ECLI:NL:GHAMS:2023:2558

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
200.288.506/01 en 200.288.509/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot voeging/tussenkomst in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de vordering tot voeging/tussenkomst van een aantal eisers. De eisers, die betrokken waren in de incidenten, hebben hun vordering tot voeging ingediend na de memorie van antwoord, wat in strijd is met artikel 218 Rv. Het hof oordeelt dat de eisers hun incidentele vordering te laat hebben ingediend, aangezien de laatste conclusie in het aanhangige geding, de memorie van antwoord, op 8 juni 2021 is ingediend. De eisers hebben hun vordering pas op 27 juli 2023 ingesteld, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van hun verzoek. Het hof heeft de hoofdzaak naar de rol verwezen voor beraad door de betrokken partijen.

In de beslissing verklaart het hof de eisers niet-ontvankelijk in hun vordering en veroordeelt hen in de kosten van het incident, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 1.531,00 per partij. Het hof heeft het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaken naar de rol van 14 november 2023 verwezen voor beraad. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van het hof, bestaande uit de rechters L. Alwin, D. Kingma en E.K. Veldhuijzen van Zanten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers : 200.288.506/01 en 200.288.509/01
zaak- en rolnummers rechtbank Amsterdam : 7361488/CV EXPL 18-26069 en 7361492/CV
EXPL 18-26070
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 oktober 2023
inzake
[eiser 1] ,
[eiser 2] ,
[eiser 3] ,
[eiser 4] ,
[eiser 5] ,
[eiser 6] ,
[eiser 7] ,
[eiser 8] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
[eiser 9] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
[eiser 10] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
eisers in de incidenten,
advocaat: mr. K. Kroon te Amsterdam,
in de zaken van
zaak 200.288.506/01:
[verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. J.I. Veldhuis- [verweerder 1] te Meppel,
tegen
VERENIGING VAN EIGENAARS VAN [X] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. D.G. Lasschuit te Leiden.
en
zaak 200.288.509/01:
[verweerder 2] ,
[verweerder 3] ,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
appellanten in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. J.I. Veldhuis- [verweerder 1] te Meppel,
tegen
VERENIGING VAN EIGENAARS VAN [X] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. D.G. Lasschuit te Leiden.
Partijen worden hierna [eisers] , [verweerder 1] , [verweerders 2&3] en de VvE genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[verweerder 1] en [verweerders 2&3] zijn bij dagvaarding van 29 december 2020 in hoger beroep gekomen van het tussenvonnis en het eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2020 respectievelijk 11 december 2020, gewezen tussen de VvE als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en, respectievelijk, [verweerder 1] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie in de zaak met zaak- en rolnummer 7361488/CV EXPL 18-26069 en [verweerders 2&3] als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie in de zaak met zaak- en rolnummer 7361492/CV EXPL 18-26070.
Partijen hebben daarna in beide procedures de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord met producties;
- akte van de zijde van de VvE;
- antwoordakte van de zijde van [verweerder 1] en van [verweerders 2&3] ,
- akte van de zijde van [verweerder 1] en van [verweerders 2&3] ,
- incidentele conclusie ex artikel 217 Rv van de zijde van [eisers] ,
- memorie van antwoord in het incident van de zijde van [verweerder 1] en van [verweerders 2&3] ,
- memorie van antwoord in het incident van de zijde van de VvE.
Vervolgens is arrest gevraagd in de incidenten.
[eisers] hebben in de incidenten gevorderd dat zij op grond van artikel 217 Rv als tussenkomende partijen, subsidiair als aan de zijde van de VvE gevoegde partijen, zullen worden toegelaten in de onderhavige appelprocedure tussen [verweerder 1] en de VvE en die tussen [verweerders 2&3] en de VvE, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [verweerder 1] en [verweerders 2&3] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en rente.
[verweerder 1] en [verweerders 2&3] hebben geconcludeerd dat het hof [eisers] niet-ontvankelijk verklaart in hun incidentele vordering, althans deze zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [eisers] in de (na)kosten van het incident, met rente.
De VvE heeft geconcludeerd dat het hof [eisers] niet-ontvankelijk verklaart in hun incidentele vordering, althans deze zal afwijzen, met veroordeling van [eisers] in de kosten van het incident.

2.De beoordeling

2.1
Artikel 218 Rv bepaalt dat de incidentele vordering tot voeging/tussenkomst moet worden ingesteld bij incidentele conclusie (in hoger beroep: memorie) vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen.
2.2
Gelet op deze bepaling hebben [eisers] hun incidentele vordering tot tussenkomst, subsidiair voeging, te laat ingediend. De laatste conclusie in het aanhangige geding, zoals bedoeld in artikel 218 Rv, is immers (in hoger beroep) de memorie van antwoord. Deze is ingediend op 8 juni 2021. [eisers] hebben hun incidentele vordering tot voeging (pas) ingesteld op de rol van 27 juli 2023. Het niet tijdig ingediend zijn van de incidentele conclusie leidt tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] in hun incidentele vordering.
2.3
Het hof zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor beraad door [verweerder 1] , [verweerders 2&3] en de VvE.

3.De beslissing

Het hof:
in de incidenten:
verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in hun vordering;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, aan de zijde van [verweerder 1] en [verweerders 2&3] begroot op € 1.531,00 en aan de zijde van de VvE op € 1.531,00 aan salaris van de advocaat, te vermeerderen met de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit arrest;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaken:
verwijst de zaken naar de rol van 14 november 2023 voor beraad door [verweerder 1] , [verweerders 2&3] en de VvE;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, D. Kingma en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.