder 8.5 (bijlage E) de reactie van [naam 1] van 16 januari 2023 opgenomen, waarop de deskundige onder 8.5.1 puntsgewijs heeft gereageerd. Onder 8.6 (bijlage F) heeft de deskundige de foto’s van [appellant] met onder 8.6.1 opmerkingen van [naam 1] opgenomen, waarop de deskundige onder 8.6.2 heeft gereageerd.
Onpartijdigheid
2.3
[geïntimeerde] heeft in haar antwoordmemorie na deskundigenbericht gesteld dat sprake is van formele gebreken aan het deskundigenrapport omdat de deskundige de opdracht niet onpartijdig heeft uitgevoerd. [geïntimeerde] heeft daartoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat de deskundige de opmerkingen van [naam 1] heeft aangeduid als ‘aanval’ op zijn rapport, welke woordkeuze aantoont dat de deskundige de opmerkingen van [naam 1] niet als professionele kritiek heeft gezien. Hierdoor heeft de menselijke emotie om zijn gelijk te willen halen bij de deskundige de overhand gekregen. Ook was de deskundige geïrriteerd door de omvang en ernst van de kritiek op zijn conceptrapport. De deskundige heeft nieuwe argumenten aangedragen om [geïntimeerde] in diskrediet te brengen, aldus nog steeds [geïntimeerde] .
2.4
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. [geïntimeerde] heeft ervoor gekozen om [naam 1] namens haar te laten reageren op het conceptrapport van de deskundige. [naam 1] heeft dat gedaan door middel van een soort ‘contra-expertise’, een uitgebreid relaas omtrent het verrichte onderzoek en de verslaglegging daarvan, met tien fotobladen als bijlage, voorzien van toelichting. In het deskundigenrapport is onder 8.5.1 een uitgebreide reactie van de deskundige op het door [naam 1] gestelde opgenomen, met onder 8.6.2 een reactie van de deskundige op de foto’s en de toelichting van [naam 1] . Deze reacties van de deskundige geven volgens het hof geen blijk van partijdigheid, maar van een weloverwogen en zakelijke reactie op het door [naam 1] gestelde.
Hoor- en wederhoor
2.5
[geïntimeerde] heeft in haar antwoordmemorie na deskundigenbericht gesteld dat de deskundige het beginsel van hoor- en wederhoor heeft geschonden. [geïntimeerde] heeft daartoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat de deskundige e-mails heeft gestuurd zonder de wederpartij in de cc te zetten, de reactie van [geïntimeerde] heeft opgenomen in zijn deskundigenrapport en uitvoerig uiteen heeft gezet waarom hij die niet wenste over te nemen, maar dit niet bij de reactie van [appellant] heeft gedaan en ten slotte stukken van [geïntimeerde] niet of onvolledig heeft vermeld in het deskundigenrapport.
2.6
Het hof oordeelt dat het in het kader van hoor- en wederhoor wellicht beter zou zijn geweest als de deskundige de stukken direct aan de wederpartij zou hebben gezonden, maar dat het belangrijkste is dat partijen op elkaar hebben kunnen reageren, hetgeen het geval is geweest. Kennelijk heeft de deskundige de reactie van [appellant] wel overgenomen in het deskundigenrapport en de reactie van [geïntimeerde] niet. Dat staat de deskundige vrij en is uitgebreid gemotiveerd. Dat geldt ook voor het al dan niet vermelden van stukken van [geïntimeerde] in het deskundigenrapport. Van schending van het beginsel van hoor- en wederhoor is derhalve geen sprake.
Vraag 1
2.7
Het antwoord van de deskundige op vraag 1 is:
‘Dit is grotendeels correct. Ten eerste blijkt nu uit de verkregen informatie dat er geen verfsysteem is toegepast van het professionele merk AWLGrip maar een mix van verfproducten van verschillende leveranciers. Dit wordt in principe nooit geadviseerd i.v.m. eventuele problemen van coating producten onderling en worden mixen van verschillende verfsystemen door elkaar nooit getest. Daarnaast kan er geen enkele aanspraak worden gemaakt op enige garantie van en bij de diverse verfproducenten. Ten tweede is de gekozen voorbehandeling marginaal en moeilijk uit te voeren zoals beschreven in de eisen van de verflevancier. Het woord “kaalmaken” is ook erg summier en subjectief en wil niet zeggen dat het ijzer voldoende is voorbehandeld. Een kreet waarbij de consument bepaalde verwachtingen heeft die vaak in praktijk ook niet kloppen. Er is destijds afgeweken in voorbehandeling, de verflevancier geeft duidelijk aan in de TDS dat er moet worden gestraald en dit is niet gebeurd. Er is gekozen voor mechanische ontlakken en ontroesten en dit geeft over het algemeen problemen. Laagdikte van de anticorrosieve laag en andere verlagen worden niet vermeld terwijl deze van essentieel belang zijn in goede corrosiewering, bescherming en levensduur verfsysteem.’
2.8
[geïntimeerde] heeft in haar antwoordmemorie na deskundigenbericht opgemerkt dat waar het de roestvorming aangaat geen onderscheid bestaat tussen de behandeling van het onder- en bovenwaterschip, zodat vaststaat dat de (onjuiste) vermelding in de verkoopbrochure dat de gehele boot is kaalgehaald geen causaal verband heeft met de roestvorming. Daarnaast heeft [geïntimeerde] opgemerkt dat de deskundige ten onrechte het door [naam 1] gemaakte onderscheid tussen roest bij dek- en rompverbindingen en houten delen niet heeft overgenomen, welk onderscheid noodzakelijk is voor de vraag of de roestvorming in causaal verband staat met de gestelde normschending, maar ook voor het nieuw-voor-oud voordeel ex artikel 6:100 BW. De verklaring van de deskundige, dat roestvorming is ontstaan door onvoldoende voorbehandeling van het ijzer, omdat niet is gestraald maar mechanisch is voorbehandeld, is onjuist. Het onderwaterschip is ook mechanisch voorbehandeld en vertoont geen roestsporen, waardoor de conclusie moet zijn dat de roestvorming niet is veroorzaakt door een onvoldoende mechanische voorbehandeling. Volgens [geïntimeerde] verwijt de deskundige haar het gebruik van verschillende merken verf, terwijl uit een foto van [appellant] blijkt dat zijn jachtschilder net als [geïntimeerde] producten van het merk International toepast.
2.9
Het hof stelt voorop dat hij deze deskundige heeft benoemd en in beginsel op het oordeel van de deskundige zal afgaan. De deskundige heeft geoordeeld dat de door [appellant] geconstateerde roestvorming het gevolg is van verschillende behandelingen van het onder- en bovenwaterschip, ten eerste omdat er geen verfsysteem is toegepast van het professionele merk AWLGrip, maar een mix van verfproducten van verschillende leveranciers en ten tweede omdat de gekozen voorbehandeling marginaal is geweest en moeilijk volgens de eisen van de verfleverancier uit te voeren. Hieruit volgt tevens dat de mededelingen van [geïntimeerde] in de verkoopbrochure dat het schip ‘
(…) van buiten volledig kaal [is] gehaald (…) [en] opnieuw [is] geschilderd met Awlgrip 2 componenten (…)’ onjuist waren. De deskundige heeft in het deskundigenrapport onder 8.5.1 uiteen gezet waarom hij het door [naam 1] gemaakte onderscheid tussen roest bij dek- en rompverbindingen en houten delen niet heeft overgenomen en dat stond de deskundige vrij.
Vraag 2:
2.1
Het antwoord van de deskundige op vraag 2 is:
‘Het is niet eenvoudig om dit te berekenen maar het bezoek aan het schip, het bekijken van de foto’s en doornemen van de stukken gaven enige inzicht. Indien de gehele herconservering zou zijn uitgevoerd door een professioneel jachtschilder, met een officieel verfbestek en met AWLGrip coatingsysteem is de schatting, afhankelijk van de dan geldende uurtarieven en prijzen van materialen, ca. € 45.000,00 á € 50.000,00.’
2.11
[geïntimeerde] heeft in haar antwoordmemorie na deskundigenbericht opgemerkt dat de schatting van herstelkosten van circa € 50.000,00 onjuist is, omdat die gebaseerd is op het volledig stralen van de boot in plaats van op een mechanische behandeling van enkele delen van het bovenwaterschip zoals door [geïntimeerde] en nadien door [appellant] gedaan. De gedane schatting op basis van stralen is dus niet relevant. Ten tweede blijkt dat het verfsysteem op het bovenwaterschip in betere staat verkeerde dan door [appellant] aan de deskundige is verklaard aangezien het volledig stralen van dit deel niet nodig was en [appellant] kon volstaan met het slechts kaal slijpen en schuren langs de naden en onder het hout. Ten slotte blijkt dat de kostenschatting niet juist kan zijn uit de buitenproportionele hoogte, die gelijk is aan de aanschafwaarde van de boot.
2.12
Het hof oordeelt als volgt. De deskundige heeft zijn schatting van de herstelkosten gebaseerd op een bezoek aan het schip, het bekijken van foto’s en het doornemen van stukken. Op basis daarvan heeft de deskundige de herstelkosten geschat op een bedrag van ca. € 45.000,00 à € 50.000,00. Dat de kosten om een tekortkoming te herstellen gelijk zijn aan de aanschafwaarde van het object, betekent niet dat die kostenberekening onjuist is. Iets anders is, welk bedrag aan schadevergoeding zal worden toegewezen. Dat komt hierna aan de orde. Het hof ziet daarom onvoldoende redenen te twijfelen aan de juistheid van het door de deskundige genoemde bedrag om de schade te herstellen.
Vraag 3A:
2.13
Het antwoord van de deskundige op vraag 3A is:
‘AWLGrip levert hoogstaande producten en alleen maar aan professionele jachtschilders. Deze jachtschilders werken met een door AWLGrip verstrekte verfspecificatie waarin de gehele procedure met voorwaarden omschreven om te voldoen aan de hoogste gestelde kwaliteit en voorwaarden van AWLGrip.
Het aanbrengen van AWLGrip 2K epoxy, hetgeen een generale naam is voor epoxy product en hoeft niet direct een specifiek anticorrosief verfproduct te zijn en mag niet worden aangebracht op ijzer of staal waar zich reeds enige vorm van roest bevindt. In de verfbestekken en technische datasheets van AWLGrip wordt altijd geëist dat er moet worden gestraald tot aan een reinheidsgraad van ISO 8501-1 Sa 2.5 hetgeen betekend dat het oppervlak geen corrosie meer mag en zal bevatten.
Roest is een chemische reactie c.q. verbinding van ijzer met zuurstof en mogelijk water waarin stoffen aanwezig kan zijn die de vorming van corrosie versnellen, zout is een goed voorbeeld. Coating producten zijn over het algemeen semi permeabele membranen die eenmaal water c.q. zuurstof kunnen c.q. zullen doorlaten. Indien de voorbehandeling niet voldoende is geweest m.a.w. de ondergrond niet volledig vrij van roestdeeltjes en op het voorbehandelde ijzer zijn achtergebleven zal dit weer corroderen door de opname van zuurstof door de verflagen. Het is nu eenmaal de natuurlijke voorgeprogrammeerde reactie van ijzer om terug te keren naar de moedervorm. Vandaar ook altijd in verfspecificaties en technische databladen van alle leveranciers staat vermeld stralen tot een hoge reinheidswaarde van ISO 8501-1 Sa 2.5. Deze reinheidswaarde, waarbij het oppervlak visueel zeer schoon is en vrij van roest, kan niet worden bereikt d.m.v. mechanische voorbehandeling zoals kaalmaken met een saneringsfrees.’
Vraag 3B
2.14
Het antwoord van de deskundige op vraag 3B is:
‘Indien de voorbehandeling, het verfsysteem etc. zou zijn uitgevoerd volgens specificatie en voorwaarden van AWLGrip is het vrijwel uit te sluiten dat er na enkele jaren blaas en/of roestvorming te vinden zou zijn. Ook een oud schip met geklonken constructie is uitstekend preventief te behandelen.’
2.15
[geïntimeerde] heeft in haar antwoordmemorie na deskundigenbericht opgemerkt dat de vragen onder 3A en 3B ten onrechte suggereren dat zij de epoxy over roest zou hebben aangebracht, hetgeen [geïntimeerde] niet heeft gedaan. Zij heeft het ijzer kaalgehaald en van roest ontdaan. De deskundige erkent dat de mechanische behandeling door [geïntimeerde] niet a priori onjuist was.
2.16
Het hof oordeelt als volgt. De deskundige heeft geoordeeld dat de door [appellant] geconstateerde roestvorming het gevolg is van verschillende behandelingen van het onder- en bovenwaterschip, ten eerste omdat er geen verfsysteem is toegepast van het professionele merk AWLGrip, maar een mix van verfproducten van verschillende leveranciers en ten tweede omdat de gekozen voorbehandeling marginaal is geweest en moeilijk volgens de eisen van de verfleverancier uit te voeren. Met vraag 3A en 3B heeft de deskundige nader gespecificeerd hoe die voorbehandeling eruit had moeten zien. De deskundige heeft geoordeeld dat de voorgeschreven reinheidswaarde niet kon worden bereikt door middel van mechanische voorbehandeling, zoals kaalmaken met een saneringsfrees. Uit het oordeel van de deskundige volgt dus dat de voorbehandeling door [geïntimeerde] onvoldoende is geweest, waarna epoxy is aangebracht en roestvorming is opgetreden. Het hof heeft ondanks de bezwaren van [geïntimeerde] geen reden om aan dit oordeel van de deskundige te twijfelen.
Vraag 4
2.17
Het antwoord van de deskundige op vraag 4 is:
‘Uit het antwoord van de heer [appellant] is opgemaakt dat er geen problemen meer zijn m.b.t de conservering sinds de herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd door de aangestelde jachtschilder. Verder kon uit het antwoord van de heer [appellant] worden opgemaakt dat de jachtschilder de herstelwerkzaamheden volgens de gestelde voorwaarden en met producten van AWLGrip heeft uitgevoerd. Opmakend uit de feiten dat er geen problemen meer zijn met de conservering sinds de herstelwerkzaamheden waarbij aangetroffen corrosie grondig verwijderd, reparaties volgens de geldende eisen van en met AWLGrip producten is uitgevoerd geeft aan dat het herstel een voordeel heeft opgeleverd.
Inschatting van percentages is voor de deskundige lastig aangezien niet duidelijk hoeveel er is hersteld. Wel is bekend uit de vragen dat er aanzienlijk is hersteld en dat ook onder het houtwerk aanzienlijke roestvorming aanwezig was. Een stuk van het houtwerk is door deskundige meegenomen voor onderzoek, uit microscopische vergroting blijkt er aanzienlijke corrosie onder het dek aanwezig te zijn geweest. Dit is ook terug te zien op foto’s van de heer [appellant] waarbij ook blaas en/of corrosieformatie op de overgang hout / ijzer is te zien.’
2.18
[appellant] heeft in zijn memorie na deskundigenbericht gesteld dat hij zich er niet in kan vinden dat het door hem in eigen beheer uitgevoerde noodzakelijke herstelwerk een voordeel heeft opgeleverd. De boot is door het herstelwerk niet in een betere toestand gebracht dan de toestand die de boot had moeten hebben op basis van de door [geïntimeerde] gedane mededelingen ten tijde van de koop van de boot. [appellant] heeft geen ‘nieuw voor oud voordeel’ genoten, hetgeen ook blijkt uit de geraamde herstelkosten van € 45.000,00 tot € 50.000,00. De door [appellant] gevorderde herstelkosten liggen beduidend lager, waarmee [appellant] aan zijn schadebeperkingsplicht heeft voldaan.
2.19
[geïntimeerde] heeft in haar antwoordmemorie na deskundigenbericht omtrent het ‘nieuw voor oud voordeel’ slechts gesteld dat door de omissie om de schadeplekken vast te stellen aan het antwoord op het ‘nieuw voor oud voordeel’ geen serieuze betekenis kan worden gegeven.
2.2
Het hof oordeelt als volgt. Uit het deskundigenrapport blijkt dat als de voorbehandeling, het verfsysteem et cetera zouden zijn uitgevoerd volgens specificatie en voorwaarden van AWLGrip, het vrijwel is uit te sluiten dat er na enkele jaren blaas- en/of roestvorming te vinden zou zijn. Daarnaast blijkt uit het deskundigenrapport dat de jachtschilder van [appellant] de herstelwerkzaamheden volgens de gestelde voorwaarden en met producten van AWLGrip heeft uitgevoerd. De herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd betrekkelijk kort na de aankoop van de boot. Hoewel de levensduur van die aldus aangebrachte nieuwe verflaag zich tot een iets later moment uitstrekt dan in geval bij de aanschaf van de boot die juiste behandeling zou zijn toegepast, is dit verschil ten opzichte van de algehele levensduur van een juiste verflaag zodanig gering, dat het hof geen reden ziet bij de schadevaststelling apart rekening te houden met het ‘nieuw voor oud voordeel’.
2.21
Het antwoord van de deskundige op vraag 5 is:
‘Uit de vragen en documenten blijkt dat de voorbehandeling van het boven – en onderwaterschip identiek zijn dus mechanisch kaalgemaakt. Zij het wel dat onderwater het schip geheel is kaalgemaakt en bovenwater alleen deels.
Gezien de marginale voorbehandeling en de gemeten laagdikten zoals is op te maken uit foto’s van de heer [appellant] lijkt het ook sterk op matige laagdikte van de primer c.q. verfsysteem. De foto’s laten zien dat er bijvoorbeeld gemeten is waar verwacht geen plamuur te vinden en dat deze metingen tussen de 65 micron en 100 micron ligt. De waarden zoals lokaal gemeten door de jachtschilder liggen op al gauw op zo’n 25 á 30% van een gebruikelijk verfsysteem.
De gemeten laagdikten zijn dus lokaal vrij laag en ligt in de verwachting dat deze niet conform de voorwaarden van de verflevancier(s) zal zijn.
Of de heer [appellant] met minder omvangrijke herstelwijze een eveneens redelijk herstel had kunnen bewerkstelligen kan de deskundige vrij kort in zijn. Nee, bij blaarvorming en corrosie formatie in en/of onder een verfsysteem dient herstel ingrijpend te zijn om corrosie een halt toe te roepen. Het is ook duidelijk vermeld in de TDS van de verfleverancier dat het staal te dient worden gestraald tot een hoge reinheidsgraad om alle corrosie te verwijderen. Wanneer mechanische ontroesten wordt toegepast dient het oppervlak zeer goed te worden voorbehandeld, indien niet heeft corrosie de kans om zich weer te ontwikkelen. Vandaar het antwoord dat er ingrijpend herstelwerk moest worden uitgevoerd, het kan namelijk niet eenvoudig worden hersteld met wat lokale reparaties. Herstelwerk betreffende coating wanneer niet goed aangepakt bij aanvang is altijd vrij ingrijpend.
Laagdikten van een verfsysteem en met name van de primer en tussenlaag zijn zeer belangrijk voor optimale corrosie bescherming. Indien de voorbehandeling matig c.q. onvoldoende is uitgevoerd en corrosie deeltjes zijn achtergebleven en het verfsysteem is beneden de gespecificeerde dikte kan zeer eenvoudig vroegtijdig coating falen en corrosie optreden. Op geplamuurde locaties heeft meten geen zin aangezien er hier zeer hoge waarden zullen worden aangetroffen. Dit neem niet weg dat onder deze plamuurlagen ook roestvorming aanwezig kan zijn. De door heer [naam 2] verstrekte werkorder inzake uitgevoerde werkzaamheden w.o. schilderwerk is summier en niet duidelijk aangezien gebruik van de verfproducten zoals door de heer [naam 2] zijn beschreven alleen de Aeme Epofond AM-9 primer wordt benoemd als verbruikmateriaal. Het verbruik van deze primer is niet gelijk aan de TDS of technische datasheet van dit product. De mengverhouding van beide componenten zou volgens de technische datasheet 4:1 moeten zijn maar een simpele berekening laat zien dat de meng -verhouding volgens de werkorder 9:1 blijkt te zijn. Een incorrecte mengverhouding van een anticorrosieve primer zal een onvolledige uitharding van de primer geven, verzwakt verfproduct, verminderde bescherming en in tijd leiden tot coating falen.’
2.22
[geïntimeerde] heeft in haar antwoordmemorie na deskundigenbericht gesteld dat de onvoldoende verflaagdikte in casu geen oorzaak van de roestvorming kan zijn, evenals een onvoldoende mechanische behandeling. Daarnaast stelt [geïntimeerde] dat de deskundige is gaan meeprocederen door een onjuiste mengverhouding als verwijt op te nemen in de eindversie, waarbij [geïntimeerde] tevens de gestelde onjuiste mengverhouding betwist.
2.23
Het hof oordeelt als volgt. De deskundige heeft vastgesteld sprake is van een marginale voorbehandeling en dat de gemeten laagdikten lokaal vrij gering zijn. Volgens de deskundige zijn laagdikten van een verfsysteem en met name van de primer en tussenlaag zeer belangrijk voor optimale corrosie bescherming. Indien de voorbehandeling matig c.q. onvoldoende is uitgevoerd en corrosie deeltjes zijn achtergebleven en het verfsysteem is beneden de gespecificeerde dikte kan zeer eenvoudig vroegtijdig coating falen en corrosie optreden. Het hof ziet geen reden om aan dit oordeel te twijfelen. Het hof ziet niet in waarom de deskundige is gaan meeprocederen door een onjuiste mengverhouding als verwijt op te nemen in de eindversie. De deskundige heeft onder 8.4, bijlage D, vastgesteld dat de in de Technische Datasheet van het verfproduct voorgeschreven mengverhouding niet overeen komt met het verbruik in de werkorder. Dat stond de deskundige vrij.
Conclusie
2.24
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven 3 tot en met 8, waarmee [appellant] opkomt tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] geen beroep op vervangende schadevergoeding wegens non-conformiteit toekomt, slagen. Dit betekent dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 24.030,31 aan vervangende schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
2.25
Bij deze uitkomst zal [geïntimeerde] ook worden belast met de kosten van het deskundigenoordeel van € 8.289,71 inclusief BTW, te voldoen binnen twee weken na dagtekening van het arrest.
2.26
Ten aanzien van de door [appellant] gevorderde buitengerechtelijke kosten geldt dat zij op de voet van art. 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens artikel 241 Rv de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. [appellant] heeft niet onderbouwd dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [appellant] vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te houden.
2.27
Ten slotte zal [geïntimeerde] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep, te vermeerderen met nakosten en rente. [geïntimeerde] heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod daarom wordt gepasseerd.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 24.030,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de kosten van het deskundigenoordeel van € 8.289,71 inclusief BTW, te voldoen binnen twee weken na dagtekening van dit arrest;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 579,81 aan verschotten en € 1.440,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 9.154,25 aan verschotten en € 6.124,00 voor salaris en op € 173,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, G.C. Boot en K.G.F. van der Kraats en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.