ECLI:NL:GHAMS:2023:2558
Gerechtshof Amsterdam
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vordering tot voeging/tussenkomst in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de vordering tot voeging/tussenkomst van een aantal eisers. De eisers, die betrokken waren in de incidenten, hebben hun vordering tot voeging ingediend na de memorie van antwoord, wat in strijd is met artikel 218 Rv. Het hof oordeelt dat de eisers hun incidentele vordering te laat hebben ingediend, aangezien de laatste conclusie in het aanhangige geding, de memorie van antwoord, op 8 juni 2021 is ingediend. De eisers hebben hun vordering pas op 27 juli 2023 ingesteld, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van hun verzoek. Het hof heeft de hoofdzaak naar de rol verwezen voor beraad door de betrokken partijen.
In de beslissing verklaart het hof de eisers niet-ontvankelijk in hun vordering en veroordeelt hen in de kosten van het incident, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 1.531,00 per partij. Het hof heeft het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaken naar de rol van 14 november 2023 verwezen voor beraad. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van het hof, bestaande uit de rechters L. Alwin, D. Kingma en E.K. Veldhuijzen van Zanten.